• No results found

3. Afrika als laboratorium

3.1 Een schilderes in oorlogstijd De Haas die op eigen benen kwam te staan

De Haas die op eigen benen kwam te staan

Biografie

Op jonge leeftijd wist De Haas al dat ze schilderes wilde worden. Ze begon daarom al heel vroeg met schilderlessen. In het jaar 1885 was ze in Berlijn geboren. Haar vader was een majoor en haar moeder een schrijfster. Gedurende haar jeugd verhuisde ze vaak en uiteindelijk kwam ze in Eisenach terecht. Daar ging ze naar de Kaiserlichen Malschule. Na haar opleiding trouwde ze met de priester Rudolf de Haas en maakt ze een huwelijksreis naar Afrika. Later nam haar man haar mee naar verschillende Duitse gemeentes waar hij predikte. Ook kregen ze voor de oorlog nog twee kinderen. In de gemeenten Nazza en Hallungen schilderde ze veel. In 1914 ondernam het echtpaar een tweede Afrikareis. Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog duurde deze veel langer dan de geplande vier maanden. Ze konden pas na zeven jaar terugkeren naar Duitsland. Toen ze terug van haar reis was, schreef ze haar reisverslagen. Ook raakte ze in Nazza weer aan het schilderen. De werken die ze in deze periode maakte gaven haar lokale bekendheid. Haar leven kwam in 1976 ten einde.175

Synopsis

In Urwaldhaus und Steppenzelt blikt De Haas terug op haar periode in Zanzibar en Duits-Oost- Afrika. In Zanzibar had ze samen met haar man een eigen huisje en maakten ze ontdekkingsreizen naar verschillende dorpjes. Ze werden voortdurend begeleid en ondersteund door ‘Boys’. Ook schilderde De Haas in Zanzibar de inwoners en de landschappen. Later vervolgden ze hun reis in het Kilimanjarogebied (in het noorden van Duits-Oost-Afrika). Daar

173 Von Strandmann, ‘Imperialism and Revisionism’, 100.

174 Michael Perraudin en Jürgen Zimmerer beweren dan ook dat het nalatenschap van de koloniale ervaring en de

invloed daarvan op de Duitse verbeelding en de ‘sense of self’ amper veranderden toen de Nazi’s aan de macht kwamen. Michael Perraudin en Jürgen Zimmerer, ‘Introduction’ in: Ibid, German Colonialism and National Identity (Londen en New York 2004) 3.

175 Arichve.today.vn, https://archive.vn/20130211144926/http://www.nazza.de/gemeinde.asp (geraadpleegd op 1

juni 2020). Alan Corckhill, ‘The images of queensland in the writings of Stefan von Kotze and Rudolf de Haas’, Literature in North Queensland 14:1 (1986) 12-23.

vertelt ze over de jachtsafari’s die ze ondernamen. In tegenstelling tot de mannen waarmee ze reisde, joeg ze niet op dieren, maar schilderde ze deze.

Toen de oorlog uitbrak, ging haar man in dienst. Ook De Haas wilde een bijdrage aan het thuisland leveren. Ze werd daarom een verpleegster. Later begon de opmars van de Britten. Een erg lange en zware tocht naar het zuiden volgde. Samen met dertig Träger reisde ze naar Aruscha. Dit was de eerste safari die ze zelfstandig ondernam. Door de opmars van de Britten werd de situatie in Aruscha al snel precair. Er heerste schaarste en veel Afrikaanse arbeiders vluchtten voor hun werknemers. Ook zaten de Britten haar echt al de tijd op de hielen en moest ze alsmaar verder naar het zuiden. Uiteindelijk kwam ze in Dar el Salaam aan. Al snel namen de Britten de hoofdstad over. Ze werd daar een periode vastgehouden. Uiteindelijk moest ze weg. Op een Brits schip voer ze naar Rotterdam.

Schilderen in de kolonie

Voordat De Haas naar Duits-Oost-Afrika vertrok, was ze al schilderes van beroep. Het schilderen en het verkopen van schilderijen waren daarom niks nieuws. Wel moest ze, om daar te kunnen schilderen, zich onderdompelen in de Afrikaanse natuur en zich begeven onder de Afrikanen. In Urwaldhaus und Steppenzelt reflecteert De Haas op haar doeken. Voor haar representeert de zwarte huidskleur van de Afrikanen de hel. Daardoor past ze volgens Karolina Dorothea Fell op ‘farbästhetischer Ebene’ in een lange traditie van rassentheorieën.176 Ze projecteert namelijk Europese denkbeelden op de dingen die ze schilderde. Fell beweert daarom het volgende: ‘Das Fremde wird im Vergleich wie das Bekannte, es wird zum Eigenen.’177 Hoewel het schilderen zeker een vorm van intellectuele toe-eigening was, was het misschien wel belangrijker dat ze met het schilderen grip kreeg op de koloniën. Tijdens haar ontdekkingsreizen ontdeed ze het donkere continent van zijn mysterie. Inderdaad, met het schilderen “ontdekte” ze de landschappen. Pas op het doek kregen deze namelijk een (vaste) vorm die haarzelf bekend was. Ook kreeg ze met het schilderen grip op de Afrikanen. Niet alleen poseerden de Afrikanen voor De Haas en deden ze dus wat ze hen vroeg om te doen, maar ook als de Afrikanen zich op het doek bevonden, vormden ze geen gevaar meer voor haar.

Beide vormen van controle verloor De Haas op bepaalde momenten. Haar grootste angst was dan ook dat de Afrikanen in opstand kwamen. Toen er geruchten onder de Afrikanen kwamen dat ze veel geld met haar schilderijen verdiende, voelden de Afrikanen zich uitgebuit

176 Karolina Dorothea Fell, Kalkuliertes Abenteuer. Reiseberichte deutschsprachiger Frauen (1920-1945)

(Stuttgart en Weimar 1998) 78.

en weigerden ze om voor haar te poseren. Ook in het begin van het boek leken haar portretten van de Afrikanen tot leven te komen: ‘Ausgeburten der Hölle stierten mich an, wohin ich auch blickte!’178 Later kwam ze erachter dat ze zich dit had ingebeeld. Wel was dit een voorbode voor wat er kwam te gebeuren: toen de Britten het land introkken werden de Afrikanen namelijk opstandig.

Tijdens de oorlog werd het schilderen bovendien belangrijker voor De Haas. Toen had ze het geld van haar schilderijen nodig om financieel rond te komen. De Britten hadden namelijk de banken overgenomen en lieten de Duitsers op rantsoen leven. Het schilderen noemt ze vanaf dat moment haar werk en bovendien stond ze vroeg op om te kunnen schilderen. Haar dagen waren ‘mit ernster Arbeit angefüllt.’179 Ook begon ze haar schetsen te kopiëren en in opdracht van de Duitsers en de Britten te werken. De Britse overname, de precaire situatie en de afwezigheid van haar man dwongen haar ertoe om van haar werk te leven en dus financieel zelfstandig te zijn. Ook omdat ze haar kinderen niet had meegenomen, kon ze zich volledig storten op haar werk. De (voormalige) kolonie was voor haar een ruimte waar ze afstand kon doen van haar rol als echtgenoot en moeder.

Verplegen tijdens de koloniale oorlog

Toen de oorlog uitbrak begon ze ook als verpleegster te werken. Tijdens de safari’s die ze voor de oorlog ondernam, kwam ze ‘eine alte erfahrene Schwester’ tegen.180 De manier waarop ze zuster Elizabeth bewondert, laat zien dat ze een vrij conventioneel idee heeft van wat dit beroep behelst. Zo verbindt De Haas het zusterwerk aan de moederrol die vrouwen volgens haar hebben te vervullen. In het ziekenhuis liet de Elizabeth haar zwarte baby zien. Elizabeth vertelde haar dat de moeder van de baby was gestorven en dat zij haar daarom had geadopteerd. Elizabeth’s rol als zuster liep dus naadloos over in haar moedersrol. In het domein van het ziekenhuis gaf ze haar moederlijke zorg aan zowel haar dochter als haar patiënten.181

Ook komen er religieuze aspecten in De Haas haar beschrijving van Elizabeth naar voren. Ze schrijft dat Elizabeth uitgebuit werd en dat ze zonder aarzelen alles gaf om haar patiënten te genezen.182 Het idee van vrouwelijke zelfopoffering komt dus duidelijk naar voren. De Haas claimt niet dat Elizabeth dit deed uit een religieuze roeping of dat ze zich daarmee

178 De Haas, Urwaldhaus und Steppenzelt, 10. 179 Ibidem, 309.

180 Ibidem, 96.

181 Wildenthal beweert dat het beroep van verpleegster in de late negentiende eeuw in Duitsland in toenemende

mate gekoppeld werd aan een nieuw ideaal van moederschap. Deze ontwikkeling grijpt terug op de traditie waarin moeders zieke familieleden verzorgen. Wildenthal, German Women for Empire, 13.

onderwerpt aan een heilige autoriteit.183 Wel stemt het handelen van Elizabeth sterk overeen met de Christelijke deugden voor verpleegsters.184

Ook De Haas begon, toen de oorlog uitbrak, als verpleegster te werken. Ze deed dit werk uit de wens om bij te dragen aan het thuisland: ‘langsam wächst der Wunsch, mithelfen zu dürfen an der großen Arbeit, in deren Dienst daheim hinter den Kriegschauplätzen Tausende von Frauen ihre Lebensbestätigung finden.‘185 Met dit werk streefde ze dus duidelijk niet naar financiële onafhankelijkheid of naar een eigen carrière.186 De oorlog was de aanleiding dat zij ging verplegen in de kolonie. Het was zeker niet de intentie van haar reis om dit werk te gaan doen. In het begin had De Haas ook scepsis over haar vaardigheden. Ze twijfelde of haar ‘Kraft zu der Arbeit ausreichen würde.‘187 Uiteindelijk bleek ze wel in staat om het werk te doen, want: ‘Das Verantwortungsgefühl stärkte merkwürdig alle Fähigkeiten, aber es hatte auch nicht an fachgemäßer Anleitung gefehlt, […] die es mir ermöglichte, ohne wesentliche Versäumnisse meine Pflicht zu erfüllen.‘188

Ze had dan ook grote verantwoordelijkheden. Een aantal eigen patiënten had ze namelijk onder haar eigen gezag. Door de voedselschaarste moest ze met andere zusters strijden om voor haar eigen patiënten het meeste en het beste voedsel te krijgen.

In tegenstelling tot Elizabeth die zelfstandig haar eigen ziekenhuis runde, was er in het ziekenhuis waar De Haas werkte wel degelijk sprake van een hiërarchische structuur. Het was dokter Ludwig Deppe waarbij ze in dienst ging. Voordat ze in Dar el Salaam aankwam, werkte ze een kortere periode ook al in een, weliswaar, veel kleiner hospitaal. Ook dit deed ze uit een plichtsgevoel om het thuisland in oorlogstijd te dienen. Daar was er geen mannelijke dokter die de verpleegsters coördineerde. De stafarts was namelijk weg en daarom ‘waren [wir] uns selbst überlassen.’189 Samen met twee andere vrouwen coördineerde ze de ziekenzorg.

183 Sommige verpleegsters die in de koloniën werkten in de late negentiende eeuw zagen hun werk wel als heilige

roeping. Wildenthal, German Women for Empire, 25.

184 Dit past in de trend van de negentiende (en ook begin van de twintigste) eeuw waarin verplegen meer en meer

een geseculariseerde professie werd. Ibidem, 13.

185 Ook dit grijpt terug op een langere (Duitse) traditie waarin verplegingswerk een patriottistische connotatie

heeft. Er waren namelijk veel verpleegsters ten tijden van de Napoleontische oorlogen en de Duitse Eenwordingsoorlogen. Ibidem. De Haas, Urwaldhaus und Steppenzelt, 274.

186 Frieda von Bülow beschreef het verplegen in de koloniën als een mogelijkheid voor vrouwen om

onafhankelijkheid en autonomie na te streven. Er waren dus zeker vrouwen die deze ambitie wel hadden. Wildenthal, German Women for Empire, 35.

187 De Haas, Urwaldhaus und Steppenzelt, 274. 188 Ibidem, 279.

Een gemeenschap van zusters

De situatie waar de zusters zich in vonden dwong hen ertoe om zich sterker te verenigen. Niet alleen waren haast alle mannen in de kolonie naar het front gestuurd, ook waren er veel minder Afrikanen die voor hen konden werken. Deze moesten voor een groot deel immers eveneens aan het front vechten. Bovendien heerste er schaarste. Dit kwam onder andere omdat de Indiërs in Duits-Oost-Afrika de orders van de Britten volgden en daarom al de levensmiddelen van de Duitsers weghielden. Als gevolg daarvan waren de verpleegsters waarmee De Haas samenwerkte ‘zum größten Teil auf die Mildtätigkeit derjenigen Frauen angewiesen, die ihren eigenen Hausstand hatten und uns gaben, was sie entbehren konnten.’190 Dus door de precaire situatie en de zelfopgelegde plicht om het oorlogsbelang te dienen, waren de Duitse vrouwen in toenemende mate afhankelijk van elkaar.

Duidelijk wordt wel dat de vrouwen uit eigen wil en naar eigen inzicht een bijdrage aan het front leverden: ‘Nun stand mit einem Male der Krieg ernst und drohend vor uns, und jeder einzelne mußte Stellung dazu nehmen.’191 Een vrouw die vroeger zuster was geweest, begon daarom het hospitaal te leiden. Ook was er een vrouw die de ‘brennendste Frage’ over de voedselvoorziening in het hospitaal kon oplossen.192 Nadat de zusters haar vroegen, toonde ze zich bereid om het eten voor de patiënten te koken. De Haas begon ook een verantwoordelijkheidsgevoel tegenover deze gemeenschap te voelen. Toen ze ziek werd ‘war [ich] zu meinem schmerzlichsten Bedauern unfähig, bei der Arbeit zu helfen, die sich nun schwer und gewichtig auf die Schultern der beiden anderen legte.’193 Er was dus niet alleen sprake van een samenwerking tussen, maar ook van een groepsgevoel onder de Duitse zusters. De Haas voelde de plicht om de andere zusters te helpen.

Er was nog een gemeenschap van Duitse vrouwen waar De Haas deel van uitmaakte. Deze werd door de beslissingen van mannen gevormd. Het waren namelijk Duitse mannen die gingen over de evacuatie en de huisvesting van de vrouwen. Desalniettemin hield de vrouwengemeenschap een eigen vrije wil en wist deze soms ook door te drukken. Zo wilde een man de vrouwen uit een dorp evacueren naar een veilig huis op een koffieplantage. De vrouwen stonden er echter op een bijdrage te leveren aan de oorlogsinspanning en mensen te verplegen. Ze kregen hem uiteindelijk zo ver om dit plan toe te staan en werden dus niet geëvacueerd.

190 De Haas, Urwaldhaus und Steppenzelt, 207. 191 Ibidem.

192 Ibidem, 208. 193 Ibidem.

Opvallend is dat na de Britse overname de belangen van de vrouwen door organisaties van Duitse mannen behartigd werden. Zo was er in het veroverde Dar el Salaam een comité gevormd waarin Duitse mannen discussieerden over de wetten die de Britten Duitse vrouwen oplegden. Ook op het schip dat de Duitsers naar Rotterdam voer was het een man die ‘unsere Rechte und Pflichten vor den Engländern erwog und vertrat.’194 Dit spreekt Wildenthal’s bewering tegen dat vrouwen in hun memoires de Britse deportaties beschreven als een mogelijkheid om voor zichzelf op te komen en de Britse bevelen niet op te volgen.195 De Haas liet in haar beschrijving van haar deportatie niet zien dat ze zichzelf kon beschermen. Was ze daarom ook weerloos nadat haar man haar verliet en ze zelfstandig door Afrika moest reizen?

Met Träger op safari

In haar memoires heeft De Haas het veel over haar eigen zwaktes en haar angsten. Ze wordt bovendien vaak ziek. In tegenstelling tot andere schrijfsters van Afrikaboeken (bijvoorbeeld Höpker) bewees zij niet dat vrouwen krachtig genoeg waren om zelfstandig in de koloniën te overleven. Het waren de mannen die joegen en haar van voedsel voorzagen. Bovendien werd ze tijdens de safari’s die ze ondernamen gedragen door Träger, omdat ze zelf te zwak dacht te zijn om bergen te beklimmen of om de Pori (dichtbegroeid gewas) te trotseren. Net als veel andere Duitsers was ze ervan overtuigd dat het klimaat in Duits-Oost-Afrika niet voor vrouwen geschikt was. Wel was ze in staat om Afrikanen aan te sturen.

De grootste angst van De Haas was dat de inheemse bevolking in opstand zouden komen. Ze dacht in zo’n situatie namelijk weerloos te zijn. Met het uitbreken van de oorlog dreigde er ook een opstand van Afrikanen te komen. Uiteindelijk bleef deze uit. Wel waren de Afrikanen een stuk minder gehoorzaam. Ze waren volgens De Haas namelijk bang dat ze krijgsgevangene zouden worden en daarom vluchtten deze om zich vrijwillig over te kunnen geven aan de Britten. Ook een deel van haar eigen Träger vluchtte tijdens een tocht die ze ondernam. Daardoor verloor ze een deel van haar bezittingen.

Desalniettemin kreeg ze tijdens de oorlog op persoonlijk niveau juist sterker grip op de Afrikanen. Zo ondernam ze zelfstandig een safari met dertig Träger die ze zelf aanstuurde: ‘Es war die erste Safari, die ich allein unternahm, und ich fühlte mich zu gleichen Teilen ein wenig stolz und ein wenig unsicher, wenn ich an die Abenteuer dachte, die man möglicherweise zu bestehen haben würde; denn ich kannte das Leben im Pori.’196

194 De Haas, Urwaldhaus und Steppenzelt, 330. 195 Wildenthal, German Women for Empire, 187-188. 196 De Haas, Urwaldhaus und Steppenzelt, 219.

Net als in het ziekenhuis bewees ze tijdens haar trip dat ze prima in staat was om verantwoordelijkheden te hebben en zelfstandig dingen te ondernemen. Het was de afwezigheid van haar man die haar ertoe dwong om zelfstandig te handelen. Tijdens haar safari had ze ook een wapen bij zich. Deze had ze om de Afrikanen te imponeren. Dit werkte effectief. Ze gaf hun orders en werd boos op hen als ze niet gehoorzaamden. Met deze safari bewees ze haarzelf en ook haar lezers dat vrouwen leiderschap konden nemen, zelfstandig konden handelen en krachtig genoeg waren om de Pori te trotseren.

Haar zelfstandigheid kende wel grenzen. Zo had haar man haar een ‘unerschrockener Jagdfundi’ die samen het haar ‘Boy Mdachi die Träger überwachen und für mich sorgen sollte.’197 Hij kwam echter niet opdagen toen ze vertrok en daarom kwam ze hem onderweg pas tegen. Ze strafte hem. Duidelijk stond ze dus boven hem. Later in haar safari wilde ze bovendien gaan jagen. In deze passage wordt duidelijk dat ze dit voorheen uit schaamte niet deed. Ze durfde nu te jagen, omdat er geen jagers in de buurt waren die haar uit zouden kunnen lachen. Uiteindelijk besloot ze toch om niet te jagen. Ze dacht namelijk dat haar wapen daar niet geschikt voor was. Desondanks dwong de afwezigheid van Duitse mannen haar er niet alleen toe om zelfstandig dingen te ondernemen, maar ook durfde ze daardoor meer dingen te doen. Dus, hoewel ze tijdens haar eigen safari nog altijd werd gedragen, kwam ze spreekwoordelijk op eigen benen te staan.