• No results found

Uit bovenstaande beschrijvingen kunnen de volgende conclusies getrokken worden voor de ontwikkeling van een LGP Moeras:

In eerste instantie is het belangrijk dat de waterkwaliteit van het gebied goed is. Dit kan variëren van oligotroof tot eutroof, afhankelijk van het gebied. Om deze waterkwaliteit te kunnen bewerkstelligen is het noodzakelijk zoveel mogelijk gebiedseigen water te conserveren en de inlaat van oppervlaktewater te voorkomen. (zie voor conservatie van gebiedseigen water Nijboer, 2000).

Ten tweede is het van belang dat er verschillende verlandingsvegetaties aanwezig zijn. Verschillende soorten prefereren verschillende stadia van verlanding. Het naast elkaar bestaan van deze vegetaties kan gewaarborgd worden door het verlandingsstadium van de wateren terug te zetten door te schonen en/of te baggeren. Er is echter geen optimale tijd voor deze maatregelen te geven, aangezien ze het gehele jaar een nadelige invloed hebben op de macrofauna. Er kan daarom voor gekozen worden deze maatregelen achterwege te laten, en de successie opnieuw op te starten door het regelmatig (om de paar jaar) graven van nieuwe wateren. Anderzijds kan de nadelige invloed van schonen en baggeren beperkt worden door deze maatregelen gefaseerd toe te passen, waarbij telkens maar een klein gedeelte wordt geschoond/gebaggerd. Hierbij is het van belang dat

ongemaaide/ongeschoonde gebieden op enkele meters afstand liggen van gemaaide/geschoonde gebieden. Daarnaast dient nooit een heel waterlichaam in 1 keer geschoond of gebaggerd te worden.

Ten derde is het van belang een structuurrijke gevarieerde vegetatie van water-, oever- en landplanten in stand te houden. Ook voor maaibeheer geldt daarom dat deze gefaseerd moet plaatsvinden. Ook de aanwezigheid van bos in de buurt (binnen 30 meter) komt bepaalde soorten ten goede.

Voor een aantal soorten is de aanwezigheid van specifiek krabbescheer van belang. Er moet daarom gezorgd worden dat er aan de habitatseisen voor krabbescheer tegemoet wordt gekomen. Voor de groene glazenmaker zijn bovendien grote krabbescheervelden noodzakelijk.

Daarnaast is het van belang om variatie in de dimensies van de wateren te behouden.

Referenties

Beschermingsplan groene glazenmaker 2002-2006. 2001. Rapport nr. 2001/015 Directie Natuurbeheer. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Wageningen.

Carlsson, R. 2001a. Ecology and lifecycle of Myxas glutinosa (Müller) in lakes on the Åland islands, southwestern Finland. Journal of Conchology 37 (2): 105 – 117.

Carlsson, R. 2001b. Comments on Myxas glutinosa. Journal of Conchology 37 (3): 301. Corbet, P. S. 1999. Dragonflies: Behaviour and ecology of Odonata. Harley books, Colchester.

Gittenberger E. en Janssen A. W. (red.) 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. – Nederlandse Fauna 2. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. 288 blz., 12 platen. Huijbregts, H. 2004. Gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus (Degeer, 1774). – EIS – Nederland,

www.naturalis.nl/eis.

De Jong, T. en Verbeek , P. 2001. Beschermingsplan Groene glazenmaker 2002-2006. Rapport Directie Natuurbeheer nr 2001/15, Wageningen.

LNV 2004. Besluit Rode Lijsten.

Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey- Nederland, Leiden.

Nijboer, R. (2000). Natuurlijke levensgemeenschappen van de Nederlandse binnenwateren deel 6, Sloten. Rapport EC-LNV nr. AS-06, Wageningen.

Provincie Noord-Holland 1993. Macrofauna-Atlas van Noord-Holland. Verspreiding en responsies van ongewervelde waterdieren.

Sierdsema H. en Cuppen, J. 2006. A predictive distribution model for Graphoderus bilineatus in the Netherlands (Coleoptera: Dytiscidae). Nederlandse Faunistische mededelingen 24: 49 – 54. Sternberg, K. 1999. Feinde, Parasiten und Kommensaln. In: Die Libellen Bade-Württembergs Band 1.

Sternberg, K & Buchwald, R. (Hrsg.).Verlag Eugen Ulmer GmbH & Co. Stuttgart.

Sternberg K. en Buchwald, R. (Hrsg.) 2000. Die Libellen Bade-Württembergs Band 2. Verlag Eugen Ulmer GmbH & Co. Stuttgart.

Van Nieukerken, E.J., 1992. Dytiscidae. In: De waterkevers van Nederland. Drost, M.B.P., Cuppen, H.P.J.J., Van Nieukerken, E.J. en Schreijer, M. (red.). Uitgeverij K.N.N.V. Utrecht, 280 pp.

Whitfield, M., Carlsson, R., Biggs, J. Walker, D., Corfield, A., Fox, G. and Williams, P. 1998. Journal of

Conchology special publication no. 2: 209 – 222.

www.soortenbank.nl www.minlnv.nl

27

Leefgebiedplan Moeras onderdeel Moerasvogels Wilco Verberk

Soortselectie

Uitgegaan is van de Soortenlijst concept LGP Moeras die is toegestuurd op 25 april 2006. De vogelsoorten die belicht zijn vallen in drie groepen. Per groep zijn er een aantal extra soorten (*) nader bekeken om de contrasten scherper te krijgen.

Rietzangers Reigerachtigen Eenden Sternen

Baardman(*) Blauwe reiger (*) Zomertaling Zwarte Stern Grote karekiet Purperreiger Krooneend Visdief (*)

Snor Roerdomp Wintertaling (*)

Kleine karekiet (*) Grote zilverreiger Krakeend (*) Rietzanger Kleine zilverreiger (*) Wilde eend (*)

Sprinkhaanzanger (*) Woudaap Kuifeend (*) Bosrietzanger Kwak

Rietgors (*) Werkwijze

De werkwijze die is gevolgd is hieronder kort aangegeven. Voor elke soort is informatie opgezocht over de habitatvoorkeur (foerageerbiotoop en broedbiotoop) en over life history kenmerken (ten aanzien van lichaamsgrootte, fenologie, reproductie, mortaliteit en dispersie naar overwinteringsgebieden; Tabel 1). Per groep is geanalyseerd hoe life history kenmerken met elkaar samenhangen en welke kenmerken goed combineren en welke niet (trade offs). Vervolgens is getracht om de habitatvoorkeur van soorten te onderbouwen vanuit de informatie over (combinaties van) life history kenmerken om zo grip te krijgen op de sleutelfactoren die maken dat een habitat geschikt is. Informatie over hoe aantasting van het laagveenlandschap heeft ingegrepen op deze sleutelfactoren geeft inzicht in de knelpunten voor het voorkomen van soorten alsmede perspectieven voor verbetering. Binnen het project is onvoldoende tijd voor een gedetailleerde literatuuranalyse. Daarom is de hier gepresenteerde gegevens in belangrijke mate uitgegaan van de bestaande naslagwerken en overzichtwerken (Teixeira, 1979; SOVON, 2002; van Dijk, 2005; den Boer, 2000; Tucker & Heath, 1994). Algemene samenhang life history kenmerken

Life history kenmerken kunnen niet los worden gezien, maar vormen samen een strategie die door natuurlijke selectie is ontstaan als oplossing voor bepaalde ecologische problemen (Stearns, 1976). Het gewicht van een soort is bijvoorbeeld sterk gerelateerd aan een aantal andere life history kenmerken waardoor bepaalde kenmerken (b.v. eigewicht) pas betekenis wanneer ze gerelateerd worden aan het gewicht van de soort (figuur 1). Daarbij is meestal geen sprake van een lineaire relatie met gewicht, waardoor het beter is om zaken te relateren aan het metabolisme van een soort, welke samenhangt met het gewicht2/3 (White & Seymour, 2003; Dodds et al.,

2001) (figuur 2). Een aantal relaties zijn voor elke groep herkenbaar. Zo is er een trade-off tussen eigrootte en aantal eieren: een soort legt ofwel veel eieren die kleiner zijn ofwel weinig eieren die groter zijn (figuur 3). Ook is er een sterk verband tussen metabolisme en ontwikkelingsduur (figuur 4), metabolisme en levensduur (figuur 5), waarbij variatie in levensduur binnen de rietzangers ook samenhangt met de reproductieve inspanning (figuur 7).

Tabel 1. Overzicht van life history kenmerken van de behandelde soorten. De informatie is grotendeels ontleend aan de serie ‘the birds of the Western Palearctic’, door Cramp et al. en is samengevat en verwerkt in van Dijk (2005).

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam

Gewicht vrouw (gram) Legselgrootte (gemiddeld aantal eieren) Variatie legsel grootte (max- min) Gemiddel aantal legsels Eigewicht (gram) Eigewicht variatie (%) Ontwik- kelings duur Maximale leeftijd (jaren) Type overwintering Voedsel

Baardman Panurus biarmicus 14 5.6 8 3.0 1.7 43% 34 6 Nederland, Europa ongewervelden, zaden

Grote Karekiet Acrocephalus arundinaceus 28 4.8 3 1.0 3.2 21% 39 10 Afrika ongewervelden

Snor Locustella luscinioides 17 4.1 3 1.3 2.2 25% 36.9 7 Afrika ongewervelden

Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus 12 3.9 5 1.0 1.8 40% 33.5 13 Afrika ongewervelden

Rietzanger Acrocephalus schoenobaenus 12 5.3 5 1.0 1.7 41% 40.5 10 Afrika ongewervelden

Sprinkhaanzanger Locustella naevia 13 5.2 4 2.0 1.7 27% 36.4 5 Afrika ongewervelden

Bosrietzanger Acrocephalus palustris 11 4.5 3 1.0 1.9 32% 34.5 10.5 Afrika ongewervelden

Rietgors Emberiza schoeniclus 18 4.9 4 1.7 2.2 31% 35 11 Nederland, Europa ongewervelden, zaden

Blauwborst Luscinia svecica 19 6.2 4 1.0 2.0 32% 41.5 9 Europa, Afrika ongewervelden

Blauwe Reiger Ardea cinerea 1361 4.5 9 1.0 60.0 18% 125 35 Nederland vis, amfibiën, kleine zoogdieren

Purperreiger Ardea purpurea 918 4.2 6 1.0 50.0 23% 120.5 25 Afrika vis, amfibiën, kleine zoogdieren

Kwak Nycticorax nycticorax 590 4.0 7 1.0 34.0 6% 111.5 16 Afrika vis, amfibiën

Roerdomp Botaurus stellaris 1453 5.5 4 1.0 40.0 16% 130 11 Nederland vis, amfibiën

Woudaap Ixobrychus minutus 146 5.5 5 1.0 13.0 15% 72.5 6 Afrika vis, amfibiën, ongewevelden

Grote Zilverreiger Casmerodius albus 960 4.0 4 1.0 60.3 7% 109.5 23 Nederland, Afrika vis, amfibiën

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta 390 4.0 5 1.0 27.9 9% 106 22 Europa, Afrika vis, amfibiën, ongewervelden

Krakeend Mareca strepera 775 10.0 9 1.0 44.0 23% 119.5 22 Nederland, Europa planten

Zomertaling Anas querquedula 384 8.5 8 1.0 28.0 18% 96.5 15 Afrika ongewervelden, planten

Krooneend Netta rufina 1140 9.0 8 1.0 56.0 20% 121.5 7 Europa planten (m.n. kranswier)

Kuifeend Aythya fuligula 929 9.5 11 1.0 53.0 18% 119.5 20 Nederland, Europa ongewervelden

Wintertaling Anas crecca 324 9.5 8 1.0 29.0 10% 74 16 Europa ongewervelden, planten

Wilde Eend Anas platyrhynchos 1096 11.0 14 1.0 51.0 17% 132.5 29 Nederland ongewervelden, planten

Visdief Sterna hirundo 126 2.8 2 1.0 21.0 24% 66.5 25 Afrika vis, ongewervelden

29

Figuur 1. Relatie tussen massa vrouwtje en