• No results found

Samenvatting

In document Opvang ex-gedetineerden (pagina 46-49)

2 Verantwoording vraagkant: schriftelijke enquête en mondelinge interviews

3.6 Samenvatting

In hoofdstuk 3 zijn de onderzoeksvragen aan de vraagkant beantwoord vanuit het perspectief van de gedetineerden. De onderzoeksvragen hebben betrekking op: - de huisvestingssituatie vóór en na detentie;

- de behoefte aan hulp bij het vinden van huisvesting;

- het beroep dat gedetineerden willen gaan doen op de opvangvoorzieningen. Huisvesting vóór en na detentie

In totaal 77% heeft voor detentie een vaste woonplek. Hoe vast die woonplek was is niet gevraagd. Wel is bekend dat 23% geen vaste woonplek had. Deze groep had de laatste twee weken voor detentie veelal één soort van onderdak, men verbleef met name bij vrienden of kennissen(43%) of op straat (33%). Mensen die wel een vaste woonplek hadden, hadden relatief vaak zelfstandige huisvesting (65%) of verbleven bij familie of vrienden (30%).

Na detentie heeft 72% (waarschijnlijk) onderdak; voor tweederde is dat vast en voor

eenderde tijdelijk of onduidelijk voor hoe lang. De overige 28% heeft geen onderdak of weet het nog niet. Voor veel gedetineerden is de huisvestingsituatie maximaal vier maanden voordat ze vrijkomen onzeker. Dat geldt voor ruim de helft van de totale onderzoeksgroep. Bij een restduur van maximaal drie maanden detentie heeft 76% (waarschijnlijk) voor korte of langere tijd onderdak; 24% heeft geen onderdak of weet het nog niet.

Het type huisvesting verandert na detentie voor gedetineerden. Althans dat is de

verwachting. Minder mensen hebben (naar verwachting) zelfstandige huisvesting. Van de groep die over maximaal drie maanden vrijkomt verwacht 60% zelfstandig te kunnen wonen. Voor detentie was dat 65%.

Gedetineerden die nog zoekende zijn naar huisvesting, zoeken met name zelfstandige huisvesting. Dat geldt voor 64% van alle mensen die geen huisvesting hebben.

Er is een aantal risicofactoren die de kans dat men na detentie geen huisvesting vindt vergroot. Het betreft: de etnische afkomst (allochtonen vinden naar verwachting minder vaak huisvesting dan autochtonen), de strafduur (hoe langer vastgezeten des te minder kans om huisvesting te vinden na detentie), het gebruik van harddrugs, het hebben en het vasthouden van werk, en het hebben van huisvesting vóór detentie (huisvesting vóór detentie, vergroot de kans op huisvesting na detentie).

De behoefte aan hulp bij het vinden van huisvesting

Ruim de helft van de gedetineerden zegt maximaal vier maanden voor vrijlating, behoefte aan hulp te hebben bij het vinden van door hen gewenste huisvesting. Lang niet iedereen krijgt die hulp ook, althans in de beleving van de mensen zelf. Van de hulpbehoevenden krijgt of kreeg 30% de gevraagde hulp wel en 70% niet.

Gedetineerden die de gevraagde hulp wel krijgen of kregen hebben bepaalde kenmerken: ze gebruiken minder softdrugs en zijn minder vaak harddrugsgebruiker. Ze hebben een minder lange strafduur in vergelijking met de groep die wel hulp wil maar niet krijgt.

De belangrijkste hulpverlener (voor huisvestingsvragen) binnen de PI is de reclassering, op enige afstand gevolgd door familie en de geestelijke verzorger. De meeste gedetineerden zijn tevreden over de hulp die ze krijgen of kregen.

Er is een groep van 31% die in geen problemen verwacht na detentie. Ook is er een groep van 23% die veel problemen verwacht. Aan alle mensen die in lichte of sterke mate problemen verwachten is gevraagd of ze hulp nodig hebben. In totaal 80% antwoordt bevestigend op deze vraag. Voor de hulpvraag na vrijlating van de totale onderzoeksgroep betekent dit het volgende:

- 22% van alle gedetineerden heeft behoefte aan veel begeleiding na detentie; - 32% van alle gedetineerden heeft behoefte aan een beetje begeleiding na detentie.

De reclassering en het maatschappelijk werk zijn in de ogen van de ondervraagde gedetineerden de meest geëigende instanties voor hulpverlening na detentie. Zij zouden hun hulp vooral moeten richten op huisvestingsproblemen, schuldsanering en het vinden van werk. Ook vraagt in totaal 28% van de mensen die harddrugs gebruikten voor detentie hulp bij hun harddrugsgebruik. Er bestaat dus een redelijk probleembesef bij deze groep. De gedetineerden hebben, deels op basis van eerdere ervaringen, niet zoveel vertrouwen in de hulp na detentie: 40% van de mensen die om hulp vragen na detentie heeft slechts een beetje of weinig vertouwen in de hulpverleners terwijl meer dan 70% van de mensen die hulp kregen tijdens detentie hierover tevreden is.

Het beroep dat gedetineerden gaan doen op de opvangvoorzieningen.

In totaal 33 gedetineerden geven aan een beroep te willen doen op opvangvoorzieningen. Dat is 7% van de totale onderzoeksgroep. Daarbij gaat het om de volgende voorzieningen: begeleid wonen, categorale voorziening en opvang daklozen. Verder geven vijf mensen aan

naar een behandelkliniek te willen als ze vrijkomen. Dat is 1% van de totale onderzoekgroep.

In vergelijking met de gegevens van het normale regime doen percentueel meer gedetineerden die uitstromen uit het bijzondere regime een beroep op

opvangvoorzieningen. De verwachte percentages per type opvangvoorziening zijn de volgende:

- begeleid wonen (14% bijzonder regime en 4% normaal regime);

- opvang daklozen (2% zowel bij bijzonder regime als bij het normale regime); - een categorale voorziening (4% bijzonder regime en 1% normaal regime) - een behandelkliniek (14% bijzonder regime en 1% normaal regime).

In totaal 12% van de gedetineerden zegt niet zelfstandig te kunnen wonen. Het gaat hier om de mensen die zichzelf niet in staat achten om zelfstandig te wonen los van de vraag of ze wel of geen mogelijkheden hebben om zelfstandig te wonen. Van hen doen sommigen een beroep op ouders en familie, anderen zoeken opvang bij de daartoe geëigende

voorzieningen zoals begeleid wonen en categorale voorzieningen.

Een groep van 7% gaat als ze vrijkomen ‘terug naar de straat’. Zij hebben geen huisvesting en zoeken ook geen huisvesting na detentie en zijn dus blijkbaar niet van plan om zich te melden bij instanties als nachtopvang/ passantenverblijf. Dit percentage verandert niet als de restduur van de detentie korter wordt.

4 Verantwoording en resultaten secundaire analyse

In document Opvang ex-gedetineerden (pagina 46-49)