• No results found

Samenvatting en conclusie

In document Resultaat uit overige werkzaamheden (pagina 28-33)

Bij handelingen heeft het voordeelsvereiste alleen de functie om voorzienbaar blijvend verliesgevende activiteiten buiten resultaat uit overige werkzaamheden te houden. Voordat het resultaat behaald wordt, moet in twijfelgevallen de vraag worden gesteld of de activiteit voorzienbaar blijvend verliesgevend is. Er is naar aanleiding van de piramidespelarresten geen sprake van een ommezwaai van de Hoge Raad. Dit is te verklaren als de piramidespelarresten worden beschouwd als een invulling van de overwegingen die de Hoge Raad heeft gedaan in het medischproefpersoonarrest en het receptenarrest. Dit betekent dat het voordeelsvereiste niet alleen kan worden aangelegd als sprake is van een negatief resultaat, maar ook als sprake is van een positief resultaat. Bij een handeling kan dus niet de toets worden aangelegd of de handelingen kwalificeren als speculatief. Dit brengt met zich mee dat er een ruimer arbeidsbegrip bij handelingen geldt dan bij vermogenstransacties.

Bij vermogenstransacties moet er beoordeeld worden of de belastingplichtige met zijn verrichte arbeid een voordeel nagestreefd heeft dat niet speculatief is. Dit kan enerzijds door werkzaamheden te verrichten die meer dan normaal actief vermogensbeheer omvatten en anderzijds als er sprake is van

74 Freudenthal 2002, p. 79.

een voorzienbaar voordeel. Het complementaire verband tussen kwalitatief hoogwaardige arbeid en kwantitatief hoogwaardige arbeid speelt hier weer een rol. Er moet een bepaald niveau bereikt worden dat kan leiden tot resultaat uit overige werkzaamheden. Bij meer dan normaal actief vermogensbeheer moet de extra arbeid die een belastingplichtige verricht gericht zijn om extra rendement te behalen.

Bij een voorzienbaar voordeel wordt er niks anders gedaan dan het aankopen en het verkopen van een vermogensbestanddeel. De beperkte arbeid die er verricht wordt, kan wel aanleiding geven dat er eventueel sprake kan zijn van een vermogenstransactie met een voorzienbaar voordeel, maar dit is mijns inziens geen vereiste. Er moet slechts een verklarende factor kunnen worden aangewezen die ervoor zorgt dat het behaalde voordeel voorzienbaar is.

Hoofdstuk 5 Conclusie

Onder een overige werkzaamheid wordt verstaan het verrichten van enige vorm van arbeid in het economische verkeer, die is gericht op het behalen van een geldelijk voordeel en niet is aan te merken als winst uit onderneming of als loon uit dienstbetrekking. Er bestaat een complementair verband tussen kwalitatieve arbeid en kwantitatieve arbeid. Belangrijk is dat er een bepaald niveau wordt bereikt om te kunnen kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden. Uit de literatuur en jurisprudentie blijkt dat de Hoge Raad onderscheid maakt tussen handelingen en

vermogenstransacties bij toepassing van het voordeelsvereiste. De speculativiteitstoets is alleen van toepassing op vermogenstransacties en heeft geen invloed op handelingen. Bij vermogenstransacties geldt er dus een extra toets om te kunnen kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden. Het arbeidsvereiste zit bij vermogenstransacties besloten in de speculativiteitstoets. Er moet sprake zijn van meer dan normaal actief vermogensbeheer of er moet sprake zijn van een voorzienbaar voordeel.

Bij meer dan normaal actief vermogensbeheer moet de extra arbeid die een belastingplichtige verricht gericht zijn om extra rendement te behalen. Bij een voorzienbaar voordeel wordt er niks anders gedaan dan het aankopen en het verkopen van een vermogensbestanddeel. De beperkte arbeid die er verricht wordt, kan wel aanleiding geven dat er eventueel sprake kan zijn van een

vermogenstransactie met een voorzienbaar voordeel, maar dit is mijns inziens geen vereiste. Als het causale verband tussen de verrichte arbeid en het behaalde voordeel eenmaal vast is komen te staan, is het niet meer van belang of de uiteindelijke omvang van het behaalde voordeel mede afhankelijk was van factoren die niet door belanghebbendes arbeid werden beïnvloed. De geïsoleerde behandeling van de causaliteitsvraag leidt vaak tot een verkeerde conclusie. Het is dus beter als er een integrale toets wordt gehanteerd om te bepalen of sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer, waar de causaliteitsvraag onderdeel van uitmaakt. Bij handelingen is de speculativiteitstoets niet van

toepassing en daardoor is er sprake van een heel ruim arbeidsbegrip. Bij handelingen heeft het voordeelsvereiste alleen de functie om voorzienbaar blijvend verliesgevende activiteiten buiten resultaat uit overige werkzaamheden te houden. Er is naar aanleiding van de piramidespelarresten geen sprake van een ommezwaai van de Hoge Raad. Dit is te verklaren als de piramidespelarresten worden beschouwd als een invulling van de overwegingen die de Hoge Raad heeft gedaan in het medischproefpersoonarrest en het receptenarrest. Dit betekent dat het voordeelsvereiste niet alleen kan worden aangelegd als er sprake is van een negatief resultaat, maar ook als er sprake is van een positief resultaat. De begrippen handelingen, meer dan normaal actief vermogensbeheer en

voorzienbaar voordeel worden ruim en met enige vaagheid uitgelegd. Dit is niet gek, omdat het doel van resultaat uit overige werkzaamheden is om het brede scala aan verschijningsvormen van arbeid te kunnen belasten.

Literatuurlijst

Boeken

Boer & Freudenthal 2006

J.P. Boer & R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden in: Vijf jaar Wet IB 2001, Deventer: Wolters Kluwer 2006.

Creusen 1981

E.M.G. Creusen, Inkomsten uit andere arbeid (diss. Groningen), Arnhem: Gouda Quint B.V. 1981.

Doedens 1967

H.J. Doedens, Voordeel beogen, voordeel verwachten, Deventer: Wolters Kluwer 1967.

Essers e.a. 2018

P.H.J Essers e.a., Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting (Studenteneditie 2018-2019), Deventer:

Wolters Kluwer 2018.

Freudenthal 2002

R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden (exclusief terbeschikkingstellingsregeling), (FM nr. 103) Deventer: Wolters Kluwer 2002.

Hofstra & Stevens 1998

H.J. Hofstra & L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting, Deventer: Wolters Kluwer 1998.

Te Niet 2007

H.A.J.P. Te Niet, Het beleggingsbegrip in de directe belastingen, Deventer: Wolters Kluwer 2007.

Artikelen

Adriaansens & Rozendal, WFR 2014/1215

O.P.M. Adriaansens & A. Rozendal, ‘Bedrijfsopvolging en vastgoed’, WFR 2014/1215.

Berkhout & Hoogeveen, WFR 2015/4

T.M. Berkhout & M.J. Hoogeveen, ‘Falsifieerbare normen en omstandighedencatalogus voor vastgoedexploitanten’, WFR 2015/4.

Boer, NTFR 2009/2716

J.P. Boer, ‘Opbrengst caravanstalling behoort tot resultaat uit overige werkzaamheden’, NTFR 2009/2716.

Boer & Freudenthal, FED 2004/341

J.P. Boer & R.M. Freudenthal, ‘'Succes naar arbeid'. De interactie tussen het arbeidsvereiste en de algemene bronvoorwaarden gedemonstreerd aan de hand van drie recente hofuitspraken’, FED 2004/341.

Dijck, van, WFR 1979/141

J.E.A.M. Van Dijck, ‘Vermogensbeheer’, WFR 1976/141.

Freudenthal, NTFR 2002/1241

R.M. Freudenthal, ‘Normaal (vermogensbeheer) is al gek genoeg’, NTFR 2002/1241.

Freudenthal, WFR 2007/1062

R.M. Freudenthal, ‘Over een luie wetgever, en slapend rijke burgers’, WFR 2007/1062.

Freudenthal, VGFC 2007/05-04

R.M. Freudenthal, ‘Uitponden mag’, VGFC 2007/05.

Gladpootjes, WFR 2002/679

T.A. Gladpootjes, ‘Het geheim van de piramide’, WFR 2002/679.

Hoogeveen, WFR 2002/685

M.J. Hoogeveen, ‘De Hoge Raad is niet omgegaan ten aanzien van de objectieve voordeelverwachting’, WFR 2002/685.

Rozendal, WFR 2016/127

Rozendal, ‘Bedrijfsopvolging en vastgoedvennootschappen: einde van een discussie?’, WFR 2016/127.

Jurisprudentieregister

HR 12 januari 1977, nr. 18 077, BNB 1977/74.

HR 26 maart 1980, nr. 19 418, BNB 1980/161.

HR 14 januari 1981, nr. 20 195, BNB 1981/99.

HR 16 juni 1982, nr. 21 053, BNB 1983/29.

HR 22 september 1982, nr. 21 152, BNB 1982/324.

HR 16 juli 1984, nr. 22 585, BNB 1984/247.

HR 17 oktober 1984, nr. 22 565, BNB 1984/325.

HR 13 maart 1985, nr. 22 794, BNB 1986/232.

HR 15 juli 1987, nr. 24 706, BNB 1987/276.

HR 18 april 1990, nr. 26 567, BNB 1990/159.

HR 3 oktober 1990, nr. 26 142, BNB 1990/329.

HR 24 juni 1992, nr. 27 327, BNB 1993/18.

HR 14 april 1993, nr. 28 847, BNB 1993/203.

HR 25 mei 1994, nr. 28 730, BNB 1994/212.

HR 17 augustus 1994, nr. 29 755, BNB 1994/319.

HR 6 juni 2001, nr. 36 984, BNB 2001/346.

HR 3 mei 2002, nr. 36 984, BNB 2002/219.

HR 20 juni 2003, nr. 37 974, BNB 2003/306.

HR 11 november 2005, nr. 40 246, BNB 2006/39.

HR 9 oktober 2009, nr. 43 035, BNB 2010/117.

Hof Den Bosch 18 september 2009, nr. 08/00103, ECLI:NL:GHSHE:2009:BK5482.

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 april 2014, nr. 13/00473, ECLI:NL:GHARL:2014:2901.

Kamerstukken

Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, p. 132 (MvT).

Kamerstukken II 1998/99, 26727, 3, p. 132 (MvT).

In document Resultaat uit overige werkzaamheden (pagina 28-33)