• No results found

En Ruut zei: ‘Je moet mij niet kwalijk nemen Jenny, maar ik heb nooit geweten, dat het ouwe gezang van de liefde zoo taai was.’

‘Maar dat neem ik je wel kwalijk, onhebbelijk jongetje,’ plaagde Jenny en ze liep

gearmd met Ruut naar de stoel, waarin Marijke was neergezegen, terwijl Réné zijn

lange slankheid

dubbelboog over zijn over de borst gevouwen armen, en zoo op haar neerblikte. Had

hij het goed verstaan: ‘Zee?’ Och, maar natuurlijk niet.

‘Kom kerel, ga zitten. Sta daar niet als een waanzinnige pierrot.’ En Ruut schoof

een stoel aan, een eindje van Marijke vandaan. Stom van hem, om de Bock te vragen.

Maar Jenny had dat gisteravond doorgedreven. Een klein tangetje was die Jenny.

‘Zoo Rozemarijn, prettig gedanst?’

‘Nog prettiger gekout. Nietwaar Mijnheer de Bock?’

‘O ja, ja zeker juffrouw Bovenkamp. Juffrouw Bovenkamp vertelde mij, dat ze

studeert. Ze wilde alleen niet zeggen waarin. Zèèr ondeugend.’

Ruut keek verschrikt naar Marijke. Wat had ze nu weer uitgehaald? Wat beteekende

dat om te zeggen, dat ze studeerde! Hij keek verstoord naar Jenny, die even lachte.

En naar Ada, die haar pinknagel bekeek en Leonard wegwenkte, die haar een sigaret

aanbood.

‘Ze kan toch best studeeren,’ zei hij opeens norsch.

‘O maar natuurlijk. Daartegen heb ik ook geen bezwaar. Mijn belangstelling deed

me alleen vragen waarin.’

‘Je belangstelling,’ dacht Ruut kwaad. ‘Jouw akelige

ouwe-Juffrouw-nieuwsgierigheid.’ Dan zei hij kortaf: ‘Ze studeert rechten.’

‘En U zei juist...’ hij keek Marijke verbluft aan, ‘dat U rechten zoo taai vondt.’

‘Maar dat vìnd ik ook,’ zei Marijke zoet.

‘Daarom kan ze er toch wel in studeeren,’ snauwde Ruut, en hij nam zich voor

Marijke later eens flink onder handen te nemen. Zooals ze hem nu blameerde Hoewel

blameeren... feitelijk niet. Als ze nu verteld had, dat ze in dat Rusthuis warme kruiken

in de bedden moest leggen, dat was een blamage geweest.

‘En hebt U Uw candidaats al gedaan?’ Natuurlijk moest die lammert er nog op

doorzagen, dacht Ruut.

‘Neen Mijnheer de Bock.’ Afwijzend.

‘En waar studeert U? In Amsterdam?’

‘Ja, waar dacht je dan? In Constantinopel?’ Dat was Ruut.

‘Ze zou toch in Utrecht kunnen studeeren.’

‘Ja, dat is waar ook,’ zei Marijke, alsof ze plotseling een geheel nieuwe ontdekking

deed. Ruut streek over zijn haar. En Jenny likte vlug haar roode tongetje over haar

vuurroode lippen. ‘Daar was iets niet in orde met die Marijke... Maar ze zou er best

achter komen...’

‘U bent natuurlijk van het gym,’ zei ze, terwijl ze haar vuurroode schoentjes kruiste

- ze droeg ook een korte vuurroode pelerine op een witte jurk - en terwijl ze Marijke

onderzoekend bekeek.

‘Nee, ik was op een particulier instituut,’ zei Marijke zoet. ‘Net als Mijnheer de

Bock.’

Leonard lachte opeens. En Ruut snauwde: ‘Wat is daar in vredesnaam om te lachen.

Wat doe je krankzinnig Leonard. Zeg liever eens wat.’

‘Ik dacht er aan, hoe wij vroeger dat particuliere instituut van Réné noemden.’ Hij

wuifde afwerend met zijn hand. ‘Nee, nee Jenny, dat vertel ik je niet. Je hoeft niet

bang te zijn, hoor Réné.’

En Ada van Polland zei: ‘Hoe vin je die tango?’ Ze sloot even haar oogen, alsof

de tango haar verblindde. Dan keek ze Ruut aan. En Marijke, die de blik onderschepte,

dacht: ‘Ze houdt van Ruut. Een lief gezicht heeft ze. Zij zal mij wel verfoeien. Ze

heeft ook nog geen woord tegen mij gezegd. Toch kranig om hier te komen, terwijl

ze wist, dat ik er zijn zou. Keep smiling. Kranig van haar.’ Marijke wipte van haar

stoel op het bankje naast Ada. Ze zei: ‘U lijkt op Ada van Holland, dat had Ruut me

al verteld.’

‘Heeft Ruut U dat gezegd?’ Glanzende blauwe oogen, die keken van haar naar

Ruut.

‘Je moet niet alles gelooven, wat Marijke zegt,’ weerde Ruut af. Ada's oogen

wendden zich af.

‘U lijkt op Ada van Holland met de valk op de hand,’ hield Marijke als een terrier

vol. ‘Dat vindt Ruut ook,’ En de kinlooze ontdekte plotseling: ‘Hé, verdraaid aardig

zeg, Ada van Polland - Ada van Holland. Daar kun je een gedicht op maken zeg.’

‘Als jij er je maar niet waagt,’ vond Leonard. ‘Spaar ons, kerel.’

En Ruut vond opeens: ‘Zeg, wat zullen wij nu doèn?’

‘We dansen toch,’ zei Marijke.

‘Ja, dat merk ik. Nee, we gaan wat anders doen, zeg lui. Waar zullen we heengaan?’

‘De van Swinderens zijn vanavond in “the Owl” met de Stricks en de Lansweertjes.

Zullen wij daar heengaan?’ vroeg Jenny, terwijl ze even ronddraaide op de hak van

haar schoen. Haar witte jurk spreidde uit als een waaier. ‘Ze belden me vanmiddag

op. Die Nonnie Lansweert, een schat vin jullie niet?’

‘O ja, ja,’ zei de bok. Ruut zweeg. Leonard glimlachte. Ada zei: ‘Ik vind haar een

vreeselijke aanstelster.’

‘Juist daarom,’ zei Jenny. Ze kneep haar oogen half dicht, terwijl ze keek naar

Ada. ‘Och, jij bent ook zoo saai,’ zei ze dan. Maar ze lachte liefjes. Marijke vond

haar een spook, en Nonnie Lansweert, ongezien, ook een draak van een kind. Marijke

dacht - en ze glimlachte even - hoe ongemerkt H.B.S. uitdrukkingen weer in haar

hoofd rondtolden, die eenige jaren op non-actief waren geweest.

‘Hoe vin jij 't Marijke, om naar “the Owl” te gaan?’ Ruut vroeg het wat achteloos.

Hij keek haar niet aan.

‘Voor mijn part gaan we naar de Kat. Maar ik begrijp niet goed, waarom we hier

weg moeten. 't Is hier toch best.’

‘Och natuurlijk. Maar ik heb zin om wat anders te doen. 't Is bar-gezellig in “the

Owl”.’

‘Ja, dat zal wel,’ zei Marijke onverschillig. En Marijke dacht, hoe Ruut altijd ‘wat

anders wilde’. Wanneer ze gezellig thuis Zondags in het Zonnehoekje zaten, dan

wilde hij opeens naar Laren dansen. Wanneer ze dan dansten in Laren, dan kreeg hij

plotseling zin om in Amersfoort of desnoods Apeldoorn of Amsterdam te gaan eten...

Het was lastig!

Ze keek naar Ada. ‘Vindt U het prettig,’ zei ze zacht.

‘O jawel.’ Koele blauwe oogen, die haar aankeken.

‘Ik dacht, omdat U er niet overmatig enthousiast uitziet, dat U het ook een corvee

vindt.’

‘Vindt U het dan een corvee?’

‘Natuurlijk. Weet U.’ - ze keek even op haar polshorloge,

het was half elf - ‘weet U, ik ging veel liever naar bed. Met de gedichten van de

Genestet. Kent U die?’