Ze hield een nagelvijltje in de hand. Critisch bekeek ze haar nagels, vijlde dan
voorzichtig. De nagels van Ma Denneheuvel waren van een perfectie, akelig
gewoonweg. En dat kind van gisteren, Jenny de Meyere, droeg tien bloedrood gelakte
vingers door de dagen. Als de natuur ze je zoo geschonken had, dacht Marijke, dan
zou het een geweeklaag zijn van je welste! Ze legde een bebloemde kimonoknie over
de andere, vijlde dan haar duim wat spitser.
In de badkamer hoorde ze Clara bezig. Die liet nu het bad loopen. Marijke spitste
haar lippen. Het was als in een dot van een Engelsch boek: ‘Your bath is ready,
Mylady.’ Of een dergelijke poespas.
Wat was het stil in huis. Zoo'n deftige stilte! Ze prikte met het vijltje in haar knie,
trok de draden van een bloem wat losser. Dan keek ze om zich heen in de warme,
behagelijke kamer. Ze dacht opeens aan haar slaapkamertje in het Rusthuis. Het bed,
de waschtafel, een stoel en een tafeltje. En de kilte om je heen, die je proefde. En
hier? De twee groote cretonnen stoelen, die naar het gashaardje stonden toegeschoven.
Stoelen, waarin je verzonk! En het haardje, dat flauwtjes brandde, en de centrale
verwarming, die aan was. ‘Ja,’ dacht Marijke, ‘zoo kweekt men kasplantjes.’ Al was
het dan oer-genoeglijk.
Op het schrijfbureautje, dat in een hoek stond, tikte gedecideerd een grappig klein
klokje. En in de blauwe kom, die op een lage tafel stond, bloeiden roode rozen. Dat
waren rozen van Ruut...
‘Uw bad is klaar Juffrouw.’ Dat was Clara. Marijke hield ternauwernood een
grinnik binnen. Zie je wel: Your bath is
ready, Mylady! Spring er maar in. Maar: ‘Dank je wel Clara,’ zei Marijke rustig. En
ze keek ternauwernood op.
Clara dacht, terwijl ze naar beneden liep, dat ze geen hoogte kon krijgen van de
juffrouw. Johan vermoedde, dat ze wel schatrijk zou zijn. Want het moois zag je er
gauw af. Alleen, die naam Bovenkamp - want zoo was ze gisteravond aan Juffrouw
de Meyere voorgesteld - was toch maar zoo'n heel gewone naam, zoo heelemaal geen
‘rijke’ naam. Nee, je kwam er zoo gauw niet achter, dat is zeker. En terwijl Clara
vlug en licht naar beneden tripte, fantaseerde ze door over Marijke. Johan zei altijd:
‘Jij hebt te veel films gezien. Dat is de chose.’ Alsof ‘zij’ - dat was Marijke - op een
van de vele filmheldinnen leek! ‘Ze’ mocht het willen, dacht Clara vinnig opeens...
En Marijke? Ja, die neuriede, terwijl ze met één teen voorzichtig het bad probeerde.
Ja, natuurlijk was het prachtig op temperatuur. Hoe zou het ook anders kunnen? Ze
strekte zich behagelijk. O, het was gewoon om in te slapen. Stel je voor, dat ze
inmafte... Marijke sperde wijd haar oogen. Dat zou al te dramatisch zijn. Maar, ze
zou toch ook eens zoo'n kleurige badkamer in het Rusthuisje voorstellen. Zoo lichtrose
met groen. Goed voor de oogen. Je hadt kans, dat Mijnheer Nieber niet meer uit de
badkamer te krijgen was. Vooral, als zij hem prees, dat hij altijd zoo'n gevoel voor
kleuren gehad had... Je hadt zelfs kans, dat hij er niet eens inwou! ‘Ach schattige
Grompie,’ dacht Marijke teeder, terwijl ze zich langzaam inzeepte.
Toen ze later voor de lange toiletspiegel stond, en zichzelf bekeek in het groenzijden
avondjurkje, kwam opeens een weerzin in haar op tegen de avond. Ze zag zoo grauw,
ze zag zoo moe. En als nu alles maar een beetje gezellig was... Och, ze had natuurlijk
niet gedacht, dat Ma Denneheuvel haar bij aankomst vlotweg aan haar boezem zou
hebben geprangd. Maar deze kille vriendelijkheid en dat even aarzelen, voor haar
naam genoemd werd: ‘Ach... Marijke.’ Ja, en gisteravond al direct dat kind met de
bloedroode nagels, dat, zooals ze zelf zei, maar even kwam binnenstuiven. Hoewel,
't zou misschien nog killer geweest zijn, wanneer ze de eerste avond al meteen al
haar conversatietalenten had moeten verspelen.
Ruut floot haar kamer voorbij. ‘Ready Marijke?’
‘Ja, ik kom direct.’
Maar ze ging nog even in de groote cretonnen stoel bij het haardje zitten.
‘Vanmiddag, die autotocht naar Scheveningen, en die flinke wandeling langs het
strand was prettig geweest. Al beweerde Ruut dan, dat hij in geen jaren langs het
strand had gewandeld, Maar nu...’ Marijke strekte haar armen in een gaap, ‘nu
vanavond de vrinden van Ruut, ook dat bloedroode kind, eerst dansen in de hal bij
een perfecte radio, en dan nog ergens heen... nu, ze wist niet, wat ze liever wilde.
Ja...’ dacht Marijke berustend, terwijl ze haar hoofd legde tegen de zachte, mollige
zijkant van haar stoel, ‘ik heb nu eenmaal geen mondaine aanleg. En ik wensch er
ook geen...’
Ze zaten later in de hal met het Boeddha beeld. Ruut zat op de leuning van Marijke's
stoel, speelde wat met haar zijlokjes, en was zoo uitgelaten, alsof hij daarmee Marijke's
zwijgen wilde verdoezelen. En hij snoerde steeds met succes de mond van een lange,
magere jongen, die geen kin bezat, en die al eenige keeren getracht had over Marijke's
verleden te kouten. Op de stoelleuning van de kinlooze hing meer dan ze zat Jenny
de Meyere. En naast haar zat Ada van Polland. Slank en blond was ze en heel mooi
en ze rookte zwijgzaam.
‘Die Savoyband is uitstekend, vindt U niet?’ vroeg de kinlooze aan Marijke.
‘O, uitstèkend,’ beaamde Marijke.
‘Verleden week was ik nog in Londen, heb in het Savoyhotel gedineerd. Het eten
is daar beslist goed. Beslist.’ Hij keek naar Marijke, die aanminnig knikte. ‘Kent U
Engeland?’
Marijke voelde Ruut sidderen bij deze pertinente vraag.
‘Als mijn eigen land,’ zei Marijke.
Ruut sprong van haar stoel. ‘Dansen we of doen wij aan Aardrijkskunde? Kom
Réné, zanik niet. Dans! En jij, Leonard, jij komt hier niet om te slapen, maar om je
aan de dames te wijden.’
Leonard, een jonge man, met veel goud in zijn mond, haalde moeizaam zijn lange
beenen binnen boord. ‘Ik word feitelijk pas wakker na twee uur. 's Nachts, bedoel
ik,’ zei hij ter verduidelijking tegen Marijke.
‘Gezellig,’ zei Marijke.
‘Nee, nu dans jij eens met mij,’ riep Jenny, terwijl ze haar nog niet uitgegane
sigaret op de haltafel neerlegde. ‘Wat denk je wel Ruut! Je verwaarloost mij
schromelijk.’
Voor Ada boog Leonard zijn aristocratische lengte. En Marijke, terwijl ze
voorzichtig Jenny's brandende sigaret in een aschbak deponeerde, - ze zag aan het
snuit van de kinlooze, dat hij dit zeer burgerlijk vond - dacht: ‘O, wat zal Ruut nu in
zijn piepzak zitten. Hij ijst natuurlijk van de conversatie, die de kinlooze met mij zal
voeren. Ja jongetje, dan had je mij maar onder mijn eigen kleuren hier moeten
binnenhalen.’
‘Ja, graag,’ zei Marijke, terwijl de jonge man, die Réné heette, voor haar boog.
Een sleepende wals was de radio wel zoo goedgunstig om te spelen. Een magere
arm omvatte Marijke, en een hand, waaraan een smalle gouden armband prijkte,
hield voorzichtig vijf van Marijke's vingers vast.
‘Verrukkelijke wals, vindt U niet?’
‘Verrukkelijk,’ zei Marijke.
‘Walst U veel?’
Marijke zag zich al door het Rusthuisje hotsen met Mijnheer Nieber.
‘Gaat nogal,’ zei Marijke.
Ruut knipoogde angstig naar haar over Jenny's schouder. Ze knipoogde zusterlijk
In document
Cissy van Marxveldt, Marijke's bestemming · dbnl
(pagina 41-44)