• No results found

S PECIFIEKE MAATREGELEN TER BESCHERMING VAN FLORA EN FAUNA

In document BB BB BB (pagina 105-109)

• Vogels: Wespendief, Havik, Houtsnip, Zwarte specht, Middelste Bonte Specht, Kleine Bonte specht, Vuurgoudhaan, Fluiter, Bonte vliegenvanger.

• Reptielen: Levendbarende hagedis en Hazelworm;

• Dagvlinders: Eikenpage en Sleedoornpage; mogelijk Kleine ijsvogelvlinder;

Figuur 30 Schematisch voorbeeld van een bosrand

• Zweefvliegen: Oostelijke sapzwever (Brachyopa pilosa), Bij-woudzwever (Criorhina asilica), Geelbuik-platbek (Pipiza festiva), Neocnemodon latitarsis, …

De bijzondere flora-elementen zijn de aanwezige oudbosplanten zoals Bosanemoon, Dalkruid, Lelietje der dalen, Eenbes en Slanke Sleutelbloem (zie 2.3.3.4), die in bijzondere mate gebonden zijn aan de aanwezige bostypes.

Er zijn drie niveau’s waarop met de informatie over fauna en flora zal worden gewerkt:



sensibilisering van de bosbeheerders zelf en van het publiek



bijsturing van reeds lang toegepaste beheermaatregelen



nieuwe maatregelen

4.4.1100..11 SSENENSSIBIBIILILISSERERIINGNG VVAANN DDEE BBOSOSBEBEHHEEEERRDDEERRSS EENN VVAANN HHEETT PPUUBBLLIIEEKK

We trachten de kennis en gevoeligheid van de bosbeheerders aan te scherpen door:



de informatie over fauna en flora een belangrijke plaats te geven in dit beheerplan,



die informatie zo leesbaar mogelijk te brengen



geregelde contacten met de inventariseerders op het terrein.

Dit is een noodzakelijke voorwaarde opdat voorgestelde wijzigingen succesvol zouden worden.

4.4.1100..22 BBIJIJSSTTUURREENN VVAANN KKLALASSSSIIEEKKEE BBOOSSBEBEHHEEEERRMMAAAATTRREEGGEELLEENN TT..BB..VV.. FFAAUUNNAA EENN FFLLOORRAA

Eerder in de tekst, onder de beheermaatregelen bosverjonging (4.1), bosomvorming (4.2), bebossingswerken (4.3), behandelings- en verplegingswerken (4.4) en kapregeling (4.5) werden tientallen klassieke beheermaatregelen beschreven.

Al deze klassieke beheermaatregelen werden niet dogmatisch benaderd maar werden telkens opnieuw tegen het licht gehouden om na te gaan of ze een bijdrage leveren tot een betere functievervulling in het algemeen en tot een verhoogde natuurwaarde in het bijzonder. Ze zijn niet specifiek soortgericht maar eerder procesgericht.

Algemene beheermaatregelen die voor fauna belangrijk zijn:



Behoud van oude bomen met veel holtes: voor holenbroedende vogels en voor vleermuizen. Vooral eiken en Beuken.



Behoud van liggend en staand dood hout: voor bijna alle bosbewonende dieren is dit van belang



Voldoende licht in het bos



Creëren van geleidelijke overgangen tussen bos en open terrein: mantel-zoomvegetaties BOSVERJONGING

Door bij de bosverjonging op regelmatige basis voor natuurlijke verjonging (> 50%) te kiezen zal de verjongingsperiode verlengen waardoor de horizontale structuur in het bos toeneemt. Tegelijkertijd zal ook de verticale structuur toenemen doordat gemiddeld genomen meer soorten in de menging zullen aanwezig zijn en elk van die soorten zijn groeisnelheid heeft.

Door resoluut te kiezen voor inheemse soorten, door secundaire soorten veel meer op het voorplan te brengen en door uitheems naaldhout te beperken, wordt gewerkt aan een verbetering van de bodemfauna en krijgt de kruidlaag opnieuw kansen.

BOSOMVORMING

Bosomvorming is een klassieke bosbouwterm, tot ca. 1960 had de omvorming vooral betrekking op omschakeling van hakhout en middelhout naar het financiëel interessantere hooghout of om het versneld afvoeren van slecht groeiende bestanden.

De volgende 20 jaar wordt met de omvorming een beter groeiplaatsbeheer (tegengaan verzuring) en een verhoogde natuurlijkheid (terugdringen exoten, opnieuw werken met middelhoutstructuur) nagestreefd. Hierdoor krijgen fauna en flora veel meer kansen .

KAPREGELING

De klassieke kapregeling die in het vorige beheerplan nagenoeg volledig op opbrengst was gericht, wordt in de volgende beheerperiode sterk bijgestuurd met het oog op fauna en flora:



18 % wordt niet langer geëxploiteerd. Een aantal van de zones zijn voldoende groot om op termijn tegelijkertijd alle fases van ontwikkeling en verval te bevatten.



er wordt een netwerk van zeer oude, kwijnende en dode bomen gevormd. Dit zal een sterk positief effect hebben op een ganse reeks paddestoelen en op een groot aantal diersoorten: insecten, toegepast of beschreven werden m.b.t. het beheer van het domein- en gemeentebos.

Er worden een aantal soortgerichte maatregelen voorgesteld, toch blijft de nadruk (conform de beheervisie) liggen bij procesgerichte ingrepen.

Grosso modo gaat het hier over de maatregelen uit het onderste deel van het beheeroverzicht : bestrijding exoten, beheer open plekken en bosranden en andere.

Bestrijding van exoten werkt voornamelijk structuurbevorderend (zie 4.4.1.).

Het beheer open plekken en bosranden levert wellicht de belangrijkste bijdrage tot structuurvariatie (zie 4.8). Bij de aanleg en het beheer wordt soms specifiek (maar zelden exclusief) gemikt op een aantal soorten.

MAATREGELEN T.B.V. REEËN

Het dassenproject van het Regionaal Landschap resulteerde reeds in een groot aantal nuttige voorstellen. Hier worden die maatregelen opgesomd die kunnen worden nagestreefd in de volgende beheerperiode wanneer de Das zich terug in het gebied zou vestigen:



bescherming van bestaande dassenburchten: o.a. visuele afscherming door bvb. een boomkruin waar wandelwegen te dicht aansluiten bij de burcht, verbod om burchten te betreden met exploitatiemachines



vergroting voedselaanbod door o.a. aanleg/onderhoud van enkele hoogstamfruitbomen (Vleught B /Augustijnbos B). Door de geplande dunningen zal tevens de vorming van eikels en de groei van hazelaar in de onderetage bevorderd worden



Goed overleg met jagers, verbod op vossenjacht in de omgeving van dassenburchten.

Er wordt momenteel niet overwogen om de das via een nieuw introductie project naar het bosdomein te halen.

Indien er zich spontaan een koppel zou vestigen zal in overleg met de dassenspecialisten worden onderzocht of

‘aanvulling’ met streekeigen dassen mogelijk/wenselijk is.

MAATREGELEN M.B.T . VLEERMUIZEN

Voor vleermuizen is het voorkomen van oude bomen met veel holtes van groot belang. Deze zijn momenteel in ruime mate aanwezig.

Algemene maatregelen :



Boswachters dienen de gekende ‘nestbomen’ van vleermuizen te kunnen situeren op het terrein en zullen deze zo lang mogelijk op stam bewaren.

MAATREGELEN M.B.T. VOGELS

Het is duidelijk dat in Bertembos de oude bomen verantwoordelijk zijn voor de relatief hoge aantallen holenbroeders (vogels die hun nest in boomholtes maken). We denken dan aan soorten als Zwarte Specht, Kleine Bonte Specht, Groene specht, Boomklever, Glanskop en Bonte Vliegenvanger. Ook voor roofvogels als Wespendief, Buizerd en Havik zijn forse oude bomen belangrijk om hun nest in te maken.

Opvallend zijn de hoge aantallen Appelvink als broedvogel. Die zijn te danken aan de vele boskersen in het bos.

Algemene maatregelen :



gekende nestbomen van bvb. havik zullen niet worden gekapt (tenzij om veiligheidsredenen), ook in de onmiddellijke omgeving zullen geen bomen worden geveld of zal de velperiode worden gespecifieerd om verstoring van het nest te vermijden.



het zelfde geldt voor nestbomen van holenbroeders



het beheer van dikke bomen zal resulteren in meer kansen voor soorten als fluiter, middelste bonte specht en wespendief.



nestkasten worden enkel toegelaten in het kader van een duidelijk afgelijnd onderzoeks- of educatief project. Momenteel is dat enkel het geval voor een onderzoek over bosuilen.

MAATREGELEN M.B.T. REPTIELEN

Het laten liggen van dood hout is een interessante maatregel om de populatie Hazelworm in Bertembos in stand te houden. Voldoende licht in het bos, dus voldoende openheid in de vorm van brede dreven (brede bermen) en een permanente (kleine) open plek, kan bijdragen tot uitbreiding van de populatie Levendbarende hagedis die momenteel voorkomt in de Koeheide.

Specifieke maatregelen :



vooral kleine open plekjes op hoog gelegen locaties zijn van belang voor reptielen. Naast het heidebeheer en de halfopen vegetatie, zullen specifiek op die plaatsen waarvan geweten is dat ze aantrekkelijk kunnen zijn voor reptielen, maatregelen worden genomen.



als overwinteringsplek voor de Hazelworm en Levendbarende hagedis is zwaar liggend dood hout van groot belang. Maar ook de grazige bermen langsheen de dreven vervullen een belangrijke functie.

MAATREGELEN M.B.T. ONGEWERVELDEN (VLINDERS, ZWEEFVLIEGEN,…)



bij maaiwerkzaamheden zal altijd een deel van het gebiedje ongestoord worden gelaten.



om bosranden aantrekkelijker te maken zal, waar mogelijk voor een gerafelde structuur worden gezorgd. Aan de zuidrand (overgang naar Koeheide) kan (spontane) bosuitbreiding met Sleedoorn, Iepen en eiken zeer waardevol zijn voor Sleedoornpage, Eikenpage en andere struweelsoorten. Op andere plaatsen kan er eventueel een hakhoutbeheer uitgevoerd worden.



Wanneer er beweiding zal worden toegepast zal gebruik gemaakt worden van ontwormingsmiddelen met zo klein mogelijk neveneffecten.

In document BB BB BB (pagina 105-109)