• No results found

Bijlage V Plaatsen, dorpen, gehuchten en stadsdelen die in de gemeente

7. De Ronde Venen

1. In agrarische gebieden kan de ‘dienst landelijk gebied’ grond opkopen van boeren die hun bedrijf hebben beëindigd, om deze grond in te brengen in het natuurontwikkelingsproject de ‘Venen’ Daar staat tegenover dat er per bouwkavel uitbreidingsmogelijkheden zijn aangegeven voor boeren. Geïnventariseerd is wat er aan bebouwing staat en wat de bouwplannen voor de toekomst zijn. Op basis hiervan wordt bepaald wat deze uitbreidingsmogelijkheden dan kunnen zijn.

2. Bedrijfsbeëindigingen gebeuren gewoon. Het wordt wel versneld door de ontwikkeling van het project de Venen. Maar de gemeente wil ook dat de agrarische functie behouden blijft.

3. Functieverandering is mogelijk als er een reëel hergebruik wordt voorgesteld. In deze provincie staan de klassieke langhuis- boerderijen waarin in de grupstal (de deel) een woning of een tweede woning kan worden gevestigd. Voor de opstallen wordt een passend gebruik gezocht in samenspraak met de bewoners. Hergebruik voorkomt verval en verpaupering maar hergebruik moet wel gestuurd worden.

4. Een woonfunctie wordt gestimuleerd omdat deze functie geen overlast veroorzaakt. Als agrarische bedrijven dicht bij elkaar liggen dan er echter geen woonfunctie tussen komen. Dit heeft te maken met afstanden van de geurcirkels.

5. Deze aantallen zijn niet geregistreerd en per geval afgehandeld. 6. Ongeveer 2 tot 3 per jaar.

7. Als het stalgedeelte wordt omgezet in een woongedeelte (door een verbouwing) wordt moet er een bouwvergunning worden aangevraagd. Bovendien moet de agrarische bestemming worden omgezet in een woonbestemming. Tevens moet een ‘verklaring van geen bezwaar’ worden afgegeven door de provincie (WRO art 19 lid 1)

89 De inzage van de bestemmingswijziging duurt 6 weken, vervolgens kunnen er bezwaren worden ingediend door omwonenden. Al met al duurt dit traject een half jaar.

8. Het meeste in het natuurontwikkelingsgebied. 9. Niet anders dan de landelijke ontwikkeling.

10. Principeverzoek indienen; dan worden er concrete afspraken gemaakt.

11. Bouw en Woningtoezicht doen de coördinatie, de afhandeling, de leges en houden toezicht op het bestemmingsplan. ROVM (Ruimtelijke Ontwikkeling Volkshuisvesting en Milieu) bepalen of er een wijziging mag plaatsvinden. Deze twee afdelingen zijn binnen de gemeente verantwoordelijk voor bouwaanvragen. Extern advies komt van de regionale milieudienst. Deze dienst bepaald de geurcirkels en de geluidshinder van de omliggende agrarische bedrijven.

12. Iedere bouwactiviteit heeft een bouwvergunning nodig. De toetsingskaders hierbij zijn de welstand, het bestemmingsplan, de bouwverordening en het bouwbesluit. Aparte vergunningen kunnen nodig zijn zoals een monumentenvergunning, een aanlegvergunning (werkzaamheden, dempen van sloten, kappen van bomen in een waardevol gebied)

13. Een boerderij mag (behalve een monument) worden gesloopt; er is dan wel een sloopvergunning nodig. De gemeente toetst dan of de sloop op een veilige manier gebeurd, of afval wordt gescheiden en of er naar asbest gekeken wordt. Over het algemeen is het niet toegestaan om nieuw te bouwen in het buitengebied, behalve als het bestaande wordt afgebroken. Er mag minder worden teruggebouwd (100 m² voor 240m² sloop) De woning hoeft niet op een boerderij te lijken. Er mag zelfs een tweede woning worden teruggebouwd mits de woningen geen belemmeringen vormen voor de omliggende agrarische bedrijven. Maar in het buitengebied zal niet zo snel een oude boerderij gesloopt worden; pas als de boel op instorten staat.

14. Er mag tot 50 m² aan bijgebouwen behouden blijven. De provincie eist dat de helft van de voormalige bedrijfsgebouwen wordt afgebroken; pas dan kan een vrijstelling voor herbestemming verleend worden. In de praktijk doet de gemeente de Ronde Venen dit anders; bij beëindiging leggen zij schriftelijke spelregels vast met de bewoners wat het specifieke hergebruik van de stallen wordt (bijvoorbeeld een timmerman gaat zich er vestigen of de schuur wordt gecompartimenteerd voor caravanstalling) De bewoners krijgen geen formele vrijstelling maar kan kunnen wel hun plannen uitvoeren. De gemeente doet om te voorkomen dat er allerlei wildgroei aan activiteiten in de schuren gaat plaatsvinden en sloop duur is. Door van te voren afspraken te maken kan er beter gehandhaafd worden.

15. Voor wonen mag de oude boerderij inclusief grupstal gebruikt worden. Dit wordt als één geheel gezien.

16. Maximaal 2 huishoudens mogen zich vestigen in de boerderij. Er zal medewerking worden verleend aan splitsing in twee volwaardige burgerwoningen indien de boerderij een inhoud heeft van minimaal 900 m³. Het bestaande oppervlak van het hoofdgebouw mag niet vergroot worden. Na de splitsing mag elke woning 50 m² aan bijgebouwen hebben.

17. Het zijn lichte categorieën bedrijvigheid die mogelijk zijn. Dan moet gedacht worden aan opslag en stalling. Zolang er maar geen overlast is, geen milieuvergunning nodig is en de bedrijvigheid geen belemmering vormt voor de naastgelegen boeren. Mogelijkheden zijn zorgboerderijen, camping, fietsenverhuur, stalling en opslag of een kantoor aan huis. 18. De welstandscommissie bepaald of het in het landschap past. Deskundige raadplegen die

verstand heeft van het landelijke gebied. De provincie wordt ook door de gemeente om advies gevraagd.

90 20. Sterke punten: de gemeente denkt met de burger mee, legt afspraken vast en is minder aan formele procedures gehouden. Zo kan de gemeente maatwerk leveren waardoor burgers sneller krijgen wat ze hebben aangevraagd (functiewijziging wordt toegestaan zonder dat de gemeente druk uitoefent op het slopen van bedrijfsgebouwen) Zwak punt: door het toepassen van geurcirkels kan ander gebruik worden tegengehouden. Gebouwen kunnen dan leegstaan en verpauperen.

21. Ja, voor de belasting in ieder geval wel want een dienstwoning ligt lager in de aanslag. Maar de waarde van de boerderij heeft ook te maken met de ligging en de kwaliteit van het gebouw.

8. Lopik

1. Boeren moeten blijven; er worden voorwaarden geschept zodat ze kunnen meegroeien. Dan moet gedacht worden aan voldoende ruimte om uit te breiden (er worden grotere bouwpercelen opgenomen) en een flexibiliteitbepaling in het bestemmingsplan. Bovendien wordt er veel ruimte geboden aan nevenactiviteiten. Dit kan de verkoop van gebiedseigen producten zijn, kamerverhuur, recreatie, fietsverhuur, kleinschalige horeca, en boerensport.

2. Dit is een fenomeen waar de gemeente nauwelijks invloed op uit kan oefenen. Vaak koopt een andere agrariër het land op.

3. + 4. Het meest wenselijke is wonen. Om in agrarische gebieden de dynamiek te behouden zijn er alternatieven opgenomen in het bestemmingsplan; dat kunnen nevenfunctie en vervolgactiviteiten zijn. Dan moet gedacht worden aan loonwerken, paardenhouderijen en bijvoorbeeld kinderopvang.

5. In 2005 waren er 238 agrarische bedrijven waarvan 40 hobbymatig. Er zijn sindsdien ongeveer 12 boeren gestopt met hun werkzaamheden. De cijfers zijn niet bijgehouden. 6. In de afgelopen 2 jaar een stuk of 10 die een woonbestemming kregen met opslag of

een ander soortige functie (bijvoorbeeld hovenier) Er wordt gekeken naar gebiedsontwikkeling en naar het bebouwingslint met traditionele boerderijen.

7. Ongeveer 6 tot 9 maanden.

8. Lopik is een vrij grote gemeente met 5 bebouwingslinten waarin geen onderscheid zit. 10. Alles wat in een bestemmingsplan staat, daar moet verplicht medewerking aan worden

verleend door de gemeente maar er kunnen vrijstellingen verleend worden. De manier waarop de gemeente omgaat met het verlenen van vrijstelling kan verschillend zijn. Er zijn drie soorten vrijstellingen. Artikel 15, 11, 17 en 19 van de WRO.

Artikel 15 beschrijft de ‘binnenplanse vrijstellingen’. In de voorschriften van het bestemmingsplan zelf is al opgenomen waarvoor en tot welke grenzen vrijstelling gegeven kan worden van bepalingen van het bestemmingsplan (zo wordt het bestemmingsplan niet star) Artikel 11 is een nader uit te werken bestemming. Dit kan ook functieverandering zijn. Artikel 17 verleend vrijstelling van een bestemmingsplan voor een bepaalde termijn (maximaal 5 jaar) Tenslotte geeft artikel 19 van de WRO de laatste vrijstellingsprocedure (‘artikel 19-procedure’) Dit artikel wordt gebruikt als alle andere voorschriften in het bestemmingsplan zijn uitgeput.

11. RO en Bouw en Woningtoezicht 12. Zie Ronde Venen

13. Slopen is toegestaan met uitzondering van Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden. In deze volgorde van belangrijkheid want een karakteristiek pand is vaak minder waardevol. Op dezelfde plek mag een woning worden teruggebouwd van maximaal 600 m³. Dit hoeft geen boerderij te zijn. De sloop moet wel gecombineerd worden met een bouwvergunning anders zijn de rechten verspeeld.