• No results found

6.2 Verschillen en overeenkomsten met betrekking tot de geldende norm

6.2.7 Ruime of enge interpretatie van de norm

Men kan zich afvragen of de Belgische rechter een ruimere norm hanteert dan de Nederlandse rechter. Op het eerste gezicht lijkt het er op dat de Belgische rechter de Belgische norm ruimer interpreteert dan de Nederlandse rechter de Nederlandse norm, maar uit de bestudeerde rechtspraak blijkt dat beide rechters evenveel waarde hechten aan het feit dat de verhoudingen binnen de vennootschap in ernstige mate verstoord dienen te zijn, waardoor iedere samenwerking onmogelijk is. In dat kader is het ook niet relevant of het gaat om een minderheidsaandeelhouder of een aandeelhouder die een gelijkwaardig pakket aandelen bezit, doorslaggevend is of deze aandeelhouder in een benarde positie terecht is gekomen.

7 CONCLUSIE

In deze conclusie zal gemotiveerd antwoord gegeven worden op de volgende probleemstelling zoals geformuleerd in de inleiding: ‘wat houdt de norm in die gehanteerd wordt bij een uittredingsvordering van een aandeelhouder in een besloten verhouding op grond van artikel 2:343 lid 1 BW en wanneer is uittreden gerechtvaardigd?’.

In de inleiding is een korte casus geschetst waarin een verstoorde verhouding is ontstaan tussen aandeelhouder C enerzijds, en aandeelhouders A en B anderzijds, waardoor C in een benarde positie is geraakt en uit de vennootschap wil treden. Omdat de omstandigheden die aan de orde zijn, namelijk het continue overstemd worden, het niet toegelaten worden tot de algemene vergadering en het op de huid gezeten worden door de mede-aandeelhouders, zullen dit voor een Nederlandse rechter vaak voldoende aanwijzingen zijn dat de verhoudingen verstoord zijn en dat aandeelhoudersrechten geschonden worden, wat bij elkaar een uittredingsvordering zou rechtvaardigen. Naar aanleiding van de categorieën die onderscheiden zijn, zal dit geval in de categorie gewijzigde omstandigheden vallen, omdat de samenwerking niet meer zo verloopt zoals partijen in eerste instantie hadden afgesproken, of in de categorie gedrag in strijd met de vennootschapsrechtelijke regels, omdat het niet toelaten van een aandeelhouder tot de algemene vergadering in strijd is met de wet en de statuten. Bij deze casus wordt al duidelijk dat een zaak vaak in meerdere categorieën valt. Dit heeft er ook mee te maken dat gebleken is dat een enkel geschil in de meeste gevallen geen rechtvaardiging voor een uittreding zal zijn, maar dat er bijkomende omstandigheden aan de orde moeten zijn. In dat kader zal een zaak vaak elementen uit meerdere categorieën vertonen, waarbij kan worden aangenomen dat het gaat om een schrijnend geval waarin het voortzetten van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer verlangd kan worden. In deze casus zal een uittredingsvordering wellicht dus wel slagen.

Ten aanzien van de norm is uit de rechtsvergelijking het volgende gebleken. Ten eerste is naar voren gekomen dat beide landen een verschillende norm hanteren. In Nederland moet er op grond van artikel 2:343 lid 1 BW een gedraging van een mede-aandeelhouder of de vennootschap zijn, waardoor de eisende aandeelhouder zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. In België is de norm voor een uittredingsvordering op grond van artikel 340, respectievelijk, 642 W. Venn. het bestaan van ‘gegronde redenen’. In Nederland is het criterium dat van de aandeelhouder in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij nog

langer aandeelhouder blijft in artikel 2:343 lid 1 BW opgenomen, in België is dit in de rechtspraak ontwikkeld. 142 Uit de jurisprudentie in Nederland kan afgeleid worden dat alle geschade rechten of belangen aanleiding kunnen geven tot uittreding en dat het niet alleen gaat om schade aan de belangen die de aandeelhouder in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft geleden, maar dat ook privébelangen aan een uittredingsvordering ten grondslag kunnen worden gelegd. Tevens wordt uit de jurisprudentie in beide landen duidelijk dat de belangen van de belaagde aandeelhouder centraal staan en is gebleken dat er geen sprake hoeft te zijn van verwijtbaar gedrag of misdragingen, zodat iedere gedraging in principe tot uittreding kan leiden. Het Hof van Cassatie in België gaat nog iets verder en heeft hier aan toegevoegd dat het voldoende is dat er een geschil of onenigheid tussen de aandeelhouders is.143 Het feit dat het voldoende is dat er een geschil of onenigheid tussen de aandeelhouders is lijkt een lichter criterium te behelzen dan de Nederlandse norm. Uit de Belgische rechtspraak kan opgemaakt worden dat dit in de meeste gevallen eigenlijk niet opgaat en er, net als in Nederland, aanvullende omstandigheden aan de orde moeten zijn die een uittreding kunnen rechtvaardigen, waarbij vooropgesteld moet worden dat van de aandeelhouder in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij nog langer aandeelhouder blijft. Wel kan uit de Belgische rechtspraak opgemaakt worden dat een uittreding vaak wordt gerechtvaardigd wanneer de eisende aandeelhouder duidelijk heeft aangetoond dat de zogenaamde ‘affectio societatis’ is verdwenen en samenwerking tussen de aandeelhouders niet meer mogelijk is. Dit is in Nederland soms ook het geval, die situatie kan in de categorie gewijzigde omstandigheden geplaatst worden, wat inhoudt dat de samenwerking niet meer zo verloopt als partijen in eerste instantie hadden afgesproken. In Nederland is het belangrijk dat de aandeelhouder aantoont dat hij in een benarde positie is komen te verkeren in de vennootschap. Omdat de situatie onhoudbaar is en hij niet zomaar zijn aandelen aan een andere partij kan overdragen, omdat hij bijvoorbeeld een minderheidspakket bezit, kan hij geen kant meer op en kan uittreden gerechtvaardigd zijn. De norm wordt zowel in Nederland als in België niet heel ruim of heel eng geïnterpreteerd. Een enkel klein conflict, een stem tegen een besluit of het ontslag uit de bestuursfunctie sec zal dan ook in beide landen vaak geen uittreding rechtvaardigen.

Met betrekking tot de categorisering is in de rechtsvergelijking aan de orde gekomen dat de categorie ‘aandeelhouder, tevens bestuurder; ontslag uit bestuursfunctie’ in Nederland een belangrijke categorie van gevallen is, terwijl zaken waarin dit aan de orde is in België niet een

142 Hof van Cassatie 16 maart 2009, TBH 2009, 956. 143 Hof van Cassatie 16 maart 2009, TBH 2009, 956.

speciaal daarvoor gecreëerde categorie kennen. Het lijkt er dus op dat het ontslag uit de bestuursfunctie in België niet als een belangrijker element van de uittredingsvordering wordt bestempeld dan bijvoorbeeld het niet toelaten van de aandeelhouder tot de algemene vergadering.

Een ander, naar mijn mening belangrijk, element dat uit de rechtsvergelijking naar voren is gekomen is het punt van de verwijtbaarheid. Enerzijds wordt namelijk in beide rechtstelsels aangegeven dat er geen sprake hoeft te zijn van verwijtbaarheid, maar in beide rechtstelsels komt naar mijn mening duidelijk naar voren dat er wel enigszins een verwijtbaar of onrechtmatig handelen aan de uittredingsvordering ten grondslag moet liggen. Dit wordt ook duidelijk in de categorisering. In vier categorieën in Nederland, namelijk ‘het verwijtbaar onrechtmatig handelen’, ‘het gedrag in strijd met de vennootschapsrechtelijke regels’, ‘concurrentie’ en de subcategorie ‘ongerechtvaardigde dividendpolitiek’ en in twee categorieën in België, namelijk ‘het voortdurend misbruik van meerderheid’ en ‘de wanprestatie van een aandeelhouder die hem toerekenbaar is’, zit een verwijtbaarheid ingebouwd. Als aanbeveling opteer ik in dat kader dan ook voor de erkenning van een bepaald verwijtbaar gedrag dat aan een uittredingsvordering ten grondslag moet liggen. Dit is in het belang van de rechtszekerheid, omdat dan voor partijen duidelijk is wat voor gedraging vereist is en dat dit dus niet zomaar een gedraging kan zijn maar dat dit een verwijtbare gedraging moet zijn. Naar aanleiding van de bestudeerde rechtspraak ben ik van mening dat de Nederlandse rechters zelf ook pas een uittredingsvordering gerechtvaardigd achtten indien er een mate van verwijtbaarheid in de zaak te vinden is en is het argument dat partijen niet meer kunnen samenwerken onvoldoende. In alle bestudeerde zaken kon de schuld bij de mede-aandeelhouders worden gelegd en ging het om een zeker verwijtbaar gedrag. Mijn voorstel zou zijn om het eerste deel van de norm van artikel 2:343 lid 1 BW dan ook als volgt aan te passen: de aandeelhouder die door schadeveroorzakende gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders in zijn rechten of belangen is geschaad. Op deze manier wordt duidelijk dat een enkel geschil of het niet meer kunnen samenwerken niet voldoende is voor een uittreding en dat er enige verwijtbaarheid aan de orde moet zijn. Omdat de aanwezigheid van enige verwijtbaarheid ook reeds uit de rechtspraak is gebleken, zou deze toevoeging aan dit artikel dan ook geen probleem op moeten leveren.

Tot slot, en terugkomend op de titel, zodra een aandeelhouder hulp nodig heeft in verband met het permanent een einde maken aan de verstoorde verhoudingen binnen de vennootschap waardoor hij bekneld is geraakt, wordt deze hulp hem geboden in de zin van de

uittreedregeling. De aandeelhouder kan dan, indien hij slaagt in het aantonen van deze benarde positie, uit de vennootschap gelaten worden.

8 LITERATUURLIJST

Nederland

Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuwe Weme 2009

J.M.M. Maeijer, G. Van Solinge en M.P. Nieuwe Weme, Mr. C. Asser’s handleiding tot beoefening van het Nederlands burgerlijk recht, Asser 2-II*: De naamloze en besloten vennootschap, Deventer: Kluwer 2009.

Bulten e.a. 2011 (1)

C.D.J. Bulten, G.C. van Eck, H.M. de Mol van Otterloo en J.H.M. Willems, Verslag van de vergadering van de Vereeniging ‘Handelsrecht’, Over de nieuwe geschillenregeling, Deventer: Kluwer 2011.

Bulten e.a. 2011 (2)

C.D.J. Bulten, G.C. van Eck, H.M. de Mol van Otterloo en J.H.M. Willems, Preadvies van de Vereeniging ‘Handelsrecht’, De nieuwe geschillenregeling, Deventer: Kluwer 2011.

Bulten 2011

C.D.J. Bulten, De geschillenregeling ten gronde, Deventer: Kluwer 2011.

Croiset van Uchelen 2007

A.R.J. Croiset van Uchelen, ‘De nieuwe geschillenregeling: een veelsnijdend zwaard’, Tijdschrift voor de ondernemingsrechtpraktijk 2007, p. 258-262.

Van Eck 2014

G.C. van Eck, ‘Een ‘eigen’ geschillenregeling’, Ondernemingsrecht 2014, p. 264-267.

Van der Heijden, Van der Grinten & Dortmond 2013

E.J. van der Heijden, W.C.L. van der Grinten, bewerkt door P.J. Dortmond, Handboek voor de naamloze en besloten vennootschap, Deventer: Kluwer 2013.

Van den Ingh & Nowak 2006

F.J.P. van den Ingh en R.G.J. Nowak, Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht deel 1, Deventer: Kluwer 2006.

De Kluiver 1999

H-J. de Kluiver, ‘Overname van ondernemingen en bescherming van

minderheidsaandeelhouders’, H. Pasman e.a., Overnemen, een hele onderneming, Deventer: Kluwer 1999, p. 277-295.

De Kluiver 2007

H-J. de Kluiver, ‘Private ordening and buy-out remedies within private company law: towards a new balance between fairness and welfare’, European Business Organization Law Review 8, 2007, p. 103-119.

Leijten 1999

A.F.J.A. Leijten, ‘Tien jaar uitkoop- en geschillenregeling (II)’, Ondernemingsrecht 1999/9, p. 236-240.

Van Schilfgaarde & Winter 2013

P. van Schilfgaarde, bewerkt door J.W. Winter, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2013.

Van Solinge 2010

G. van Solinge, ‘Geschillen in de vennootschap’, G. van Solinge e.a., Geschillen in de vennootschap: serie vanwege het Van der Heijden Instituut deel 105, Deventer: Kluwer 2010, p. 1-15.

De Vries 2010

P. de Vries, Exit rights of minority shareholders in a private limited liability company, Deventer: Kluwer 2010.

Willems 2008

J.H.M. Willems, ‘Geschillen en exitmogelijkheden’, J.M.M. Maeijer e.a., Flexibele rechtsvormen: serie vanwege het Van der Heijden Instituut deel 98, Deventer: Kluwer 2008, p. 79-93.

België

Braeckmans 2001

H. Braeckmans, ‘De uitsluiting en uittreding van aandeelhouders’, R.W., 2000-2001, nr. 37, p. 1361-1378.

Braeckmans 2010

H. Braeckmans, ‘Wetboek van vennootschappen en conflicten in vennootschappen: de vlag dekt niet de lading’, H. Braeckmans e.a, 10 jaar wetboek vennootschappen in werking, Brussel: Kluwer 2010, p. 377-461

Braeckmans & Houben 2012

H. Braeckmans en R. Bouben, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen: Intersentia 2012.

Byttebier e.a. 2009

K. Byttebier A. Francois, E. Janssens en T. van de Gehuchte, Omgaan met conflicten in de vennootschap, Antwerpen: Intersentia 2009.

Henckens 2012

W. Henckens, ‘De Geschillenregeling’, De NV in de praktijk, Antwerpen: Kluwer 2012, p. 169-206.

Tas & Cools 2011

R. Tas en S. Cools, ‘Rechterlijke maatregelen bij conflicten in vennootschappen’, K. Geens (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Themis, Brugge, Die Keure 2011, p. 37-75.

Tas 2011

R. Tas, ‘Enkele beschouwingen inzake statutaire of conventionele clausules m.b.t. de

toepassing van de wettelijke geschillenregeling (uitsluiting of uittreding)’,

Vennootschapsrechtelijke Clausules voor het Notariaat – Liber Amicorum Prof. Dr. Luc Weyts, Brussel: Larcier 2011, p. 795-816.

Tas & Hotterbeekx 2008

R. Tas en C. Hotterbeekx, ‘De geschillenregeling (gedwongen overdracht en overname van aandelen)’, De NV in de praktijk, I.11.2, Antwerpen: Kluwer 2008, p. 1-58.

Tilleman 2003

B. Tilleman, ‘De uittreding en uitsluiting’, Sancties en nietigheden, Gent: Larcier 2003, p. 67- 181.

Tilleman & Van Solinge 2000

B. Tilleman en G. Van Solinge, ‘De uittreding en uitsluiting’, Tijdschrift voor Privaatrecht 2002/2, p. 625-749.

PARLEMENTAIRE STUKKEN

Nederland

Kamerstukken I 1984/1985, 18 905, nr. 57c (Memorie van antwoord). Kamerstukken II 1984/1985, 18 905, nr. 3 (Memorie van toelichting). Kamerstukken II 1986/1987, 18 905, nr. 6 (Memorie van toelichting). Kamerstukken II 2006/2007, 31 058, nr. 2 (Voorstel van wet).

Kamerstukken II 2006/2007, 31 058, nr. 3 (Memorie van toelichting).

Kamerstukken II 2006/2007, 31 058, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag). Wet van 18 juni 2012, Staatsblad 2012, 299.

België

Wet tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, B.S. 17 juni 1995, err. 8 augustus 1995.

9 JURISPRUDENTIELIJST

Nederland

OK 16 mei 1991, NJ 1992, 203 (Van Baarsen/Van Vliet). OK 22 oktober 1992, NJ 1993, 411 (Van Eyk/Nootebos). OK 20 november 1997, JOR 1998/26 (Hooymans).

Gerechtshof Amsterdam 16 maart 1995, JOR 1996/54 (Ramp/Lensen). Rb. Den Bosch 10 mei 1996, JOR 1996/26 (Hooymans).

Rb. Rotterdam, 5 november 1998, JOR 1998/28 (Sobi/Metz). Rb. Rotterdam 13 december 2006, JOR 2006/86 (Van Huizen). Rb. Utrecht, 25 juni 2008, JOR 2008/228 (Sign Top).

Rb. Amsterdam 3 juni 2009, LJN BL0658. Rb. Zutphen 9 november 2011, LJN BU5807. Rb. Rotterdam 28 maart 2012, HA-ZA 08-2684.

Rb. Zutphen 25 april 2012, JOR 2012/179 (Ruitenberg Ingredients).

Rb. ’s Gravenhage 23 mei 2012, JOR 2012/246 m.nt. C.D.J. Bulten (Emba). Rb. Noord-Holland 8 mei 2013, JOR 2013/203 m.nt. C.D.J. Bulten.

Rb. Noord-Holland 5 februari 2014, JOR 2014/193. Rb. Den Haag 30 april 2014, JOR 2014/194.

België

Hof van Cassatie 19 februari 2009, F.T.F. 138. Hof van Cassatie 16 maart 2009, TBH 2009, 956. Hof van Cassatie 28 november 2011, RABG 2012/9.

Hof van Beroep Gent 29 september 2000, T.R.V. 2001, 492. Hof van Beroep Gent 8 november 2004, RABG 2005/17, 1589. Hof van Beroep Gent 1 maart 2010, R.D.C. 2010/10.

Voorz. Kh. Brussel 12 december 1996, JDSC 2002/22, 405. Voorz. Kh. Turnhout 22 november 1996, V&F 1997, 51. Voorz. Kh. Dendermonde 19 maart 1997, T.R.V. 1997, 155. Voorz. Kh. Kortrijk 7 april 1997, V&F, 1997, 335.

Voorz. Kh. Tongeren, 15 april 1997, T.R.V. 1997, 225. Voorz. Kh. Brussel 25 juni 1997, R.P.S. 1999, 175. Voorz. Kh. Mechelen 2 juli 1997, T.R.V. 1997, 337. Voorz. Kh. Tongeren 8 juli 1997, T.R.V. 1997, 335. Voorz. Kh. Charleroi 30 april 1998, J.T. 1998, 555. Voorz. Kh. Gent 20 oktober 1998, AR WKK 3471/96. Voorz. Kh. Gent 14 maart 2000, T.R.H. 2001, 755.

Voorz. Kh. Brussel 9 augustus 2000, R.W. 2001-02, 1109. Voorz. Kh. Hasselt 2 februari 2001, T.R.V. 2001, 393. Voorz. Kh. Brussel 8 mei 2006, RABG 2009, 85. Voorz. Kh. Leuven 5 juni 2007, RABG. 2009/2. Voorz. Kh. Leuven 2 oktober 2007, RABG 2009, 136. Voorz. Kh. Leuven 5 mei 2011, RABG 2012/9.

Voorz. Kh. Brugge 8 september 2011, T.G.R. 2012/95. Voorz. Kh. Dendermonde, 27 maart 2013, R.W. 2013-14, 18.