• No results found

Het aanbod van de landelijk-dorpse woonmilieus bestaat vooral uit eengezinswoningen in dorpen. In het buitengebied hangt het aantal boerderijen dat vrijkomt af van de agrarische bedrijvigheid, de regio en ook van de aard van de productie en omvang. Vooral veel boeren op kleinere grondgebonden bedrijven (graasdierhouderij, akkerbouw en gemengde bedrijven) stoppen en dat doen ze in mindere mate op bedrijven met een intensieve veehouderij.

In het noorden en oosten van het land is het aanbod van voormalig agrarische boerderijen aanzienlijk. De locale vraag op deze locaties ligt echter lager. In het westen van het land zijn de verhoudingen omgekeerd: veel vraag naar boerderijen en minder aanbod. Vraag en aanbod bepalen ook de verkoopprijs; in het westen houdt men dus ook rekening met veel hogere vraagprijzen. In figuur 4.3 is een schatting in kaart gebracht, waar in de periode tussen 1998- 2008 veel agrarische bedrijven vrijkomen. Dit is bepaald op grond van de leeftijdsopbouw van de boer en het ontbreken van een bedrijfsopvolger. De belangstelling om het bedrijf over te nemen zal beperkter zijn dan vroeger (zie paragraaf 2.5.3) Als je al de bedrijven bij elkaar optelt komt dit neer op een gemiddelde van 2.400 bedrijven per jaar dat er mee stopt.

Figuur 4.3Vrijkomende agrarische bedrijven in de periode 1998- 2008, geschat op basis van opvolging

39 4.8.1 Aanbod landelijk wonen op Funda

Op Funda is gekeken naar de landelijke site. Hierop staat bijna al het te koop staand agrarisch goed in Nederland. Voor deze site is gekozen omdat dit het belangrijkste advertentiemedium is op het Internet (220.000 bezoekers per dag) en omdat de site heel transparant is. De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) verzorgt het aanbod (dat zowel woningen, bedrijfsobjecten en agrarisch onroerend goed omvat) en het WDM is leverancier van de buurt- en omgevingsinformatie voor op de website.

Op 14 mei 2007 is deze landelijke site van funda bezocht en op dat moment stonden er 672 agrarische objecten te koop in Nederland. De te koop staande objecten kunnen per provincie gerangschikt worden of per type bedrijfsvoering. Naast deze agrarische objecten die op funda te koop worden aangeboden zal er ongetwijfeld ook nog een onbekend aantal objecten te koop staan die niet op het Internet te vinden zullen zijn.

In tabel 4.5 is te zien hoeveel agrarische objecten te koop worden aangeboden per provincie en welke bedrijfssoorten vertegenwoordigd zijn. Onder “overige bedrijven” kan men bijvoorbeeld denken aan het houden van schapen, of wonen en werken in een andere branche dan de landbouw. Het aantal bedrijfssoorten komt overigens niet overeen met het aantal agrarische bedrijven dat in de provincie te vinden is. Dat komt doordat sommige agrarische objecten meervoudige bedrijfsvoering uitoefenen en dus zowel bij de ene als bij de andere bedrijfssoort te vinden is.

Tabel 4.3 Te koop staand agrarische objecten per provincie/ bedrijfssoort

Provincie Aantal Bedrijfssoorten Aantal

Groningen 46 Akkerbouw 17

Friesland 25 Losse grond 120

Drente 58 Melkveehouderij 49

Overijssel 76 Overige bedrijven 50

Gelderland 128 Pluimveebedrijf 19

Flevoland 18 Paardenhouderij 94

Noord- Holland 62 Tuinbouwbedrijf 56

Utrecht 39 Varkenshouderij 33

Zuid-Holland 51 Vleeskalveren 14

Noord- Brabant 134 Woningen 346

Limburg 30

Zeeland 5

Totaal 672 Totaal 789

Bron: www.funda.nl (2007)

Op de site zijn zowel oude als nieuwe boerderijen te vinden. Ook worden er veel vrijstaande woningen zonder bedrijfsgebouwen aangeboden. Een vergelijking maken van het aantal te koop staande agrarische objecten in relatie tot het bouwjaar is dus lastig. In veel gevallen wordt het bouwjaar niet eens vermeld en worden er alleen jaartallen gegeven waarin de bedrijfsgebouwen zijn aangebouwd of waarin het oorspronkelijke woonhuis gerenoveerd is. Oude boerderijen (dan moet men denken aan gebouwen uit 1910- 1940) zijn vaak in de jaren negentig gerestaureerd. Opvallend is dat de meeste bedrijfsgebouwen bij de melkveehouderij eind jaren zeventig, begin jaren tachtig zijn bijgebouwd of vernieuwt. De tuinbouwbedrijven die op deze site te koop staan dateren vaak uit de jaren tachtig.

40

4.9 Conclusie

In dit hoofdstuk is de vraag naar wonen uitgewerkt. De gegevens hiervoor komen grotendeels uit het Woononderzoek Nederland (WoON) van 2006 omdat hierin de meest recente cijfers worden weergegeven. Om deze cijfers goed te interpreteren worden de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland kort beschreven. Huishoudens zijn bijvoorbeeld kleiner geworden en naast het traditionele gezin zijn er nu meer mensen die alleenstaand zijn of samen wonen zonder kinderen. Daarnaast is het aantal ouderen toegenomen (vergrijzing) en het aantal jongeren afgenomen. Groei zit er vooral in de oudere gezinnen (boven de 45 jaar) en stellen zonder kinderen tussen de 55 en de 64 jaar.

Economische mogelijkheden zijn de laatste jaren enorm toegenomen. Dit heeft ertoe geleid dat een grotere groep mensen zijn keuzeruimte op de woningmarkt heeft kunnen vergroten. De grootte van de woning speelt een rol maar ook steeds meer de woonomgeving. Levensfase en

leefstijl bepalen eveneens de voorkeur voor een bepaald woonmilieu.

Door de toenemende verstedelijking is de belangstelling voor het landelijk wonen weer toegenomen. 23 procent van de verhuisgeneigde wil landelijk wonen. Aanwezigheid van collectieve voorzieningen is minder belangrijk. De vraag komt vooral van paren van middelbare leeftijd. (35-44 en 45-54 jaar) met een hoger inkomen. Maar tegenwoordig zijn er ook midden en lage inkomensgroepen die hun wens om buiten de stad te wonen kunnen realiseren. De voorkeur voor een locatie voor het landelijk- dorps woonmilieu is grotendeels afkomstig uit de regio zelf doordat men is gebonden door werk en relaties.

De vraag naar woonboerderijen komt vooral van bewoners van een eengezinswoning die in een expansiefase zitten en naar een duurdere koopsector willen. Het aantal belangstellenden voor een woonboerderij blijft altijd een indicatie omdat vaak onduidelijk in hoeverre de belangstelling verband houdt met de woonomstandigheden die met een boerderij verbonden zijn of ook samenhangen met mogelijkheden voor het vestigen van een bedrijf. Verder kunnen bij de voorkeur voor een boerderij ook het prijsverschil met nieuw te bouwen woning een rol hebben gespeeld. Bovendien is de ene boerderij de andere nog niet; niet iedereen zal een veraf gelegen boerderij als woongelegenheid aanvaarden.

41

5 Beleidskaders, wet- en regelgeving

5.1 Inleiding

Sinds de Woningwet van 1901 houdt de overheid zich bezig met huisvesting; talloze wetten, besluiten en nota’s zijn er. Het volkshuisvestingsbeleid is constant in beweging en padafhankelijk, dat wil zeggen dat de onverwachte effecten van eerder beleid vaak weer nieuw beleid uitlokken. In dit hoofdstuk is geprobeerd inzichtelijk te maken welk beleid de overheid voert op het gebied van functieverandering.

Omdat de overheid uit verschillende bestuurslagen bestaat, is eerst het algemene beleidskader van de nationale overheid beschreven. Eerdere nota’s op het gebied van ruimtelijke ordening worden gebruikt om de laatste Nota Ruimte te illustreren. Vervolgens komt het beleid van de provincie en de gemeente aan bod. Er wordt beschreven wat een streekplan is en dat dit de basis is voor het bestemmingsplan. Tevens wordt de ruimte voor functieverandering beschreven evenals bouwregelgeving en vergunningen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte conclusie.