• No results found

B Economisch optimale overstromingskansen en slachtofferrisco’s voor de Limburgse Maas

B.2 Schattingen van schade en slachtoffers

B.2.1 Uitgangspunten

Voor het berekenen van schade en slachtoffers zijn inundatiescenario’s nodig. Voor de inundatiescenario’s van de dijkringen langs de Limburgse Maas is uitgegaan van bestaande simulaties die in het kader van de overstromingsrisicokaart Limburg zijn gemaakt (Dongen 2008). Als alternatief voor dijkdoorbraakscenario’s is hier door het adviesbureau Meander de zogenaamde ‘bakjesmethode’ toegepast. Daarbij wordt uitgegaan van het vollopen van de dijkringen tot het niveau van de rivierwaterstand. De maximale waterdiepte wordt eenvoudig bepaald door het verschil van de maximale waterstand en de lokale bodemligging. Door de waterstanden in GIS te combineren met de hoogte van het maaiveld is waterdiepte-informatie gegenereerd. Het instromen door bressen wordt dus niet gesimuleerd en er worden daarom ook geen stroomsnelheden en stijgsnelheden berekend. Deze methode brengt weliswaar een

verstoring van de volumebalans met zich mee, maar omdat de Limburgse dijkringen over het algemeen erg klein zijn, wordt dit acceptabel geacht.

Voor de waterstandsberekeningen op de rivier heeft Meander gebruik gemaakt van het HR2006_4-model met de TMR2006 (thermometer) randvoorwaarden. Voor de waterdiepte wordt de waterstand gebruikt met een herhalingstijd van 250 jaar.

Voor het berekenen van de schade en slachtoffers is vervolgens de standaard HIS schade- en slachtoffermethode gebruikt. Hiervan is bekend dat deze voor kleine gebieden en buitendijkse gebieden door de gekozen opzet (van postcodegebieden) minder geschikt is. Een alternatief is echter niet voor handen en ook voor de kleine dijkringen in WV21 is deze module gebruikt.

Omdat deze in de bakjesmethode niet worden berekend, is voor het bepalen van het aantal dodelijke slachtoffers een lage stijgsnelheid (minder dan 0,5 meter per uur) aangenomen. B.2.2 Resultaten

De slachtofferaantallen zijn in eerste instantie bepaald zonder rekening te houden met de mogelijkheid van preventieve evacuatie. Hier wordt later in de berekeningen nog voor gecorrigeerd. Voor de in deze paragraaf gepresenteerde schade- en slachtofferaantallen geldt een peildatum van het jaar 2000 (conform het huidige HIS-SSM).

Een aantal dijkringen is hierbij samengenomen vanwege het gebruikte dijkringenbestand (versie 4.0). Van de totale schade en slachtoffers die berekend worden, bevindt zich ook een deel buiten de dijkringen. Dit wordt apart in de tabel genoemd.

Tabel B.1 Schade, slachtoffers en getroffenen in de dijkringen langs de Limburgse Maas (jaar 2000, prijspeil 2000)

Dijkring Schade

(in miljoen Euro)

Slachtoffers (lage stijgsnelheid, zonder evacuatie) Getroffenen 54 221 18 6 548 55 157 15 4 515 56 26 2 940 57 8 0 116 58 1 0 12 59 16 2 547 60 24 2 875 61+62 64 3 1 135 63 34 2 778 64 17 1 609 65 59 6 1 812 66 2 0 114 67 5 0 193 68dgr 33 2 791 68rvg 255 24 7 155 69dgr 158 11 4 501 69rvg 14 0 2

Dijkring Schade (in miljoen Euro)

Slachtoffers (lage stijgsnelheid, zonder evacuatie) Getroffenen 70 49 4 1 497 71 1 0 47 72 0 0 0 73 3 0 116 74 10 1 311 75 23 2 413 76a 13 1 632 76b 12 0 14 76c 26 2 596 77 84 8 1 993 78 29 3 473 78a 0 0 0 79 25 1 691 80 5 0 77 81 49 4 2 174 82 1 0 42 83+84 149 17 6 254 85 3 0 60 86+87 63 8 1 437 88 7 1 191 89 1 0 13 90 405 24 12 113 91 39 3 923 92 42 4 1 671 93 58 4 1 283 94 2 0 219 95 0 0 0 Totaal binnendijks 2 192 175 63 883 Buitendijks 1075 29 5492

Totaal Limburgse Maas 3 267 204 69 375

B.2.3 Vergelijking met WV2127

Voor vier dijkringen langs de Limburgse Maas zijn schade en slachtofferberekeningen ook beschikbaar vanuit WV21. Een belangrijk verschil is dat in tegenstelling tot de studie van Meander, die uitgaat van toetspeilen bij 1:250 jaar waterstanden, de schade in WV21 gebaseerd is op een verwachtingswaarde van de schade, met een weging van overstromingsschade bij verschillende waterpeilen. Op basis van de 4 in WV21 meegenomen dijkringen kan globaal geconcludeerd worden dat de totale (materiële en immateriële) schade in geval van het ‘worst case’ scenario (schade berekend bij een waterstand met een 10 keer kleinere kans op voorkomen, dus 1/2500 per jaar) ongeveer 50% groter is dan de schade bij toetspeil. Doordat het worst case scenario voor 40% meetelt in de verwachtingswaarde van 27

De getallen kunnen vergeleken worden met die uit De Bruijn en Van Der Doef, 2011, bijlage E. De getallen kunnen niet direct worden vergeleken met die uit het MKBA rapport: in Tabel 4.1 en 4.2 in de MKBA zijn getallen opgenomen met een aangepast basisjaar en een aangepast prijspeil.

de schade, betekent dit dat de verwachte schade ongeveer 20% groter wordt wanneer ook rekening gehouden wordt met de schade uit het worst case scenario. Anders gezegd: de schade uit de studie van Meander moet met factor 1,2 worden vermenigvuldigd voordat deze vergeleken kan worden met de getallen uit WV21. Voor de slachtoffers en getroffenen is deze vergelijking minder eenduidig.

Hieronder zijn de resultaten naast elkaar gezet voor dijkring 65 (Arcen).

Tabel B.2 Vergelijk van schade, slachtoffers en getroffenen, dijkring 65

Dijkring Schade

(in miljoenen Euro)

Slachtoffers (zonder evacuatie)

Getroffenen

Studie “Meander” 59 6 1812

WV21 83 8* 2049

* In De Bruijn en Van der Doef (2011), bijlage E staat hier 2 op basis van een evacuatiefractie van 0,75. Hieronder zijn de resultaten naast elkaar gezet voor dijkring 68 (Venlo – Velden Noord).

Tabel B.3 Vergelijk van schade, slachtoffers en getroffenen, dijkring 68

Dijkring Schade

(in miljoenen Euro)

Slachtoffers (zonder evacuatie)

Getroffenen

Studie “Meander” 288 27 7946

WV21 174 44* 11063

* In De Bruijn en Van der Doef (2011), bijlage E staat hier 11 op basis van een evacuatiefractie van 0,75. Hieronder zijn de resultaten naast elkaar gezet voor dijkring 86+87 (Maasband en Meers).

Tabel B.4 Vergelijk van schade, slachtoffers en getroffenen, dijkringen 86 en 87

Dijkring Schade

(in miljoenen Euro)

Slachtoffers (zonder evacuatie) Getroffenen Studie “Meander” 63 8 1437 86 – WV21 4 0 124 87 – WV21 86 96* (NB: gebaseerd op hoge stijgsnelheid) 1315

* In De Bruijn en Van der Doef (2011), bijlage E staat hier 24 op basis van een evacuatiefractie van 0,75.

Uit deze vergelijking blijkt dat de resultaten van de berekeningen volgens de ‘bakjesmethode’ met de gegevens uit de Overstromingsrisicokaart Limburg qua ordegrootte bruikbaar zijn. Verschillen worden ook veroorzaakt door verschillen in de bodemligging (dat heeft te maken met verschillende versies van AHN en de filtering die hierop wordt uitgevoerd voor de gebouwen) en verschillen in aangenomen lokale waterstand (keuze voor waterstand bij het meest bovenstrooms gelegen punt (WV21) of een extrapolatie van de waterstanden vanuit het WAQUA model naar de “oevers” (Meander)).

Geadviseerd wordt bij de schade- en slachtofferschattingen met een factor 2 in bandbreedte rekening te houden.

B.2.4 Toename schade buitendijks bij hogere waterstanden

Om een indruk te krijgen ten aanzien van de toename van de buitendijkse schade door hogere waterstanden bij toetspeil, als gevolg van een eventuele strengere norm voor de Limburgse dijkringen, is een aanvullende schadeberekening uitgevoerd. Hiervoor zijn de waterdiepten in het onbedijkte deel van de Maas met een herhalingstijd van 250 jaar met 0,15 meter vergroot. De schade in het buitendijkse deel neemt hierbij toe van 1075 miljoen Euro naar 1125 (een toename van circa 4%). De totale toename (binnendijks en buitendijks) bedraagt circa 10% (van 3285 miljoen naar 3600 miljoen).

NB: Bij het gebruik van een grotere waterdiepte in de overstroomde gebieden om de schadetoename te bepalen wordt het effect van een groter oppervlak aan overstroombaar gebied bij een 15 cm hogere waterstand genegeerd. Dit wordt voor deze analyse acceptabel geacht.