• No results found

Samenvattingen van de uitspraken van de

105174 - 12.01 uitspraak 25-01-2012

Adviesgeschil VO - artikel 11 onder a WMS (wijzigen lessentabel)

De MR heeft een adviesgeschil ingediend omdat het bevoegd gezag in afwijking van het advies van de MR twee projecturen voor een sportklas in het vmbo heeft ingezet.

Deze uren komen in vmbo-tl in de plaats van een begeleidingsuur en het vak verzor-ging en in het vmko-kb in de plaats van het vak muziek en een uur techniek. Uit het voorschrift van art. 17 aanhef en onder c WMS leidt de Commissie af dat de termijn van zes weken voor het indienen van een adviesgeschil (art. 34 lid 2 WMS) begint te lopen vanaf de schriftelijke mededeling van het bevoegd gezag op welke wijze uitvoe-ring wordt gegeven aan het uitgebrachte advies, ook al is eerder uitvoeuitvoe-ring aan het besluit gegeven. Wat betreft de inhoud van het geschil stelt de Commissie vast dat het bevoegd gezag n.a.v. de bezwaren over de bekostiging van de sportklas en n.a.v. de voorgestelde alternatieve bekostigingsvoorstellen van de MR, heeft uiteengezet wat de argumenten waren om de sportklas op te nemen in de 32-urige schoolweek en waarom de alternatieven niet haalbaar waren. Daarmee zijn de verschillende belangen voldoende afgewogen. Verder is niet gebleken dat als gevolg van het besluit om de lessentabel te wijzigen, de belangen van de school ernstig worden geschaad. Voor wat betreft de schending van de procedurele voorschriften oordeelt de Commissie, dat deze op zichzelf niet zwaarwegend genoeg is om op grond daarvan te oordelen dat het verzoek van de MR gegrond is, met name niet omdat de MR voor de uitvoering van het besluit ervan op de hoogte was dat het bevoegd gezag het advies van de MR naast zich neer zou leggen. Overigens merkt de Commissie nog op dat vorderingen tot naleving door het bevoegd gezag van de verplichtingen jegens de MR op grond van art. 36 lid 1 WMS tot de uitsluitende bevoegdheid van de Ondernemingskamer beho-ren. Het bevoegd gezag heeft bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen om de lessentabel te wijzigen en om deze vervolgens in te voeren en dit besluit kan in stand blijven.

105158 – 12.02 uitspraak 09-02-2012

Interpretatiegeschil PO - artikel 7 lid 1 en artikel 22 onder d WMS en mede-zeggenschapsstatuut (openbaarheid vergaderingen en openheid en onderling overleg)

De GMR voert aan dat het bevoegd gezag zonder uitnodiging aanwezig is bij GMR-vergaderingen en voorts nodigt het bevoegd gezag schooldirecteuren uit voor de overlegvergaderingen met de GMR. Ook wordt de GMR gevraagd om zijn agenda per e-mail naar de schooldirecteuren te sturen. Openheid en openbaarheid liggen als algemene beginselen ten grondslag aan medezeggenschap op school in het algemeen en aan vergaderingen van de medezeggenschapsorganen en de informatieverstrek-king aan achterban en overlegorganen in het bijzonder. Onder omstandigheden kan de noodzaak bestaan om, ter wille van de vrije oordeelsvorming en de ongehinderde besluitvorming in de GMR, een uitzondering te maken op de openbaarheid van de vergaderingen van het desbetreffende medezeggenschapsorgaan. Dit is ook geforma-liseerd in artikel 20 lid 1 van het medezeggenschapsreglement van de GMR. Voor de overlegvergaderingen geldt dat bevoegd gezag en GMR - het genoemde artikel 20 zo veel mogelijk analoog toepassend - overeenstemming kunnen bereiken over het

verga-24

deren in beslotenheid. Zou daarover met het bevoegd gezag geen overeenstemming kunnen worden bereikt, dan zou de GMR kunnen overwegen het overleg voor enige tijd op te schorten, of te staken, om in elk geval het interne overleg in beslotenheid te laten plaatsvinden. In dat geval is artikel 20 van het medezeggenschapsreglement GMR weer rechtstreeks van toepassing.

Voor de agendaverspreiding geldt dat de GMR niet door het bevoegd gezag kan wor-den verplicht om zijn agenda per e-mail naar de schooldirecteuren te sturen, maar dat laat aan de andere kant onverlet de zorgplicht van de GMR om in deze op voldoende wijze inhoud te geven aan de algemene communicatienorm van de GMR zoals neer-gelegd in artikel 7 van het medezeggenschapsstatuut.

105207/105212/105224/105228 - 12.03 uitspraak 29-03-2012

Interpretatie-, advies- en instemmingsgeschil PO - reorganisatie (artikelen 10 onder b, 11 onder f en 12 onder b WMS, 22 onder f medezeggenschapsreglement) Een onderzoeksbureau heeft een rapport opgesteld over de doorgroei van het staf-bureau. Dit rapport is reden geweest om een ander onderzoeksbureau opdracht te geven de geadviseerde koers door te trekken naar de hele organisatie. Dit heeft geresulteerd in een nieuw rapport. Inzake het interpretatiegeschil: het rapport heeft uitsluitend betrekking op de organisatie van de scholen en het stafbureau en kan niet worden aangemerkt als het schoolplan als genoemd in artikel 10 onder b WMS. Het belangrijkste argument van de GMR om aan het rapport een positief advies te onthou-den is gelegen in het tijdstip waarop hij in het hele hervormingsproces is betrokken.

Het lijkt er inderdaad op dat de uitgangspunten voor het rapport afkomstig zijn uit het eerdere rapport. Het had op de weg van de GMR gelegen om deze uitgangspunten in het overleg met het CvB aan de orde te stellen indien hij het met deze uitgangspun-ten niet eens was. Bevoegd gezag heeft in redelijkheid aan het advies voorbij kunnen gaan. De argumenten van de PGMR hebben geen betrekking op het specifiek aan haar voorgelegde verzoek om instemming, te weten de formatieve gevolgen van de hervormingsvoorstellen voor het stafbureau. Aldus heeft de PGMR niet in redelijkheid instemming kunnen onthouden aan het rapport. De GMR heeft instemming onthouden aan het meerjarig Strategisch Beleidsplan. Het reglement van de GMR bepaalt dat aan de GMR adviesrecht toekomt ten aanzien van de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van scholen. Maar partijen hebben mondeling af-gesproken dat de GMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van dit plan. Een geschil, dat rijst naar aanleiding van deze buitenwettelijke bevoegdheidstoedeling kan niet aan

25 de Commissie worden voorgelegd op grond van artikel 32 lid 3 WMS (vervangende

instemming). Verzoek niet ontvankelijk.

105221 - 12.04 uitspraak 11-04-2012

Instemmingsgeschil VO - artikel 10 onder b WMS (schoolplan) en artikel 32 lid 1 WMS

De MR heeft op 8 november 2010 geweigerd instemming te verlenen aan het voor- genomen besluit van het bevoegd gezag om het vakkenpakket voor de bovenbouw havo en vwo te wijzigen. De termijn voor de mededeling van het bevoegd gezag dat het geschil zal worden voorgelegd aan de Commissie verstreek op 9 februari 2011.

Het bevoegd gezag heeft de MR op 7 november 2011 meegedeeld een geschil aanhangig te zullen maken. Vast staat dat het bevoegd gezag niet binnen de termijn als genoemd in artikel 32 lid 1 WMS aan de MR heeft meegedeeld een geschil bij de Commissie aanhangig te zullen maken. Dat het medezeggenschapsreglement bepaalt dat een geschil eerst voorgelegd dient te worden aan de Advies commissie Mede- zeggenschap Gereformeerd Schoolonderwijs maakt dit niet anders. Gelet op het dwingende karakter van de WMS kan slechts in de in de wet genoemde gevallen wor-den afgeweken van de bepalingen van de WMS. De wet biedt niet de ruimte om in het medezeggenschapsreglement van de termijnen als genoemd in artikel 32 lid 1 WMS af te wijken. Het voorgenomen besluit is vanwege overschrijding van de voor indiening van een instemmingsgeschil geldende termijnen, vervallen. Verzoek niet-ontvankelijk.

105188 - 12.05 uitspraak 12-04-2012

Instemmingsgeschil VO; artikel 12 lid 1 onder h WMS (taakbeleid) en artikel 32 lid 1 WMS

Ingevolge artikel 32 lid 1 WMS diende het bevoegd gezag binnen drie maanden na het onthouden van de instemming, aan de PMR mede te delen of het voorstel wordt ingetrokken dan wel wordt voorgelegd aan de Commissie. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan of niet binnen zes weken na die mededeling het instemmingsgeschil aan de Commissie wordt voorgelegd, vervalt het voorstel van het bevoegd gezag. Niet gebleken is dat het bevoegd gezag een dergelijke mede- deling binnen de gestelde termijn van drie maanden heeft gedaan, noch dat het ge-schil vervolgens binnen de in genoemd Artikellid gestelde termijn van zes weken na de drie maanden aan de Commissie is voorgelegd. Aldus is het voorstel van het bevoegd gezag vervallen, vanwege het verstrijken van de voor indiening van het geschil in de WMS gestelde termijn. Het verzoek is niet-ontvankelijk.

105202 - 12.06 uitspraak 16-04-2012

Instemmingsgeschil VO - artikel 12 lid 1 onder h WMS (taakverdeling en taakbelasting personeel)

De PMR heeft niet ingestemd met het voorgenomen besluit om de afdelingsleiders vrij te stellen van lesgeven. De Commissie overweegt dat de argumenten die over en weer zijn gewisseld geen van alle onredelijk zijn. De PMR is het bevoegd gezag wel in belangrijke mate tegemoet gekomen. Ten aanzien van de argumenten van de PMR overweegt de Commissie dat de komende jaren bezuinigd moet worden en vast staat dat het voorstel niet kosten-neutraal doorgevoerd kan worden. De LD-docent moet in staat geacht worden een bijdrage te leveren aan de taken van de afdelingsleider. Een aanzienlijk deel van het personeel is het eens met het argument van de PMR dat een afdelingsleider zijn taak alleen goed kan verrichten als hij ook les geeft, zodat hiervoor breed draagvlak is. Het voorgestane beleid kan niet worden onderbouwd met goede voorbeelden in vergelijkbare scholen. De argumenten van de PMR zijn in onderlinge samenhang bezien van zodanig gewicht, dat geoordeeld moet worden dat de PMR in

26

redelijkheid zijn instemming aan het voorstel heeft kunnen onthouden. Dat er sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel rechtvaardigen, is door het bevoegd gezag niet gesteld. Het is de Commissie ook niet gebleken dat het niet invoeren van de lesvrije afdelingsleider zal leiden tot ernstige organisatorische of financiële problemen voor de school. De PMR heeft in redelijkheid tot het onthouden van instemming kunnen komen en er zijn geen zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen.

105261 - 12.07 uitspraak 25-04-2012

Instemmingsgeschil PO - artikel 10 aanhef en onder h WMS (scholenfusie) De MR heeft geweigerd in te stemmen met een fusie van de school met een andere school van het bevoegd gezag. Er is geen fusie-effectrapportage opgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet fusietoets in het onderwijs per 1 oktober 2011 is de aan-gelegenheid van artikel 10 onder h WMS uitgebreid: de MR heeft ook instemmings-bevoegdheid gekregen met betrekking tot de vaststelling van de fusie-effectrapportage.

Uit de MvT bij het wetsvoorstel Fusietoets in het onderwijs blijkt dat artikel 64a lid 3 WPO zo uitgelegd moet worden dat de verplichting tot het opstellen van een fusie-effectrapportage ook geldt als voor de fusie geen ministeriële goedkeuring vereist is.

Doordat de MR niet beschikte over deze wettelijk voorgeschreven fusie-effectrappor-tage heeft hij onvoldoende inzicht kunnen krijgen in de doelen, effecten en gevolgen van het voorgenomen fusiebesluit zodat de MR in redelijkheid tot onthouding van zijn instemming heeft kunnen komen. Nu de wettelijke fusie-effectrapportage, die onder meer is bedoeld om de zwaarwegende omstandigheden in kaart te brengen, ontbreekt kan redelijkerwijze niet worden gezegd dat er zwaarwegende omstandigheden zijn die het fusievoorstel rechtvaardigen.

105267 - 12.08 uitspraak 16-05-2012

Interpretatiegeschil PO- artikel 12 lid 1 onder b WMS(samenstelling formatie) Ten gevolge van een administratieve fout was aan de school te veel formatie toege-kend. Het bevoegd gezag heeft besloten om deze fout te corrigeren en de formatie van de school te herberekenen. De MR heeft het bevoegd gezag meegedeeld niet in te stemmen met het (aangepaste) formatieplan. Het bevoegd gezag stelt dat niet de MR, maar de PGMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van het formatieplan. De MR heeft eerder instemming verleend aan het formatieplan 2011-2012. Gebleken is dat de MR heeft ingestemd met de inzet van het personeel binnen de in het bestuursformatieplan opgenomen randvoorwaarden. De belangrijkste randvoorwaarde is de omvang van de toegekende formatie. De instemming van de MR omvat derhalve niet het vaststellen van de omvang van de formatie voor de school, daar deze plaatsvindt op bestuurs- niveau. Als gevolg van de administratieve onvolkomenheid heeft zich een wijziging voorgedaan in de omvang van de formatietoedeling. Voor het bestuursformatieplan betrof dit geen wezenlijke wijziging, maar voor de school had dit wel ingrijpende ge- volgen. De herberekening van de formatie heeft namelijk een wezenlijke wijziging van de mogelijkheden tot inzet van het personeel op de school tot gevolg gehad. Aan-gezien de inzet van de formatie binnen de randvoorwaarden van het bestuurs- formatieplan onder het instemmingsrecht van de PMR valt, komt de verandering van de mogelijkheden van de personeelsinzet als gevolg van de gewijzigde formatie- omvang neer op een wijziging van de samenstelling van de formatie ten aanzien waarvoor de PMR instemmingsrecht heeft.

27 105291 - 12.09 uitspraak 29-05-2012

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school) Ter versterking van de (katholieke) identiteit van de stichting heeft het bevoegd gezag in 2008 besloten dat de scholen de canon van de stichting dienen te onderschrijven en uit te dragen. Ook dienen alle onder het gezag van de stichting vallende scholen met ingang van het schooljaar 2011-2012 de naam van de stichting in het logo op te nemen. Nu de school zich door invoering van de canon en het gewijzigde logo plotseling manifesteert als een katholieke school, is er volgens de MR sprake van een wijziging van het beleid ten aanzien van de grondslag van de school. Het bevoegd gezag stelt dat de grondslag van de school statutair is vastgelegd. Daarin is niets gewijzigd zodat van wijziging van de grondslag geen sprake is. De toevoeging aan het logo wijzigt evenmin iets aan de statutair vastgelegde grondslag of aan het beleid ten aanzien daarvan. Een aanscherping van het beleid ten aanzien van de grondslag van de scholen is aan te merken als een wijziging van het beleid ten aanzien van de grondslag van de school, indien deze tot gevolg heeft dat op de school aandacht wordt besteed aan elementen van de identiteit waar dat voordien niet het geval was.

De invoering van de canon in 2008 kan in samenhang met het systeem van monitoring als een dergelijke wijziging worden aangemerkt. Aangezien de invoering van de canon en het systeem van monitoring voor alle scholen van het bevoegd gezag gold, is deze aan te merken als een aangelegenheid die van gemeenschappelijk belang is voor alle scholen van het bevoegd gezag. Op grond van artikel 16 lid 1 WMS heeft de GMR adviesrecht ten aanzien van een wijziging van beleid ten aanzien van de grondslag van de scholen. Het op verzoek van het bevoegd gezag onderschrijven van de canon brengt geen wijziging van de gang van zaken op de school met zich mee en is derhalve niet aan te merken als een wijziging van het beleid ten aanzien van de grond-slag van de school. Aangaande het logo op de school en op het briefpapier van de school overweegt de Commissie dat dit te beschouwen is als het visualiseren van de bestaande grondslag. Wijziging van dit logo is niet aan te merken als een wijziging van het beleid met betrekking tot de grondslag van de school.

105237 - 12.10 uitspraak 05-06-2012

Instemmingsgeschil VO - artikel 12 lid 1 onder i WMS (functiedifferentiatie) De PGMR heeft niet ingestemd met het voorgenomen besluit om de functie

'conrector 1' als nieuwe functie op te nemen in het functiebouwwerk. Op het moment dat het bevoegd gezag de PGMR om instemming verzocht, ontbrak relevante informa-tie. Weliswaar had het bevoegd gezag laten weten wat het verschil is tussen het salaris van een conrector 1 en een conrector 2, maar daarbij is geen overzicht gegeven van de financiële consequenties op de lange termijn. Het bevoegd gezag heeft evenmin

onderzocht of er alternatieve oplossingen zijn voor het probleem. Over het takenpak-ket dat de conrector 1 wordt geacht te verrichten, heeft het bevoegd gezag ter zitting aanvullende informatie verstrekt. Ook bracht het bevoegd gezag eerst ter zitting naar voren dat bij de schoolleiding op drie gymnasia behoefte bestaat aan de conrector 1 functie. Dat was eerder niet duidelijk voor de PGMR.

Al met al komt de Commissie tot de conclusie dat het bevoegd gezag heeft nagelaten om op het moment dat om instemming werd verzocht, voldoende relevante infor-matie te verstrekken aan de PGMR, waardoor deze op dat moment in redelijkheid zijn instemming aan het voorgenomen besluit heeft kunnen onthouden. Voorts is niet gebleken dat sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen.

105346 - 12.11 uitspraak 12-06-2012

Interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling en ontslag schoolleiding)

Het bevoegd gezag heeft besloten de schoolleider te benoemen als schoolleider van een nieuw op te richten school en een interim-schoolleider aan te trekken. De MR meent dat hij betrokken had moeten worden bij het besluit tot overplaatsing van zijn schoolleider en dat hij adviesrecht heeft ten aanzien van de benoeming van een inte-rim-schoolleider. Het bevoegd gezag meent dat de MR geen zeggenschap heeft over de benoeming van de schoolleider aan een andere school en dat de benoeming van een interim-schoolleider niet valt onder het adviesrecht van de MR. De beantwoording van de vraag of er sprake is van ontslag of overplaatsing, kan in het midden blijven.

Het staat immers vast dat de schoolleider zelf te kennen heeft gegeven afscheid te willen nemen en benoemd te willen worden als schoolleider op de nieuw op te richten school. Dit ontslag op eigen verzoek is niet aan te merken als ontslag als genoemd in artikel 11 onder h WMS. Zoals de Commissie eerder reeds heeft uitgesproken, is de benoeming van de interim-schoolleider aan te merken als 'aanstelling' als genoemd in artikel 11 onder h WMS. Dat betekent dat het bevoegd gezag de bepalingen van artikel 17 WMS ten aanzien van de adviesaanvrage in acht dient te nemen.

105367 - 12.12 uitspraak 25-06-2012

Instemmingsgeschil VO - artikel 12 lid 1 onder h WMS (wijziging taakbelasting personeel)

De PMR heeft instemming onthouden aan het voornemen om vanwege noodzakelijke bezuinigingen de taakbelasting van de docenten Nederlands aan te passen en in over-eenstemming te brengen met de taakbelasting van de overige docenten. Het staat het bevoegd gezag vrij om aan deze ongelijkheid een einde te maken, mits het daar goede redenen voor heeft en een voorstel daartoe van een deugdelijke motivering voorziet.

Een goede reden kan zijn dat het verschil in taakbelasting tussen het vak Nederlands en de overige vakken in de loop der jaren door vakinhoudelijke ontwikkelingen is af-genomen. Alvorens aan de normering voor de verschillende vakken te gaan sleutelen, dienen dergelijke ontwikkelingen en de gevolgen daarvan echter wel inzichtelijk te wor-den gemaakt. Het voorstel van het bevoegd gezag bevat geen objectieve criteria, aan de hand waarvan kan worden vastgesteld in hoeverre een verzwaring noodzakelijk is, om een eventuele in de loop der tijd ontstane onevenwichtigheid in de taakbelasting te redresseren. Vanwege het ontbreken van deze criteria heeft de PMR naar het oordeel

29 105501 - 12.13 uitspraak 02-08-2012

Adviesgeschil PO - artikel 11 onder c WMS (beëindiging werkzaamheden belangrijk deel van de school)

In een overlegvergadering met de deelraad van een nevenvestiging van de school, heeft het bevoegd gezag meegedeeld dat de nevenvestiging per 1 augustus 2012 wordt ge-sloten omdat vanwege het lage aantal leerlingen de kwaliteit van het onderwijs niet meer

In een overlegvergadering met de deelraad van een nevenvestiging van de school, heeft het bevoegd gezag meegedeeld dat de nevenvestiging per 1 augustus 2012 wordt ge-sloten omdat vanwege het lage aantal leerlingen de kwaliteit van het onderwijs niet meer