• No results found

Conclusie en discussie

In dit onderzoek stond de volgende hoofdvraag centraal:

Is er in de adviesrubriek „Margriet weet raad‟ in de loop van de tijd verandering zichtbaar in beleefd taalgebruik en zo ja wat houdt deze verandering in?

Om deze hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden heb ik, voordat ik aan de VRM-analyses begon, eerst een inhoudsanalyse op de 108 geselecteerde teksten uitgevoerd. Deze inhoudsanalyse had betrekking op de rol van waaruit vrouwen hun brieven schreven en op het type verzoek dat ze deden. Daarnaast heb ik nog gekeken of beide aspecten invloed hadden op elkaar.

In het resultatenhoofdstuk is te zien dat er door de tijd heen een aantal trends te zien was met betrekking tot de rol van waaruit vrouwen hun brieven schreven. Zo was er in de jaren ‟80 opeens een stijging waar te nemen van het aantal brieven met betrekking tot de vrouw als moeder. Daarnaast is over de drie periodes het aantal mannen dat een brief schreef steeds verder gedaald. Vanaf 1965 nam het aantal brieven in de categorie vrouw als persoon toe, maar slechts met een lichte stijging. Het aantal brieven geschreven vanuit de vrouw als partner, verschilde over de jaren heen eigenlijk nauwelijks. Vervolgens heb ik deze trends statistisch getoetst. Uit de resultaten van deze toets bleek echter dat deze waargenomen trends niet significant waren.

Ook voor het type verzoek dat gedaan werd was een aantal verschillende trends waar te nemen. Zo bleek dat het aantal brieven in de categorie advies inclusief opties in de loop van de drie periodes gedaald was. De brieven in de categorie advies exclusief opties zijn in de loop van de tijd juist gestegen. De grootste stijging vond daarbij plaats in de periode 65-75 maar zette zich ook nog door in de periode 80-90. Bij de brieven waarin naar een mening werd gevraagd, was eerst een hele lichte stijging en vervolgens een hele lichte daling te zien. Tot slot daalde het aantal brieven in de categorie overig in de periode 65-75 ten opzichte van de periode 50-60. Deze categorie steeg echter weer in de periode 80-90. Ook op deze trends is een statistische toets uitgevoerd en wederom bleken de waargenomen trends over de drie periodes niet significant te verschillen.

Zoals gezegd heb ik tot slot van de inhoudsanalyse nog gekeken naar de mogelijke invloed van de rol van de vrouw op het type verzoek. Uit deze resultaten bleek dat bij elke rol de categorie advies exclusief opties altijd de grootste was. Vooral bij de vrouw als partner en bij de vrouw als persoon bestond het grootste gedeelte van de brieven uit verzoeken die binnen deze categorie vielen. Advies inclusief opties kwam bij de vrouw als partner relatief minder voor dan bij de rest. Ook het vragen naar een mening was iets dat bij de vrouwen die als partner schreven relatief minder voorkwam dan bij de andere rollen. Tot slot was de categorie overige meer vertegenwoordigd bij de vrouw als persoon dan bij de rest van de categorieën. Ook deze verschillen zijn statistisch getoetst en ook in dit geval bleek dat de uitkomsten niet significant verschilden.

Ondanks dat er, zowel voor de rol van de vrouw als voor het type verzoek dus wel een aantal trends waar te nemen was, bleken deze gevonden verschillen niet significant te zijn. Dat betekent dat deze verschillen aan het toeval te wijten kunnen zijn en dat het tekstcorpus dus niet structureel blijkt te verschillen.

Met deze uitkomsten kon ik verder met de VRM-analyses om daadwerkelijk te onderzoeken of er in de loop van tijd een verandering zichtbaar is geworden in beleefd taalgebruik. Dit bleek inderdaad zo te zijn. Na het scoren van alle uitingen zowel wat betreft vorm als intent bleek er namelijk een aantal verschillen zichtbaar tussen de drie verschillende jaargroepen te zijn. Voor de vorm leek er in eerste instantie een ontwikkeling te zitten in het gebruik van de categorieën acknowledgement, disclosure, confirmation en advisement. Na

statistische toetsing bleek dat er alleen een significant verschil waar te nemen was voor de categorie acknowledgement. De categorie confirmation kwam echter wel dicht in de buurt.

De categorie acknowledgement is de minst gezichtsbedreigende vorm uit de VRM-taxonomie. In deze dataset is de codering acknowledgement bijna alleen maar gebruikt voor aanspreekvormen. Er kan dan ook geconcludeerd worden Margriet in de loop van de jaren de minst gezichtsbedreigende vorm steeds minder is gaan gebruiken.

Ook wat betreft intent bleek er in eerste instantie, na het scoren van de uitingen, een aantal verschillen zichtbaar tussen de drie verschillende jaargroepen. Deze ontwikkelingen leken te zitten in de categorieën advisement, interpretation, disclosure en acknowledgement. Na statistische toetsing bleek dat de categorieën advisement, disclosure en acknowledgement ook daadwerkelijk een significant verschil vertoonden. Opvallend daarbij is dat de meest gezichtsbedreigende categorie (advisement) is toegenomen terwijl de minst gezichtsbedreigende (acknowledgement) is afgenomen.

Dat de categorie acknowledgement ook voor de intent is afgenomen is wellicht goed te verklaren omdat deze categorie vaak in pure vorm voorkwam. Een aanspreekvorm als; „beste heer S‟, is een pure acknowledgement die niet afgezwakt hoeft of misschien wel niet eens afgezwakt kan worden. Het is dan ook goed te verklaren dat wanneer deze vorm over de jaren heen minder voorkomt deze intent ook minder voorkomt.

Dat de categorie advisement over de jaren is toegenomen en de categorie disclosure is afgenomen is wellicht ook goed te verklaren. Het enige verschil tussen deze twee categorieën is namelijk de vooronderstelling waarbij advisements wel vooronderstellend zijn en disclosures niet vooronderstellend. Advisements, die vooronderstellend zijn, zijn echter wel gezichtsbedreigender dan disclosures, die niet vooronderstellend zijn. Blijkbaar is Margriet over de jaren heen vooronderstellender geworden in haar taalgebruik in de zin van dat ze sneller gewoon zegt wat een ander zou moeten doen, denken etc. zonder zichzelf daarbij te betrekken. Kortom over de jaren heen is er een verschil te ontdekken in de mate van gezichtsbedreigend taalgebruik.

Een vraag die ook met beleefd taalgebruik te maken heeft is de vraag in hoeverre uitingen worden afgezwakt. Afgezwakte uitingen zijn minder gezichtsbedreigend en daarmee dus „beleefder‟. Daarom is er, voor het beantwoorden van de hoofdvraag, ook gekeken of er sprake was van een verschil in afzwakking over de jaren heen. Daarvoor is aan de hand van de lastigheidshiërarchie een verzachtingsscore berekend. Uit een statistische vergelijking van de gemiddelde verzachtingsscores per jaargroep bleek dat er over de jaren heen significant verschillend werd afgezwakt.

Samengevat is er dus inderdaad een verandering in beleefd taalgebruik zichtbaar geworden in de adviesrubriek Margriet weet raad. In eerste instantie is er over de jaren heen een verschil te ontdekken in de mate van gezichtsbedreigend taalgebruik. Dit verschil zit hem vooral in de vooronderstellendheid. Daarnaast is het verschil in beleefd taalgebruik ook zichtbaar geworden omdat er over de jaren heen verschillend is afgezwakt. Dat betekent dat er op sommige tijden meer moeite wordt gedaan om een uiting te verzachten en er meer rekening gehouden wordt met het face van de ander dan op andere tijden.

Bij de uitkomsten van dit onderzoek dient echter wel rekening gehouden te worden met het feit dat er in dit onderzoek slechts 36 teksten onderzocht zijn en dat de uitingen door één persoon gecodeerd zijn. Toch kan op basis van deze uitkomsten vervolgonderzoek interessant zijn. Hiervoor zou het goed zijn om een groter aantal teksten te onderzoeken en die tevens te laten coderen door meerdere beoordelaars, dit om de betrouwbaarheid van de coderingen te vergroten.

veranderingen te vinden. Tot slot blijft het fascinerend om te zien hoe onze taal en daarmee ook ons taalgedrag verandert en misschien dat dit onderzoek dit weer een klein stukje inzichtelijker heeft kunnen maken.

Literatuurlijst

Bargiela-Chiappini, F. (2003). Face and politeness: new (insights) for old (concepts). Journal

of Pragmatics 35, 1453-1469.

Bax. M.M.H. (2004). Taal, taalgebruik en communicatie. Object, doelstelling en ontstaan van

de (linguïstische) pragmatiek. (Achtergrondtekst 1) Groningen: RUG

Bax. M.M.H. & Berenst, J. (2000). Conversationeel taalgebruik. In: A. Braet., Taalbeheersing

als communicatiewetenschap (pp. 61-92). Bussum: Coutinho.

Baxter, L.A. & Babbie, E. (2003). The basics of communication research. Wadsworth: Cengage Learning.

Berenst, J. (2005) Gespreksanalyse. Identiteiten en Sociale Relaties in Gesprekken. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

Brinkgreve, C. & Korzec, M. (1978). Margriet weet raad. Gevoel, gedrag, moraal in

Nederland 1938-1978. Utrecht: Het spectrum.

Brown, L. & Levinson, C. (1987). Politeness. Some universals in language. (18e druk). Cambridge: University Press.

Engelsman, E.E. (1969). De realisering van onze wensen. In: J.E. Smit, H.A.J.F. Misset & E.E. Engelsman., Rok en rol. Vrouw (en man) in een veranderende samenleving (pp. 59-72). Amsterdam: De Arbeiderspers.

Houtkoop, H & Koole, T. (2000). Taal in actie. Hoe mensen communiceren met taal. Bussum: Coutinho.

Kloek, E. (2009). Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw. Amsterdam: Balans.

Kool-Smit, J. (1967). Het onbehagen bij de vrouw. De Gids 130, 267-281.

Mao, LuMing R. (1994). Beyond politeness theory: „Face‟ revisited and renewed. Journal of

Pragmatics 21, 451-486.

Stiles, W.B. (1992). Describing talk. A taxonomy of Verbal Response Modes. California: Sage Publications Inc.

Timan, S. & Redeker, G. (1994). Sekseverschillen in onderhandelingsgesprekken. In: A. Maes, P. van Hauwermeiren & L. van Waes (red.)., Perspectieven in taalbeheersingsonderzoek (pp. 349 – 357). Dordrecht: ICG Publications.

Watts, J. (2003). Politeness. Cambridge: University Press.