• No results found

Schoolexamen markstructuren schoolexamen klas 5-VWO (A5econ3) Veenlanden College

2018/2019

Maart 2019

VWO 5

Economie

STOF

Module markt en overheid

Dit schoolexamen bestaat uit 23 vragen.

Voor deze toets zijn maximaal 43 punten te behalen.

Bij elke vraag staat hoeveel punten er maximaal met een goed antwoord

behaald kunnen worden.

LET OP: er is een uitwerkbijlage!

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening vereist is, worden

aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of

berekening ontbreekt.

Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden etc.) dan er worden

gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft

meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de

beoordeling meegeteld.

Je hebt nodig: een pen en een gewone rekenmachine.

Rond af op twee decimalen. Als je blokkeert bij een tijdrovende opgave,

ga dan eerst door met de volgende vraag. Je mag, graag zelfs, schrijven,

markeren etc. op dit opgavenblad.

Opgave 1 Processor computers

In een Europees land is de totale productie en verkoop van processors voor

computers in handen van één onderneming met de naam Pion. De uitgangssituatie

van Pion is weergegeven in bron 1.

Bron 1 Gemiddelde en marginale opbrengst Pion

In de uitgangssituatie gelden verder de gegevens uit bron 2.

Bron 2 Gegevens Pion

Prijsafzetfunctie: p = –2q + 300

Hierin is:

p = prijs in euro’s

q = aantal processors in miljoenen

Er is sprake van proportioneel variabele kosten.

De totale constante kosten bedragen € 4,9 miljard.

Pion streeft in de uitgangssituatie naar maximale totale winst en heeft daartoe de

verkoopprijs vastgesteld op € 190. De winst in deze uitgangssituatie is dermate hoog

dat nieuwe aanbieders tot de markt willen toetreden, ondanks de hoge investeringen

die bij toetreding nodig zijn. Pion wil toetreding van concurrenten moeilijker maken en

overweegt de twee mogelijke strategieën uit bron 3.

Bron 3 Mogelijke strategieën Pion

Strategie A

Het verlagen van de verkoopprijs, waardoor de afzet stijgt naar 70 miljoen

processors. Bij deze afzet is de totale winst € 0,7 miljard.

Strategie B

Pion blijft streven naar maximale totale winst en gaat over tot productdifferentiatie

door twee typen processors op de markt te brengen. Er zal nu sprake zijn van twee

markten, waarvoor de volgende tabel geldt.

Markt 1

Markt 2

Prijsafzetfunctie

p = –4q + 300

p = –q + 150

Marginale kosten (in euro’s) MK = 100

MK = 40

Afzet bij maximale totale

winst

25 miljoen

55 miljoen

1. Leg uit hoe uit de gegevens en bronnen 1 t/m 3 kan worden afgeleid dat in

de uitgangssituatie geldt: MK = 80. (2p)

2. Toon aan dat de gemiddelde totale kosten (GTK) 150 zullen bedragen bij de

uitvoering van strategie A. (2p)

3. Arceer in de grafiek in de uitwerkbijlage de totale winst die Pion zal behalen

bij uitvoering van strategie A. (1p)

4. Toon met een berekening aan dat de maximale totale winst van Pion bij

strategie B lager zal zijn dan bij strategie A. (3p)

5. Leg uit hoe de onderneming door productdifferentiatie de toetreding van

concurrenten moeilijker kan maken. (2p)

Opgave 2 Overheidsingrijpen

Voor sommige markten stelt de overheid een maximumprijs in. In de grafiek in bron 4

is sprake van een monopolie. De ingestelde maximumprijs (P

max

) is weergegeven in

de grafiek.

Bron 4 Monopolie in grafiek

Zonder overheidsingrijpen zou het bedrijf de verkoopprijs vaststellen op p = p

o.

6. Welke doelstelling streeft het bedrijf na bij een prijs van p = p

o

? Leg je

antwoord uit. (1p)

7. Geef een reden waarom de overheid een maximumprijs instelt. (1p)

Door het instellen van de maximumprijs is het Harberger-welvaartsverlies kleiner dan

zonder ingrijpen van de overheid.

8. Arceer in de grafiek op de uitwerkbijlage met hoeveel het Harberger-

welvaartsverlies afneemt door het instellen van de maximumprijs. (2p)

Het Harberger-welvaartsverlies bij monopolies kan geheel worden voorkomen door

een optimale maximumprijs in te stellen.

9. Welke prijs moet in deze monopoliesituatie worden vastgesteld om

vergelijkbaar met volledige mededinging de Pareto-efficiency te herstellen?

Leg je antwoord uit. (2p)

Opgave 3 Internetverbindingen

Triple Play is de naam voor breedbandverbindingen waarbij consumenten de

mogelijkheid krijgen via één aansluiting internet, televisie en telefoon te gebruiken.

De markt voor Triple Play in een land wordt beheerst door enkele bedrijven. Er zijn

twee technieken voor levering, ADSL en kabel, die onderling verschillen wat betreft

verbindingssnelheid en stabiliteit. Steeds meer consumenten zijn overgestapt of

willen binnenkort overstappen op Triple Play.

10. Noem een overeenkomst en een verschil tussen een markt waar sprake is

van monopolie en een markt waar sprake is van monopolistische

concurrentie. (2p)

11. Citeer de twee zinnen uit bovenstaande tekst waaruit blijkt dat er sprake is

van een heterogeen oligopolie. (2p)

Om beter te kunnen concurreren tegen de ADSL-aanbieders kiezen de

kabelbedrijven voor een fusie. Hierdoor ontstaat één landelijk kabelbedrijf,

Cassandra, dat Triple Play levert tegen een prijs van € 160 per maand. In bron 5 zie

je de marktaandelen van Cassandra en de overige aanbieders van Triple Play, direct

na de fusie.

Bron 5 Marktaandelen Cassandra en overige aanbieders

Aanbieder

Techniek

Marktaandeel

(in % van het totale aantal

Triple Play-aansluitingen)

Cassandra

Kabel

38%

Overige aanbieders ADSL

62%

Bron 6 laat de marginale opbrengst (MO), de gemiddelde opbrengst (GO), de

gemiddelde variabele kosten (GVK) en de marginale kosten (MK) van Cassandra

zien.

Bron 6 Gemiddelde opbrengst, marginale opbrengst, gemiddelde

variabele kosten en marginale kosten Cassandra

Voor Cassandra geldt de totale kostenfunctie uit bron 7.

Bron 7 Totale kosten Cassandra

TK = 80q + 50 miljoen (kosten in euro’s per maand)

Hierin is:

TK

= totale kosten

q

= aantal Triple Play-aansluitingen in stuks

De concurrentiestrijd tussen Cassandra (ca) en de overige aanbieders van Triple

Play (ov) komt tot uiting in de twee vraagfuncties uit bron 8.

Bron 8 Vraagfuncties Cassandra en overige aanbieders

Qv

ca

= –5p

ca

+ 3p

ov

+ 520

Qv

ov

= –3p

ov

+ 2p

ca

+ 480

Hierin is:

Qv

ca

= gevraagde hoeveelheid aansluitingen voor Cassandra (x 10 000)

Qv

ov

= gevraagde hoeveelheid aansluitingen voor de overige aanbieders (x

10 000)

p

ca

= prijs Cassandra per aansluiting, per maand

p

ov

= prijs overige aanbieders per aansluiting, per maand

De directie van Cassandra kiest ervoor het marktaandeel in procenten van de totale

marktafzet te vergroten, door te streven naar maximale totale omzet. Als

randvoorwaarde stelt de directie dat Cassandra geen verlies mag lijden. De directie

veronderstelt dat de concurrenten niet zullen meegaan met de prijsverlaging van

Cassandra en dat zij voor Triple Play € 160 zullen rekenen, net als voorheen

Cassandra.

12. Is het voor Cassandra mogelijk het marktaandeel te vergroten, binnen de

gestelde randvoorwaarde? (4p)

● Bereken voor het beantwoorden van deze vraag het nieuwe marktaandeel.

● Bereken vervolgens of de gestelde randvoorwaarde gerealiseerd kan worden.

13. Leg uit dat het te verwachten valt dat de concurrenten wél zullen reageren

op de prijsverlaging van Cassandra. (2p)

14. Verschuift de vraaglijn van Cassandra naar links of naar rechts indien de

prijsverlaging van Cassandra wél zou worden gevolgd door de

Opgave 4

In het land wordt de nodige alcoholhoudende drank genuttigd. In verband met de

volksgezondheid wil de overheid dat gebruik terugdringen. Ook de belasting op

alcoholhoudende drank, die voorheen € 2,00 per liter bedroeg, wordt daarom fors

verhoogd. Tegelijkertijd wordt de belasting op frisdrank aanzienlijk verlaagd. De

effecten van beide belastingmaatregelen op de markt van alcoholhoudende drank

vind je in bron 9.

Bron 9 Markt van alcoholhoudende drank

15 . Met welk bedrag per liter is de belasting op alcoholhoudende drank

verhoogd? (1p)

16 .Verklaar de verschuiving van de vraaglijn van alcoholhoudende drank. (2p)

17. Neemt de totale opbrengst van de belasting op alcoholhoudende drank toe

Opgave 5 Treinreizen

In een land is het reizigersvervoer per spoor volledig in handen van de particuliere

onderneming RAIL. RAIL heeft met het oog op haar bedrijfsresultaat een

tariefsverhoging aangekondigd waardoor de prijs per reizigerskilometer stijgt van 5,9

naar 6,4 eurocent.

De kwaliteit van de dienstverlening laat echter te wensen over: de treinen zijn overvol

en rijden vaak niet op tijd. De voorgenomen tariefsverhoging roept daardoor zoveel

protesten op dat deze wordt besproken in het parlement. Een van de politieke

partijen doet het voorstel een wet aan te nemen waarin wordt bepaald dat RAIL de

prijs altijd zodanig moet vaststellen dat er winst noch verlies wordt gemaakt. Daarbij

ontstaat een discussie over de voor- en nadelen van een dergelijk ingrijpen in de

markt door de overheid.

Bron 10

Prijsvraaglijn en kostprijs van reizigerskilometers

Voor de tariefsverhoging is de prijs per reizigerskilometer ...(1)... dan de kostprijs per

reizigerskilometer en is er bij RAIL sprake van ...(2)....

18 . Wat moet in plaats van (1) en (2) worden ingevuld om een economisch

correcte tekst te krijgen? Kies de juiste woorden. (2p)

Bij (1): hoger / lager

Bij (2): verlies / winst

19 . Bereken met hoeveel euro de omzet stijgt als de door RAIL aangekondigde

tariefsverhoging doorgaat. (2p)

20. Hoe hoog wordt de prijs per reizigerskilometer als het voorstel van de

politieke partij wordt aangenomen? (1p)

21. Gaat door de bij vraag 20 vastgestelde prijs het consumentensurplus

omhoog of omlaag? Licht je antwoord toe. (1p)

Kees zegt dat overheidsingrijpen in de markt in de beschreven situatie de consument

op korte termijn voordeel oplevert ten opzichte van de aangekondigde

tariefsverhoging. Josette zegt dat overheidsingrijpen in de beschreven situatie op

lange termijn nadeel oplevert.

22. Kies het standpunt van Kees of Josette en geef een verklaring voor het

gekozen standpunt. (2p)

23. Is er in dit land bij het reizigersvervoer per rail sprake van een collectief

goed, of een individueel goed? Leg je antwoord uit. (2p)

Uitwerkbijlage

Naam:

Opdracht 3

Bijlage 3 Antwoorden Schoolexamen markstructuren schoolexamen

klas 5-VWO (A5econ3) Veenlanden College

SE 3 VWO 5 antwoorden

1 Voorbeelden van een goed antwoord: 1 Op basis van de figuur in bron 1:

Maximale totale winst bij een prijs van 190 betekent MO = MK bij: q = 55 en MO = 80 ® MK = 80.

2 Op basis van de prijsafzetfunctie:

GO = −2q + 300 bij een prijs van 190 ® 190 = −2q + 300 ® q = 55

MO = −4q + 300 ® MO = −4 × 55 + 300 = 80 ® MK = 80 2 p 2 Voorbeelden van een goed antwoord:

1 MK = GVK = 80

GCK = = 70

GTK = 80 + 70 = 150

2 Bij q = 70 geldt p = 160 ® TO = 70 000 000 000 × 160 = 11,2 miljard. TK = 11,2 miljard – 0,7 miljard = 10,5 miljard ®

GTK = = 150 2 p

3

1 p

4 Markt 1: MO = MK ® –8q + 300 = 100 ® q = 25 ® p = –4 × 25 + 300 = 200. Markt 2: MO = MK ® –2q + 150 = 40 ® q = 55 ® p = –55 + 150 = 95.

TO = (25 miljoen × 200) + (55 miljoen × 95) = 10,225 miljard (2p) TK = (25 miljoen × 100) + (55 miljoen × 40) + 4,9 miljard = 9,6 miljard – (1p)

TW = 0,625 miljard 3 p

0,625 miljard <0,7 miljard, dus winst daalt bij strategie B inderdaad tov strategie A

4,9 miljard 70 miljoen

10,5 miljard 70 miljoen

5 Voorbeelden van een goed antwoord:

• Een nieuw product kan een innovatie zijn die een technologische voorsprong biedt op mogelijke nieuwe concurrenten, waardoor zij (nog) niet aan de specifieke vraag naar dit product kunnen voldoen.

• Een product wordt tegen een dusdanig lage prijs aangeboden dat het voor nieuwe

concurrenten moeilijk zal zijn tegen diezelfde prijs rendabel te produceren, mede gezien de

hoge startinvesteringen. 2 p

6 Maximale winst; bij deze prijs geldt MO=MK. 1 p

7 Voorbeelden van een goed antwoord:

• Om consumenten / afnemers te beschermen tegen te hoge prijzen. Om vraag / productie te stimuleren.Om het consumentensurplus te verhogen.

1 p 8.

Als leerlingen alleen harbergerdriehoek arceren 1 pt. Als ze de totale afname arceren 2 p 9 De maximumprijs waarbij p = MK (ter hoogte van het snijpunt van de p-lijn en de MK-lijn).

2 p

10 Overeenkomst: op beide markten is de aanbieder in meer of mindere mate prijszetter.

Verschil: bij een monopolie is er slechts één aanbieder, bij monopolistische concurrentie zijn er

veel aanbieders. 2 p

11 Oligopolie: ‘De markt voor Triple Play in een land wordt beheerst door enkele bedrijven.’ Heterogeen: ‘Er zijn twee technieken van levering, adsl en kabel, die onderling verschillen wat

betreft verbindingssnelheid en stabiliteit.’

Per zin 1 pt. Tot 2 p

12 De totale omzet van Cassandra is maximaal als MO = 0. Dit geldt bij een prijs van € 100 (zie de grafiek in bron 2).

Qvca = –5 × 100 + 3 × 160 + 520 = 500 (× 10 000)

Marktaandeel: × 100% = 71,4% (is groter dan de oorspronkelijke 38%). De totale opbrengsten (= omzet) bedragen: 5 000 000 × € 100 = €500 miljoen. De totale kosten bedragen: 5 000 000 × € 80 + € 50 miljoen = € 450 miljoen.

Er is dus € 50 miljoen winst en dus wordt er voldaan aan de randvoorwaarde van geen verlies. Puntenverdeling:

- Qvca en Qvov resp. 500 en 200 (1p)

- marktaandeel berekend (1p) - TO uitgerekend (1p)

- TK uitgerekend (1p) totaal: 4 p

13 De overige aanbieders zullen hun afzet (en winstgevendheid) zien dalen door de prijsverlaging van Cassandra; zij zullen hier waarschijnlijk wel op reageren. 2 p

14 Naar links. Als de concurrenten ook hun prijs verlagen, zal Cassandra minder verkopen bij

dezelfde prijs. 2 p

15 De aanbodlijn (collectieve MK-lijn) schuift 50 cent omhoog. De belasting per liter is dus met 50

cent verhoogd. 1 p

16 Door de belastingverlaging is frisdrank relatief goedkoper geworden. Meer mensen drinken frisdrank in plaats van alcoholhoudende dranken. De vraaglijn van alcoholhoudende dranken

schuift hierdoor naar links. 2 p

17 oude belastingopbrengst: € 2 × 16,5 (× 100 miljoen liter) = € 3.300 miljoen

nieuwe belastingopbrengst: € 2,50 × 16,125 (× 100 miljoen liter) = € 4.062,5 miljoen

Er is dus een toename van de totale opbrengst van de belasting op alcoholhoudende drank.

2 p

18 Voor de tariefsverhoging is de prijs per reizigerskilometer lager dan de kostprijs per

reizigerskilometer en is er bij RAIL sprake van verlies. 2 p 19 nieuwe omzet: 14 miljard × 0,064 = 896,0 miljoen

oude omzet: 14,2 miljard × 0,059 = 837,8 miljoen –

stijging: 58,2 miljoen 2 p

20 6,1 cent 1 p

21 Omlaag, want de verkoopprijs gaat omhoog. Dit gaat ten koste van het consumentensurplus

1 p

22 Kees: de toegankelijkheid van het openbaar vervoer wordt vergroot doordat de prijsstijging wordt beperkt.

Josette: de kans bestaat dat de kwaliteit verslechtert doordat het bedrijf minder middelen heeft

om te investeren. 2 p

23 Een individueel goed; het goed kan individueel worden aangeboden aan de consument. 2 p Uitleg waarbij wordt aangetoond waarom het geen collectief goed (uitsluiten, gelijktijdig gebruik

maken en individuele prijs is beschikbaar) is, wordt ook goedgekeurd.

500 700

Bijlage 4 Inhoudsanalyse Schoolexamen markstructuren