• No results found

Menselijke waardigheid in filosofisch en theologisch per- per-spectief

3.5 Samenvattende slotopmerkingen

Samenvattend kunnen we concluderen dat in de katholieke traditie de waar-digheid van de mens gefundeerd wordt in Gods schepping en in het geschapen zijn naar Gods beeld. Dat maakt de mens anders dan alle andere schepsels en geeft meteen ook de betrokkenheid tussen God en mens aan. Er is een speciale band (Verbond) tussen God en mensen:

“While most modern anthropologies locate what it means to be hu-man in the relationship of huhu-mans to themselves or in their relation-ship to the world, Christian theological anthropology locates it in God’s relationship to humans. This is also the context where the con-cept of human dignity is to be located.”317

God is begaan met de mensengeschiedenis, terwijl de mens van zijn kant ge-roepen is tot “goddelijke zaligheid”.318 Als de mens de band met zijn schepper negeert is dat een aantasting van zijn waardigheid. Immers,

311 CSL no. 159.

312 Het CSL heeft het hier opvallend genoeg niet over de fundamentele, onvervreemdbare mensenrechten. Zie de eerdere lijst van expliciet genoemde rechten.

313 CSL no. 388. 314 CSL no. 389. 315 CSL no. 402.

316 CSL no. 403: “In this regard, the activity that prison chaplains are called to undertake is important, not only in the especifically religious dimension of this activity but also in de-fence of the dignity of those detained.”

317 Chr. Schwöbel, ‘Recovering Human Dignity’, in: R. Soulen / L. Woodhead (Eds.), God and Human Dignity, Grand Rapids: Eerdmans, 2006, p. 44-58, hier p. 49.

“[I]f the relationship to God is no longer the foundational relationship for all human life, then human dignity becomes something that is conferred or withheld by other finite entities. Human dignity be-comes a social construct that is constituted in interpersonal relation-ships. (…) If it constituted in this way, however, it can also be denied and destroyed in this way. Conferring or denying human dignity be-comes an act of creative human freedom.”319

De mens is geschapen als een vrij, moreel wezen met rede en een geweten, maar daarmee onvermijdelijk ook een zondig wezen. De rede maakt het de mens echter mogelijk het goede en kwade van elkaar te scheiden. Het bete-kent tevens dat de mens niet ‘af’ is. Mens-zijn betebete-kent daarom tegelijkertijd menswording.320

Het scheppingsverhaal leert tevens dat de mens zichzelf niet genoeg is: mens-zijn is onherroepelijk mens-zijn-met-anderen. Persoonlijk belang en algemeen belang zijn daarom ook onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld: iedere mens verdient eerbied, die tot uitdrukking komt in het eerbiedigen van de rechten die voortvloeien uit zijn waardigheid als schepsel Gods, maar die waardigheid vereist van de mens tevens het nastreven van het algemeen wel-zijn.321 Dit impliceert dat rechten niet op zich staan en ‘los verkrijgbaar’ zou-den zijn, maar altijd gekoppeld zijn aan plichten.

Mensenrechten worden gezien als een antwoord op de eis tot respectering van menselijke waardigheid en horen tot het wezen van de opdracht van de Kerk. Inmiddels hebben, na de menselijke waardigheid, nu ook de mensenrechten een niet meer weg te denken plek ingenomen binnen de sociale leer van de katholieke kerk. De Amerikaanse sociaalethicus Hollenbach concludeert dan ook terecht in een bespreking van het Compendium:

319 Chr. Schwöbel, ‘Recovering Human Dignity’, in: R. Soulen / L. Woodhead (Eds.), God and Human Dignity, Grand Rapids: Eerdmans, 2006, p. 44-58, hier p. 53. Zie ook G. Popa, ‘The Biblical Prophets: Human Dignity Defenders’, in: Journal for Interdisciplinary Research on Religion and Science, No. 5, 2009, p. 185-192, hier p. 187-188.

320 Mays laat dit zien aan de hand van de psalmen, waarin de psalmist zowel de mens als de mensheid vertegenwoordigt en waarin sprake is van een relationele realiteit tussen psalmist en God. De psalmist is een zelf, met een eigen identiteit en eigenwaarde. De psalmen geven uiting aan het besef bij de psalmist van afhankelijkheid en dus kwetsbaarheid. De psalmist ontleent aan de relatie met God zijn identiteit en doel. J. Mays, ‘The Self in the Psalms and the Image of God’, in: R. Soulen/L. Woodhead (Eds), God and Human Dignity, Grand Rapid: Eerdmans, 2006, p. 27-43.

“In the face of this ebb and flow of opinion, it is striking how strongly the new Compendium of the Social Doctrine of the Church affirms the Catholic Church’s commitment to human rights as moral stand-ards to which all nations and cultures should be held accountable. Like earlier church documents, the compendium grounds the link be-tween Christian faith and human rights in the dignity of the human person as created in the image of God. But its discussion has greater theological depth than all previous teachings, which serves to link its ministry in the domain of human rights tightly to its essential religious identity. (…) Human rights, the vocation of every Christian, and the mission of the church are inseparable.”322

322 ‘Human Rights in Catholic Thought’, in: America,

<http://www.bc.edu//bc_org/rvp/pubaf//05/Hollenbach_America.html.>

Zie ook W. Kasper, ‘Die theologische Begründung der Menschenrechte’, in: D. Schwab e.a. (Hrsg.), Staat. Kirche, Wissenschaft in einer pluralistischen Gesellschaft, Berlin: Duncker & Humblot, 1989, p. 99-118, hier p. 113.