• No results found

Rol van de vrouw in relatie tot het type verzoek

4. Resultaten

4.1.3 Rol van de vrouw in relatie tot het type verzoek

Uit de vorige twee paragrafen is gebleken dat er zowel op het gebied van de rol van de vrouw als op het gebied van het type verzoek een aantal trends waar te nemen zijn, zij het niet significant. In deze paragraaf zal ik tot slot kijken of er een ontwikkeling waarneembaar is in het type verzoek dat per rol gedaan wordt. Ook voor deze analyse zijn er weer twee grafieken gemaakt, één met aantallen en één met percentages.

Figuur 8: Rol van de vrouw vs. type verzoek in percentages

In deze grafieken is te zien dat bij elke rol de categorie advies exclusief opties altijd het grootste is. Vooral bij de vrouw als partner en bij de vrouw als persoon bestaat het grootste gedeelte brieven uit verzoeken die binnen dit type vallen. Advies inclusief opties komt bij de vrouw als partner relatief minder voor dan bij de rest. Ook het vragen naar een mening is iets wat bij de vrouwen die vanuit de rol als partner schrijven relatief minder voorkomt dan bij de andere rollen. Tot slot is de categorie overige meer vertegenwoordigd bij de vrouw als persoon dan bij de rest van de categorieën.

Ook deze gegevens zijn statistisch getoetst met een Chi-Square test om te kijken of de rol van de vrouw invloed heeft op het type verzoek dat wordt gedaan. De uitkomsten zijn als volgt:

Tabel 8: Rol van de vrouw vs. type verzoek

verzoek voorkomt. Dit is zowel weergegeven in absolute aantallen als in percentages. Wat betreft het significantieniveau zijn de uitkomsten als volgt:

Tabel 9: Chi-Square test rol van de vrouw vs. type verzoek

In deze test moesten de dubbele coderingen met betrekking tot de rol van de vrouw wél weer meegenomen worden. Wel zijn de maatschappelijke problemen (zeven teksten), de rol man (zeven teksten) en het type verzoek overige (14 teksten) weer uit de test gefilterd. Vandaar dat deze N uitkomt op 88.

Uit deze test blijkt dat, wederom uitgaande van een significantieniveau van 5% (<.05), gesteld kan worden dat de rol van de vrouw niet van invloed is op het type verzoek dat wordt gedaan. Het significantieniveau in deze test komt namelijk uit op .198 wat betekent dat de resultaten niet significant zijn.

4.2 VRM-analyse

Om te bekijken of er in de loop van de jaren sprake is geweest van een verandering in beleefd taalgedrag heb ik op 36 teksten een VRM-analyse uitgevoerd. Om precies te zijn heb ik teksten geanalyseerd uit de maanden januari, april, juli en oktober van elk jaar. Om een spreiding van teksten over het jaar te krijgen heb ik ervoor gekozen om steeds te analyseren met een tussensprong van twee maanden.

Voor de analyse heb ik al deze teksten opgesplitst in uitingen en deze fragmenten vervolgens genummerd. Daarna heb ik elke uiting twee codes meegegeven, één voor de vorm en één voor de intent. In twee teksten kwam het voor dat Margriet de briefschrijfster doorverwees naar een instantie waarvan ze naam en adres gaf. Deze regels kunnen echter niet gecodeerd worden en zijn verwijderd uit de teksten.

Om te zorgen voor een stabiele vergelijking heb ik voor de analyse dezelfde drie jaargroepen als uitgangspunt genomen als bij de inhoudsanalyse namelijk; 50-60, 65-75 en 80-90. Wanneer ik verschillen per jaar zou bekijken, zou ik mijn uitspraken baseren op een wel heel kleine N namelijk 4. Door telkens drie jaren samen te nemen, vergelijk ik groepen van 12 met elkaar wat een betere vergelijkingsbasis oplevert.

Om te kijken of er tussen deze drie jaargroepen een verschil zit in de verschillende VRM-categorieën heb ik alle uitingen samen met hun codes ingevoerd in SPSS. Daarna heb ik voor alle codes (vorm en intent) berekend hoe vaak ze per jaargroep voorkwamen. Dit is gedaan in percentages aangezien niet alle teksten even lang waren en absolute aantallen dus een vertekend beeld zouden geven.

VORM 1950-1960 1965-1975 1980-1990 VRM-categorie Advisement (A) 11,2 13,0 17,4 Interpretation (I) 5,2 9,3 8,3 Confirmation (C) 0,3 2,5 0,5 Reflection (R) 4,9 5,3 6,0 Disclosure (D) 25,7 23,6 17,7 Question (Q) 4,6 5,8 4,7 Edification (E) 44,0 38,9 44,9 Acknowledgement (K) 4,1 1,6 0,5

Tabel 10: VRM-scores (vorm) per periode (%)

In deze tabel is te zien welk aandeel van de uitingen in elke jaargroep tot een bepaalde vorm hoort. Het totaal aantal uitingen waarop dit gebaseerd is, is 1183. In eerste instantie lijken de meest grote verschillen te zitten in de categorieën advisement (toename), in de categorie confirmation (toename/afname) en in de categorieën disclosure en acknowledgement (afname).

Om nu te bepalen of er sprake is van een significant verschil tussen deze drie jaargroepen zal er statistisch getoetst worden met een ANOVA-test. Hiervoor is de in SPSS ingevoerde data eerst omgevormd naar een geaggregeerd bestand, zodat per tekst de percentages van de verschillende VRM-categorieën zichtbaar worden. Hierdoor wordt de N van 1183 verkleind tot 36. Op dit geaggregeerde bestand is vervolgens de ANOVA-test uitgevoerd, dit omdat er drie groepen vergeleken worden waardoor een T-test afvalt. De uitkomsten van de ANOVA-test voor de vorm zijn als volgt:

Uitgaande van een significantieniveau van 5% (<.05) blijkt dat alleen de categorie acknowledgement (K) over de jaren significant verschilt. In de tabel met VRM-scores per periode is te zien dat deze vorm over de jaren heen steeds minder gebruikt wordt. Deze vorm wordt gebruikt voor aanspreekvormen, begroetingen en niet-lexicale uitingen als hmm, ja en oké. Deze niet-lexicale uitingen kwamen in de onderzochte teksten echter niet voor. Aanspreekvormen en begroetingen wel, vaak aan het begin van een reactie in de vorm van;

„Beste heer S‟ etc. Uit deze resultaten blijkt dat het gebruik van een aanspreekvorm als deze

over de jaren heen steeds minder gebruikt wordt. Verder dient opgemerkt te worden dat volgens de lastigheidsrangorde een acknowledgement de minst gezichtsbedreigende VRM vorm is. Het is interessant dat over de jaren heen deze minst gezichtsbedreigende VRM vorm blijkbaar steeds minder wordt gebruikt.

Opgemerkt mag worden dat de categorie confirmation (C) bij een significantieniveau van 5% (<.05) niet significant is, maar daar wel dicht in de buurt komt. Wanneer er gewerkt zou worden met een significantieniveau van 10% (<.1) zou er voor deze categorie wel sprake zijn van een significant verschil.

Voor de intent heb ik dezelfde stappen ondernomen als voor de vorm. Ook voor de intent heb ik een tabel gemaakt waarin per jaargroep te vinden is hoe vaak elke categorie voorkomt. INTENT 1950-1960 1965-1975 1980-1990 VRM-categorie Advisement (A) 11,2 23,6 21,8 Interpretation (I) 4,9 14,1 8,6 Confirmation (C) 1,9 1,9 3,4 Reflection (R) 2,5 3,2 3,6 Disclosure (D) 44,8 29,4 26,2 Question (Q) 3,8 5,6 3,9 Edification (E) 26,5 20,6 31,7 Acknowledgement (K) 4,4 1,6 0,8

Tabel 12: VRM-scores (intent) per periode (%)

Ook in deze tabel is weer een aantal verschillen zichtbaar. De categorieën die er in eerste instantie uit lijken te springen zijn de categorieën advisement, interpretation, disclosure en acknowledgement. Echter ook hier is de vraag in hoeverre deze verschillen significant zijn. Daarom is ook voor de intent op het geaggregeerde bestand (met daarin de percentages VRM-categorieën per tekst) een ANOVA-test uitgevoerd.

Tabel 13: ANOVA tabel VRM-scores (intent)

Bij een significantieniveau van 5% (<.05) blijken hier niet één, maar drie categorieën significant te verschillen en wel de categorieën acknowledgement (K), disclosure (D) en advisement (A). In de tabel met percentages is te zien dat de categorieën disclosure en acknowledgement over de jaren afnemen terwijl de categorie advisement juist toeneemt. Bij de categorieën advisement en disclosure is het grootste verschil te vinden tussen de eerste twee jaargroepen terwijl bij de categorie acknowledgement de grootste afname zit tussen de laatste twee jaargroepen.

Opvallend is dat de meest gezichtsbedreigende VRM, namelijk advisement, toeneemt over de jaren terwijl de minst gezichtsbedreigende (acknowledgement) en de op vier na minst gezichtsbedreigende (disclosure) afnemen.

Het verschil tussen een advisement en een disclosure zit hem in het feit dat een advisement vooronderstellend is en een disclosure niet. Dat betekent dat na de periode 1950-1960, (want daar zit bij beide het grootste verschil) Margriet vooronderstellender geworden is in haar taalgebruik. Ik zal het verschil tussen beide categorieën illustreren met de volgende twee voorbeelden.

“Daarom is het mijn mening, dat al mag en moet de man zelfs een aparte liefhebberij hebben (liefst een of andere tak van sport) het toch tevens tot zijn plichten behoort te zorgen, dat ook de vrouw-met-de-tien-beroepen-in-een, eens een prettige dat heeft.” DD (juli 1950)

“Bij iedere “uitglijder” moet u even stilstaan bij het hoe en waarom,” AA

gedachte aan. Ze zet haar mening/overpeinzing op papier zonder dat ze daarmee rechtstreeks aangeeft wat de ander wel of niet zou moeten doen. In het tweede voorbeeld, wat dan ook als een advisement gecodeerd is, doet ze dit wel. Daar veronderstelt ze gewoon wat de ander moet doen namelijk bij elke uitglijder even stilstaan bij het hoe en waarom. Dat maakt dat de tweede uiting gezichtsbedreigender is dan de eerste.

Dat er in de categorie acknowlgedgement ook wat betreft intent een afname te vinden is, is mogelijk te verklaren door het feit dat deze afname ook te vinden is bij de vorm. Zoals gezegd is de acknowledgement de minst gezichtsbedreigende VRM. Deze VRM kan dus ook moeilijk nog verder afgezwakt worden waardoor een aanspreekvorm of een begroeting bijna altijd dezelfde code (K) krijgt voor vorm als intent. Wanneer de aanspreekvormen in de loop van de tijd dus afnemen is het logisch dat er voor acknowledgement zowel een afname te zien is in de vorm als in de intent.

Nu blijkt dat er een verschuiving zit in de mate van gezichtsbedreigend taalgebruik zoals dat door de jaren heen gebruikt wordt, is het ook nog interessant om te kijken naar de mate waarin taaluitingen door de jaren heen worden afgezwakt. Het gaat daarbij om de vraag of er tussen de verschillende periodes significant meer afgezwakt wordt.

De mate van afzwakking is bepaald aan de hand van de rangorders van de lastigheidshiërarchie. Rangorde VRM-categorie 8 Advisement 7 Interpretation 6 Confirmation 5 Reflection 4 Disclosure 3 Question 2 Edification 1 Acknowledgement

Tabel 14: Rangordenummer per VRM-categorie

Om de mate van afzwakking te bepalen heb ik voor elke uiting een verzachtingsscore berekend. Dit is gedaan door het rangnummer van de vorm af te trekken van het rangnummer van de intent. Stel dat de intent van een uiting als advisement wordt gecodeerd en de vorm van een uiting als een disclosure. In dat geval is de verzachtingsscore 8 (advisement) – 4 (disclosure) = 4. Uiteindelijk wordt er op deze manier voor elke uiting een verzachtingsscore berekend. Het is mogelijk dat deze verzachtingsscore negatief uitvalt bijvoorbeeld wanneer de vorm van de uiting de codering edification krijgt en de intent de codering disclosure krijgt. De verzachtingsscore voor deze combinatie is 2 – 4 = -2. De vraag is of „verzachting‟ voor deze combinatie de lading dekt maar ondanks dat zijn deze scores gewoon meegenomen in de analyse. Een negatieve verzachtingsscore komt in totaal 62 keer voor wat neerkomt op 5,2 procent van het totaal aantal uitingen.

De data met de verzachtinsscores per uiting is vervolgens weer geaggregeerd, wat een gemiddelde verzachtingsscore per tekst oplevert. Aan de hand van deze gemiddelde verzachtingsscore per tekst is een gemiddelde verzachtingsscore per jaar berekent. Deze scores zijn als volgt:

Tabel 15: Gemiddelde verzachtingsscore per jaargroep

In deze tabel is te zien dat de mate van afzwakking een piek vertoont in de tweede jaargroep. Waar er in de periode 1950-1960 een gemiddelde afzwakking is van 0.3538, stijgt dit in 1965-1975 opeens naar een gemiddelde van 0.9096. In de periode 1980-1990 daalt dit gemiddelde vervolgens weer naar 0,05851 maar daarmee wordt er in die periode nog steeds meer afgezwakt dan in 1950-1960.

Er blijkt dus over de jaren heen zeker een verschil te zijn in de mate waarin Margriet haar uitingen afzwakt. De vraag is echter of dit ook een significant verschil is. Om dit te bepalen is er met de gegevens een ANOVA-test uitgevoerd die de drie jaargroepen onderling kan vergelijken. Deze ANOVA-test geeft het volgende resultaat:

Tabel 16: ANOVA-tabel gemiddelde verzachtingsscore per jaargroep

In de tabel is te zien, dat bij een significantieniveau van 5% (<.05), er over de verschillende periodes significant verschillend afgezwakt wordt. De ANOVA-test geeft namelijk een significantiewaarde van .044.