• No results found

Samenvattingen van de uitspraken van de

105596 - 13.01 uitspraak 04-01-2013

Instemmingsgeschil V(S)O - artikel 10 onder h Wms (overdracht van de school en fusie-effectrapportage)

In september 2010 ondertekenden de besturen van een school voor voortgezet speciaal onderwijs en een school voor speciaal onderwijs een intentieverklaring tot het aangaan van een besturenfusie. In oktober 2011 zijn een fusie-effectrapportage en een Strategisch Beleidsplan verschenen en aan de MR toegestuurd, in mei 2012 gevolgd door een aangepaste fusie-effectrapportage en een herziene Beleidsplanning. Na-der overleg heeft er niet toe geleid dat de MR instemming verleende. De Commissie overweegt dat het nut en de gevoelde noodzaak voor een fusie al in de intentieverkla-ring en de toelichting daarop zijn beschreven. Dat in de loop van het proces is komen vast te staan dat doorlopende leerlijnen vanwege het verschil in leerlingenpopulatie op de beide scholen niet altijd aan de orde zouden zijn, doet aan de motieven voor fusie slechts in zeer geringe mate af. Er is voldoende inzicht geboden in de bestuurlijke verhoudingen in de beoogde organisatie en het enkele feit van het in de tijd plaatsen van een wijziging dienaangaande (invoering Raad van Toezicht-model) is een beleids-keuze die door de MR niet met argumenten is weerlegd. Aangezien de toekomstige omvang van het managementteam niet zal verschillen van de huidige omvang van de twee directies en er ook na de fusie sprake zal zijn van dezelfde twee scholen, heeft de MR zonder nadere argumentatie niet in redelijkheid op deze grond instemming kunnen onthouden. Het bevoegd gezag heeft weliswaar veel financiële gegevens aan de MR verstrekt en mogelijk bieden deze gegevens zelfs een nagenoeg volledig beeld, maar dat neemt niet weg dat de gegevens zodanig ontoegankelijk zijn gepresenteerd dat niet gesproken kan worden van deugdelijke informatievoorziening op basis waarvan de MR zich een oordeel heeft kunnen vormen. Over de gevolgen van de toepasselijkheid van de regeling ontslagbeleid voor het personeel van het bevoegd gezag is steeds

25 onduidelijkheid geweest. Vanwege deze onzekerheid heeft de MR in redelijkheid zijn

instemming aan de fusie-effectrapportage en het voorgenomen besluit tot fusie kunnen onthouden. Er is niet gebleken van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen.

105620 - 13.02 uitspraak 20-03-2013

Instemmingsgeschil PO - artikel 12 lid 1 onder i Wms (vaststelling of wijziging beleid personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie)

De PGMR heeft instemming onthouden aan het plan van aanpak invoering functiemix 2010-2014 omdat het bevoegd gezag geen rol voor de MR weggelegd ziet in de in-terne sollicitatieprocedure. Het bevoegd gezag acht betrokkenheid van een MR-lid niet noodzakelijk omdat een interne kandidaat reeds bekend is binnen de organisatie. Ook kan de vertrouwelijkheid geschonden worden als een interne sollicitant zijn sollicitatie als vertrouwelijk wil beschouwen. De Commissie acht dit op zich onvoldoende reden om in het voorgenomen besluit de deelname van een MR-lid in de sollicitatiecommis-sie uit te sluiten. Dat de kandidaat reeds binnen de organisatie bekend is, doet niet af aan het feit dat een afweging gemaakt dient te worden tussen verschillende kan-didaten of, bij gebrek aan meerdere kankan-didaten, een oordeel gegeven moet worden over één kandidaat, waarbij ook het MR-lid vanuit zijn functionele betrokkenheid bij de organisatie van toegevoegde waarde kan zijn. Voor de vertrouwelijkheid geldt dat voor MR-leden, evenals voor de overige personeelsleden in de sollicitatiecommissie, geheimhoudingsverplichtingen gelden, die voortvloeien uit artikel 3 van de sollicita-tiecode, die als bijlage XII deel uitmaakt van de cao po. Bovendien is de Commissie uit het verhandelde ter zitting gebleken dat het bevoegd gezag geen of onvoldoende bereidheid heeft getoond om tot een compromis met de PGMR te komen. De Com-missie oordeelt dat de PGMR in redelijkheid zijn instemming aan het voorgestelde plan heeft kunnen onthouden en voorts dat er geen sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen.

105648 - 13.03 uitspraak 28-03-2013

Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h Wms (overdracht van de school) De gemeente, waar de stichting het bevoegd gezag is van tien openbare basisscholen, wordt opgedeeld over vier andere gemeenten. Het bevoegd gezag heeft een voorge-nomen intentiebesluit tot fusie gevoorge-nomen. De intentie is de tien scholen over te dragen aan de stichtingen die in de vier gemeenten het bestuur vormen van de openbare basisscholen. De GMR heeft instemming aan het voorgenomen besluit onthouden.

Het is in niet onbegrijpelijk dat de GMR zo lang mogelijk wenst vast te houden aan de zelfstandige positie van de stichting en belang hecht aan samenwerkingsvormen die getoetst kunnen worden aan het zelf ontwikkelde kader voor het beoordelen van een voornemen tot samenwerking. Het overdragen van scholen aan reeds langere tijd functionerende onderwijsstichtingen beperkt de mogelijkheid om (veel) eisen te stellen aan de toekomstige samenwerking. Gelet daarop en op het vrijwillige karakter van het voorgenomen intentiebesluit - het bevoegd gezag had ook anders kunnen handelen - heeft de GMR in redelijkheid instemming aan het voorgenomen intentiebe-sluit kunnen onthouden. Gebleken is dat in ieder geval één gemeente ernaar streeft de scholen die na herindeling op haar grondgebied zullen liggen, onder te brengen bij de in die gemeente werkzame stichting. Er is geen reden er aan te twijfelen dat de andere gemeenten eenzelfde voornemen koesteren. Dat betekent dat de in het voorgenomen intentiebesluit beschreven eindsituatie uiteindelijk ook zal worden bereikt. Dit heeft te gelden als bepaalde zwaarwegende omstandigheid die het voorstel van het bevoegd gezag, ondanks de redelijkheid van het onthouden van instemming door de GMR, rechtvaardigt.

105633 - 13.04 uitspraak 15-04-2013

Interpretatiegeschil PO - artikel 11 Wms (vooraf in de gelegenheid stellen advies uit te brengen) en artikel 13, aanhef en onder a Wms (regeling gevolgen beëindiging werkzaamheden)

Het bevoegd gezag heeft het voornemen om de school te sluiten per 1 augustus 2013. Partijen verschillen van mening over de interpretatie van het begrip “vooraf”

in artikel 11, aanhef Wms en over de interpretatie van artikel 13, aanhef en onder a Wms, handelend over de regeling van de gevolgen van het beëindigen van de werk-zaamheden van de school. De OMR meent dat de MR in een eerder stadium bij het tot stand komen van het voornemen betrokken had moeten worden. Bij de voorbe-reiding van het voorgenomen besluit heeft het bevoegd gezag degenen die bestuur-lijk verantwoordebestuur-lijk zijn geïnformeerd. Met het bevoegd gezag van een naburige school zijn onder voorbehoud van besluitvorming verkennende gesprekken gevoerd om na te gaan of leerlingen zouden kunnen overstappen. Met de MR is regelmatig gesproken over het wel en wee van de school.

De Commissie is van oordeel dat het begrip “vooraf” in de aanhef van artikel 11 Wms dient te worden gelezen in samenhang met artikel 17, aanhef en onder a Wms.

In dat artikel is bepaald dat het bevoegd gezag er zorg voor draagt dat advies wordt gevraagd op een zodanig tijdstip dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Daarvan is sprake indien er in het proces van de, in dit geval, sluiting nog geen onomkeerbare stappen zijn gezet. Het woord “vooraf” impliceert niet dat ook voor het bekendmaken aan derden van een voorgenomen besluit al advies moet worden gevraagd. Of er in het onderhavige geval sprake is van een adviesaanvraag vooraf valt buiten het bestek van het interpretatiegeschil. Het voeren van overleg alsmede de consultatie van het andere schoolbestuur zijn aan te merken als gebrui-kelijke voorbereidingshandelingen voor het nemen van een dergelijk voorgenomen besluit en zijn niet aan te merken als het regelen van de gevolgen van het beëindigen van de werkzaamheden van de school als genoemd in artikel 13, aanhef en onder a Wms.

105764 - 13.05 uitspraak 10-06-2013

Adviesgeschil PO- artikel 11 onder c WMS (beëindiging van de werkzaam- heden van de school)

Het bestuur van de school heeft in afwijking van het advies van de MR besloten aan de gemeenteraad te verzoeken de openbare school op te heffen. De Commissie merkt dit aan als een besluit als genoemd in artikel 11 aanhef en onder c Wms: een besluit met betrekking tot de beëindiging van de werkzaamheden van de school. De Commissie overweegt dat het bevoegd gezag in de gevolgde procedure niet onjuist heeft gehandeld jegens de MR. Anders dan de MR heeft betoogd, hoeven voorstel-len ter zake van de regeling van de gevolgen van het besluit niet tegelijkertijd met het vragen van advies aan de MR over het besluit, ter instemming worden voorgelegd aan de geledingen. Volstaan kan worden met een meer globale beschrijving van de gevolgen dan in het geval van een verzoek om instemming aan een geleding. Dat het onderwijs op onderdelen nog voor verdere verbetering vatbaar is, blijkt uit het re-cente inspectierapport, maar het bevoegd gezag heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in de gegeven omstandigheden niet goed mogelijk zou zijn. Ten aanzien van het voortbestaan van scholen hanteert het bevoegd gezag twee toetsingscriteria: een school heeft bestaansrecht indien het aantal leerlingen boven de opheffingsnorm ligt;

indien dat niet het geval is, kan de school blijven bestaan indien het de laatste school voor openbaar onderwijs is in een wijk.

De school voldoet niet aan de redelijke criteria die het bevoegd gezag hanteert voor instandhouding en de MR heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht

27 die zouden moeten leiden tot afwijking van deze criteria. Het bevoegd gezag heeft

bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen.

Het besluit van het bevoegd gezag kan in stand blijven.

105853 – 13.06 uitspraak 28-06-2013

Instemmingsgeschil centrale dienst samenwerkingsverband PO - artikel 12 lid 1 onder b Wms (vaststelling samenstelling van de formatie)

Het samenwerkingsverband houdt op te bestaan per 1 augustus 2014 vanwege de invoering van de Wet passend onderwijs. In het formatieplan 2013-2014 heeft de werkgever opgenomen dat de functies van alle werknemers in vaste dienst per 1 au-gustus 2013 in het RDDF zouden worden geplaatst. Hoewel de onzekerheid voor het personeel als gevolg van de invoering van passend onderwijs groot is en begrijpelijk is dat het personeel probeert deze onzekerheid waar mogelijk te reduceren, acht de Commissie het onthouden van instemming aan het voorgelegde formatieplan daartoe niet de aangewezen weg. Het is zeker dat per 1 augustus 2014 de bekostiging wordt gestaakt en aannemelijk is dat dit ertoe leidt dat het bevoegd gezag per die datum zijn financiële verplichtingen jegens het dan eventueel nog in dienst zijnde personeel niet meer na kan komen. Het niet in het RDDF plaatsen van de functies kan gedurende het schooljaar niet worden hersteld, terwijl het wel plaatsen van de functies in het RDDF er niet onafwendbaar toe hoeft te leiden dat de werknemers, die deze functies vervullen, daadwerkelijk ontslag zal worden verleend. Het is immers zeker niet ondenkbaar dat ten minste een deel van de werknemers herplaatst zal worden in het nieuwe samen-werkingsverband of een van de daarbij aangesloten scholen.

De MR heeft niet in redelijkheid tot het onthouden van instemming aan het voorgeno-men besluit tot vaststelling van het formatieplan 2013-2014 kunnen kovoorgeno-men.

105783 - 13.07 uitspraak 09-07-2013

Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h Wms ( fusie school) en artikel 13 onder b Wms (verandering grondslag school)

Aangaande de fusie zijn onder meer onderwijsinhoudelijk, op het terrrein van huisves-ting en personeel, geen beslissingen genomen. Uit het geheel rijst het beeld dat het bevoegd gezag het eerste jaar na de voorgenomen fusie wenst te benutten om de fusie invulling te geven. Hiermee heeft het bevoegd gezag de MR onvoldoende inzicht geboden in de mogelijke gevolgen van de fusie.

Dat het bevoegd gezag de fusie-effectrapportage niet aan de MR ter instemming heeft voorgelegd, houdt in dat het bevoegd gezag artikel 10 aanhef onder h van de Wms niet naleeft. Een vordering tot naleving van de Wms dient op grond van artikel 36 lid 2 Wms voorgelegd te worden aan de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat vanwege de on-zekerheid over de mogelijke gevolgen van de fusie het bevoegd gezag onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn uit artikel 8 Wms voortvloeiende verplichting de MR voldoende informatie te verschaffen die hij voor de vervulling van zijn taak nodig heeft, zodat de MR in redelijkheid zijn instemming aan het voorgenomen besluit tot fusie heeft kunnen onthouden.

Omdat het voorstel tot grondslagwijziging onlosmakelijk verbonden is met het voorstel tot fusie treft dit voorstel hetzelfde lot en oordeelt de Commissie dat de oudergeleding in redelijkheid zijn instemming aan het voorgenomen besluit tot grondslagwijziging van de school heeft kunnen onthouden.

Van zwaarwegende omstandigheden die de voorstellen van het bevoegd gezag recht-vaardigen is niet gebleken.

28

105777 - 13.08 uitspraak 08-08-2013

Instemmingsgeschil VO - artikel 12 onder b Wms (samenstelling van de formatie), artikel 12 onder h Wms (wijziging taakbelasting personeel) en artikel 10 onder b Wms (wijziging leerplan)

De deelraad (DMR) en de personeelsgeleding van de deelraad (PDMR)hebben in-stemming onthouden aan de lessentabel, respectievelijk het formatieplan. Ten aanzien van de lessentabel overweegt de Commissie dat het bevoegd gezag de Commis-sie om vervangende instemming heeft verzocht m.b.t. een lessentabel scenario 2 waarvan het bevoegd gezag zelf te kennen heeft gegeven dat het dit besluit niet ten uitvoer zal leggen. De Commissie oordeelt dat het bevoegd gezag derhalve geen (proces)belang meer heeft bij het verlenen van vervangende instemming en het verzoek daarom niet ontvankelijk is. De lessentabel scenario 3 is niet ter instemming aan de PDMR voorgelegd en de PDMR heeft daaraan derhalve geen instemming kunnen onthouden. Ook dit verzoek is niet-ontvankelijk (art. 32 lid 1 Wms). Gelet op de verwevenheid van de beide voorgenomen besluiten deelt het voorgenomen besluit t.a.v. het formatieplan het lot van het voorgenomen besluit t.a.v. de lessentabel. Het verzoek om vervangende instemming voor het vaststellen van het formatieplan is niet-ontvankelijk.

Aangaande het voorgenomen besluit ten aanzien van de wijziging van het taakbeleid is niet gebleken dat het bevoegd gezag de PDMR om instemming heeft verzocht.

Dientengevolge is het verzoek van het bevoegd gezag ook op dat punt niet-ontvanke-lijk. De verzoeken zijn niet-ontvankeniet-ontvanke-lijk.

105768 – 13.09 uitspraak 19-08-2013

Interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h Wms (aanstelling en ontslag schoolleiding)

In geschil is of de beslissing een beëindigingsovereenkomst met de directeur aan te gaan, vooraf voor advies aan de MR had moeten worden voorgelegd. Onder “te nemen besluit met betrekking tot ontslag van de schoolleiding” als bedoeld in art. 11 aanhef en onder h Wms, verstaat de Commissie ieder besluit tot ontheffing van een functionaris uit een directiefunctie. Het adviesrecht van de MR strekt niet zo ver dat daarmee de vrije arbeidskeuze van directieleden kan worden doorkruist. Het vrijwillig karakter van het vertrek van de schoolleider dient wel aantoonbaar te zijn. Uit de brief van de directeur aan de ouders blijkt van het bestaan van een betekenisvol menings-verschil. Het akkoord van de zijde van de voormalige directeur om in die situatie een beëindigingsovereenkomst aan te gaan met het bevoegd gezag is niet aan te merken als een vrijwillig vertrek op initiatief van de voormalige directeur. Aan het vertrek ligt een onoverbrugbaar verschil van visie op het te voeren beleid ten grondslag, hetgeen in het licht van de bepalingen van de Wms bij uitstek iets is waarbij de medezeg-genschap betrokken hoort te zijn. Derhalve valt de beslissing om met de voormalige directeur een beëindigingsovereenkomst te sluiten onder de aangelegenheid ‘ontslag van de schoolleiding’ waarvoor de MR adviesrecht heeft. Het gegeven dat partijen bij de beëindigingsovereenkomst hebben afgesproken dat er over de redenen daarvan niets naar buiten zou worden gebracht, kan geen afbreuk doen aan de bevoegdheid die de MR rechtens toekomt.

De Commissie wijst in dat verband op artikel 20 lid 3 medezeggenschapsreglement op grond waarvan de leden van de MR verplicht zijn tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag hen geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met de hen opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.

29

105863 - 13.10 uitspraak 21-08-2013

Interpretatiegeschil en Adviesgeschil VO - artikel 11 onder c Wms (beëindiging werkzaamheden school)

Het interpretatiegeschil.

Ter zitting is gebleken dat partijen niet (meer) van mening verschillen over de vraag of de deelraad adviesrecht toekomt bij een voorgenomen besluit tot opheffing van de school: beide partijen zijn van mening dat de deelraad adviesrecht toekomt. Aldus is geen sprake (meer) van een interpretatiegeschil in de zin van artikel 31 aanhef en onder d WMS en is de deelraad niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Het adviesgeschil.

Het bevoegd gezag heeft het voorgenomen besluit tot opheffing van de school niet voor advies aan de deelraad voorgelegd. Evenmin is gebleken dat de deelraad op enig moment een advies over een voorgenomen besluit tot sluiting van de school heeft uitgebracht dat bovendien niet of niet geheel door het bevoegd gezag is opgevolgd.

Dientengevolge is er geen sprake van een besluit als bedoeld in artikel 31 onder c Wms waarover een adviesgeschil aanhangig gemaakt kan worden zodat het verzoek van de deelraad niet-ontvankelijk is. Door het voorgenomen besluit tot sluiting van de school niet voor advies voor te leggen aan de deelraad, heeft het bevoegd gezag nagelaten de verplichtingen voortvloeiend uit de Wms na te leven. Aldus had het op de weg van de deelraad gelegen om een vordering tot naleving in te dienen bij de Onder-nemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam.

De Commissie komt hierin geen bevoegdheid toe. Het advies van de deelraad tot het maken van een doorstart, is een ongevraagd advies als bedoeld in artikel 6 lid 2 Wms.

Het niet volgen van een ongevraagd advies kan geen adviesgeschil opleveren.

105780 - 13.11 uitspraak 11-09-2013

Interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h Wms (aanstelling en ontslag schoolleiding)

In geschil is of de beslissing om de adjunct-directeur over te plaatsen, onder de aangelegenheid ‘ontslag van de schoolleiding’ valt, waarvoor de MR adviesrecht heeft. Evenals bij ontslag, is bij overplaatsing sprake van het vertrek van een lid van de schoolleiding op initiatief van het bevoegd gezag. In een dergelijk geval dient de MR in staat gesteld te worden invulling te geven aan zijn medezeggenschapsrecht om advies te geven over dit vertrek. Dat het zou gaan om een vrijwillig vertrek van de adjunct-di-recteur, zoals het geval was in de uitspraak van de Commissie onder nummer 105482, waardoor er geen adviesplichtig besluit voorhanden zou zijn, is niet gebleken.

De overplaatsing geschiedt op initiatief van het bevoegd gezag en is daarbij onlosma-kelijk verbonden met de beslissing van het bevoegd gezag de adjunct-directeur van haar taken te ontheffen. Onder deze omstandigheden kan niet van vrijwillig vertrek worden gesproken. Aldus dient de overplaatsing van de adjunct-directeur aangemerkt te worden als een ontslag van de schoolleiding als genoemd in artikel 22, aanhef en onder g medezeggenschapsreglement en artikel 11, aanhef en onder h Wms zodat de MR ter zake adviesrecht heeft.

31 105822 - 13.12 uitspraak 26-09-2013

Interpretatiegeschil PO - artikel 11, aanhef en onder c Wms (beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake)

In geschil is of het bevoegd gezag het besluit om vanaf 2013 twee jaar één extra kleu-tergroep per jaar te formeren om daarmee het probleem van de bestaande wachtlijs-ten op te lossen, ter advisering aan de MR had moewachtlijs-ten voorleggen. De stelling van het

In geschil is of het bevoegd gezag het besluit om vanaf 2013 twee jaar één extra kleu-tergroep per jaar te formeren om daarmee het probleem van de bestaande wachtlijs-ten op te lossen, ter advisering aan de MR had moewachtlijs-ten voorleggen. De stelling van het