• No results found

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt antwoordt gegeven op de verschillende deelvragen om uiteindelijk de hoofdvraag van dit onderzoek te kunnen beantwoorden: Op welke wijze wordt er in de

ondersteuning van startende leerkrachten aandacht besteed aan de bredere rol die leerkrachten vervullen binnen de organisatie. Als eerste wordt ingegaan op de vraag hoe het

ondersteunende netwerk van de startende docenten eruit ziet. Dit is de structuur van het netwerk (5.1). Vervolgens wordt de inhoud van deze interacties onderzocht (5.2).

De interacties die centraal staan binnen deze netwerken, geeft de kern van dit onderzoek weer. Aansluitend word het socialisatieproces en de aandacht voor de school als organisatie en het organisatorische veld in kaart gebracht. Tenslotte wordt de wijze waarop de startende leerkrachten naar hun rol binnen de school kijken geanalyseerd. Een analyse van de persoonlijke opvattingen van de startende leerkrachten (5.3).

5.1 – De structuur van het ondersteunende netwerk

In deze paragraaf beschrijven we, op basis van de analyse van de netwerkformulieren, de semi- gestructureerde interviews en de structuur van het ondersteunende netwerk, hoe het netwerk van de startende leerkracht er uit ziet. Vervolgens wordt vanuit de sociale

netwerktheorie de structuur van deze netwerken beschreven

5.1.1 – Overzicht van de ingevulde netwerkformulieren van respondenten en interviews

− Startend leerkracht Sanne: Sanne is een vrouwelijke startende leerkracht van 23 jaar. Zij heeft voor het volgen van de pabo-opleiding een studie sociaal pedagogisch werker afgerond. Sanne werkt vijf dagen in groep 1-2 en heeft nu gedurende zeven maanden onderwijservaring. Uit de analyse van de netwerkformulieren van Sanne komt naar voren dat zij het meest contact heeft met haar collega’s in groep 1-2 (twaalf keer) en groep 3 (zes keer). Dit zijn ook de collega’s die fysiek het meest in haar omgeving aanwezig zijn, aangezien de andere groepen in een ander gebouw zitten. Sanne zegt hierover het volgende: “Op dit moment is het contact met de leerkrachten van groep

1-2 en groep 3 het meest. Dit komt doordat zij in mijn gebouw zitten. Ik denk dat het straks makkelijker is om met andere collega’s contact te maken in het nieuwe gebouw. Dan loop ik er zelf ook makkelijker naartoe”. Zij geeft aan dat deze duo collega’s het

Het gaat om samenwerking (38 keer), een persoonlijk gesprek (twintig keer) en advies en informatie (veertien keer). Deze onderwerpen staan in de top drie van haar

interacties. De externe informele contacten buiten de school zijn haar vader,

haar moeder en haar vriend. Sanne spreekt dagelijks met hen over de gang van zaken in de school,

maar gebruikt deze contacten vooral als klankbord. Daarnaast heeft Sanne een oud pabo vriendinnetje K, die bij toeval deze week niet in haar netwerk voorkomt,

maar wel in de top drie staat van de personen die het meeste invloed op haar handelen hebben. Sanne: “K staat ook vanaf januari 5 dagen voor groep 2.” Het betreft hier een extern contact die zij niet wekelijks maar wel maandelijks spreekt over haar handelen in de klas.

− Startend leerkracht Julia: Julia is een vrouwelijke startend leerkracht van 25 jaar. Ook zij heeft zeven maanden onderwijservaring en staat vijf dagen voor groep 4. Voordat zij de pabo opleiding ging volgen, heeft zij een master rechtsgeleerdheid afgerond. Julia heeft als enige startende leerkracht ingevuld dat zij het vaakst contact heeft met de ouders van de leerlingen (negentien keer). In het interview wordt de reden hiervoor duidelijk: “Ik had deze week rapportgesprekken.” Na de ouders volgen de contacten met haar directeur (zes keer). De directeur is een allround aanspreekpunt voor Julia. Julia zegt hierover het volgende: “Ik loop niet heel vaak naar de directie,

maar als er muizen in de klas zijn, ga ik naar haar toe, over mijn ontwikkeling ga ik naar haar toe en over doelstellingen. Ze is makkelijk benaderbaar en ik voel geen blokkade om naar haar toe te gaan”. Na het managementteam komen externe

Op de vraag wie het meeste invloed heeft op haar handelen, noemt zij vrienden van de pabo. Met deze vrienden is er maandelijks een intervisie waarin onderwerpen over het werken op de school besproken worden. Dit doen zij middels de ‘STARR methode’. Julia: “We hebben intervisie gehad op de pabo en dat je een leerling inbrengt volgens

de STARR methode. Dit is eigenlijk zo goed bevallen dat wij met de starters, deze zijn niet van de stichting, hebben besloten dit vol te houden. We zitten qua groepen allemaal bij elkaar. Het is fijn omdat je aangeeft: dit is mijn probleem. Dit kan met een leerling, met het team of een ander probleem zijn. Zij kijken er net met een andere blik tegen aan. Heb je hier aan gedacht? Je moet het meer zo bekijken? Je kan er niks mee en moet het loslaten. Zo fijn als iemand dat zegt!” In haar netwerkanalyse mist

het contact met een collega, omdat deze er toevallig niet was tijdens de afname week. Deze collega is wel van grote invloed op haar handelen omdat zij, evenals Julia, in groep 4 les geeft en praktische tips geeft met betrekking tot het lesgeven en handelen in haar groep. Naast de tips is deze collega behulpzaam bij het verzamelen van materialen en het voorbereiden van lessen. Een belangrijk contact voor Julia is de intern begeleider. Julia: “Niesje is vertrouwelijk. Ik ken haar al langer”. Julia kent haar al vanaf vierjarige leeftijd. Een bijkomstig element is dat zij beide dit jaar nieuw op school zijn en mede hierdoor is er een vertrouwensband. Julia gaat niet alleen voor leerling aspecten naar de intern begeleider toe, maar heeft ook in het persoonlijke leven vriendschappelijke contacten met haar. Uit de analyse komt naar voren dat, hoewel Julia niet veel intensieve contacten in de school heeft, zij wel 44 keer in de week door samenwerking een contact met anderen heeft. Persoonlijke gesprekken komen met zestien keer hierna.

- Startend leerkracht Emma: Emma is de oudste respondent van 33 jaar. Zij heeft de pabo deeltijd gevolgd na een periode van werken in een leefgroep. Emma geeft vijf dagen per week les in groep 7 en heeft nu zeven maanden onderwijservaring. Uit haar netwerkanalyse kwam duidelijk naar voren dat zij vooral interactie heeft met haar parallel collega (26 keer in één week). Emma: “Ik vraag veel aan Eva omdat ik haar

als leerkracht heb gezien en ik haar een goede leerkracht vind. Bij veel dingen vraag ik haar kijk op de zaak en ondersteunt zij mij. Zij is creatief en geeft daarom de creatieve lessen in mijn klas. Ik vind het heel fijn om te zien hoe zij het doet en dan denk ik: volgend jaar kan ik het vaker doen. Ik vind het nu ook lastig om me erop te richten. Ik wil me goed voorbereiden met creatief zijn en dat schudt zij zo uit de mouw. Dit voelt niet bezwaard, want voor haar kost het niet veel tijd”.

Deze parallel leerkracht is door de school ook als haar maatje aangewezen. Naast dit contact met haar parallel collega heeft zij ook contact en ondervindt zij vooral ondersteuning van de leerkrachten uit de bovenbouw. Het betreft hier twee collega’s uit groep 8 (veertien keer en tien keer) en één collega uit groep 7. Van deze

leerkrachten is één leerkracht ook haar bovenbouw coördinator. Emma: “Ik merk dat

ik me bij mijn bouwcoördinator iets kwetsbaarder durft op te stellen. Alleen laatst toen had ik dat gedaan en wist de directie dit ook meteen!“ Deze vier personen komen naar

voren als degene die het meest invloed op haar handelen hebben. Interacties van Emma zijn voornamelijk gericht op samenwerking (twintig keer) en gesprekken in de pauze (zestien keer). Emma heeft met een groepje collega studenten van de pabo opleiding nog een supervisiegroep. Emma: “Onze supervisie groep is niet zo

gestructureerd als een eigen intervisie. Het is meer zo van: wie heeft er nog iets bijzonders in te brengen?

Ik zet het niet op papier, maar ik bedenk wel voor het eten of ik nog iets in kan brengen”. Zij bespreken hier casussen uit de praktijk, leerlingen, gesprekken uit het

team tot de begeleiding op de werkvloer toe. In haar externe netwerk komt haar vriend naar voren. Zijn functie binnen dit netwerk is vooral het bieden van een luisterend oor over gebeurtenissen van de dag.

− Startend leerkracht Isabella: Isabella is een startende vrouwelijke respondent van 24 jaar. Zij geeft 5 dagen per week les in groep 1-2 in twee verschillende groepen. Isabella heeft op de school waar zij nu werkt ook in groep 1-2 stage gelopen. Uit de analyse komt naar voren dat zij het meest contact heeft met haar twee duo collega’s in groep 1-2 (dertien keer en tien keer). Eén van deze collega’s is ook haar oude stage mentor geweest. Dit zijn dan ook de collega’s die het meest invloed op haar handelen hebben. Isabella: “Ik werk veel met hen samen. Zij zijn mijn duo leerkrachten, dus heb

ik met hen sowieso veel contact. Ik vind het fijn om ze vragen voor te leggen en advies te vragen. Met hen heb ik een fijne band en vind het fijn ze te benaderen”.

Andere leerkrachten die in het centrum van haar netwerk staan, zijn de twee collega’s die in de naastgelegen lokalen lesgeven. Naast deze collega’s staan twee collega’s uit de bovenbouw in het netwerk. Isabella geeft aan dat dit toeval is vanwege een

werkgroep bespreking. Haar contact is over het algemeen gericht op de collega’s van de onderbouw die in het hoofdgebouw van de school lesgeven. Isabella: “Ik ben meer

van het onderbouwteam omdat je de andere collega’s zo weinig spreekt. Ik ben dan ook nog nieuw en heb geen jaren ervaring met de andere collega’s. Dat is af en toe wel jammer”. Isabella heeft als enige startende leerkracht de discussie als zijnde de

meeste interacties aangegeven (achttien keer). Hierna volgt samenwerking (veertien keer). Isabella geeft aan dat dit een goede weergave is van de interacties binnen haar netwerk.

− Startend leerkracht Sophie: Sophie is 23 jaar en heeft als enige van de respondenten nog een baan op een andere school. Zij geeft drie dagen per week les in groep 4 en de overige twee dagen werkt zij als orthopedagoog op een middelbare school. Uit de analyse van haar netwerk komt naar voren dat Sophie het meest contact heeft met haar parallel collega in groep 4 (tien keer). Omdat zij voor advies vrijwel alleen naar deze collega gaat, heeft deze collega ook het meest invloed op haar handelen.

Sophie: “Willemijn vervult zo’n beetje alle rollen die ik zou willen. Als ik iets nodig

heb of iets vraag, dan adviseert ze, maar denkt ook mee. Soms ook echt samen sparren over iets wat in haar klas is voorgevallen. Soms vindt ik het moeilijk als ik iets heb om dit te bespreken met Willemijn, omdat het voelt als roddelen. Dan laat ik het soms, maar verder kan ik wel met alles bij haar terecht“. Alleen indien het een specifieke

leerling betreft, gaat zij naar de intern begeleider voor advies en overleg. In de analyse komt naar voren dat een collega uit groep 5 (vijf keer) in het centrum naar voren komt, terwijl Sophie aangeeft dat het contact met deze collega van groep 5 op toeval berust en zij dus niet zo dichtbij zou moeten staan. Daarentegen mist zij in haar netwerk het contact dat zij met haar duo collega heeft. Met deze collega bespreekt zij veel

schoolzaken. Sophie geeft aan dat er op haar school een continurooster is zonder overblijf. Als een school kiest voor een continurooster, dan heeft de school vijf schooldagen met een korte pauze in de middag. Dit betekent dat de leerkracht de hele dag door bij zijn of haar klas is, in plaats van de pauze door te brengen met collega’s in de teamkamer. Sophie: “Door dit netwerk zie ik dat het ontzettend veel uit maakt

De rest zie ik alleen in de ochtend als ik even iets wil vragen. Er is verder geen pauze”. Dit verklaart waarom pauze gesprekken het meest als interactie (zestien keer)

zijn genoemd. Naast deze contacten zijn er personen met wie Sophie nog één á twee keer contact heeft, maar dit is sporadisch. Sophie geeft op dezelfde school les als de eerder genoemde startende leerkracht Sanne. Zij spreken elkaar regelmatig, maar gaan niet naar elkaar toe als zij een probleem hebben. De reden hiervoor is de afstand van het gebouw waar Sanne lesgeeft ten opzichte van het gebouw waar Sophie haar leslokaal heeft. Sophie over de relatie met Sanne: “Ik ben vrienden geworden met

Sanne door het gemeenschappelijk starten, zelfde ideeën hebben en een zelfde levensfase”.

Buiten school heeft zij met haar vriend en moeder contact over school. Dit gaat over oppervlakkige zaken, zoals het bespreken van de dag.

− Startend leerkracht Lotte: Lotte is 26 jaar en zij is de enige leerkracht met een langdurig invalcontract die op twee scholen werkt. Zij staat op beide scholen voor groep 1-2 en werkt in totaal vier dagen in de week. Lotte heeft een groot netwerk van mensen die zij één of twee keer per week spreekt. Het meeste contact heeft zij met haar duo en parallelleerkracht van groep 1-2 (vijf keer en vier keer). Dit contact is vooral gericht op advies en interactie. Lotte: “De ondersteuning die ik ondervind van

mijn duo’s is ervaringen met elkaar bespreken en delen. Samen zoeken naar een oplossing, gedachtegang en handelen uitwisselen”. Dit zijn vooral vragen over

Hoewel haar moeder niet in het netwerk is opgenomen, hoort zij hier wel in te staan. Lotte geeft aan dat zij werk en school gescheiden houdt. Lotte: “Ik praat wel met mijn

moeder, maar oppervlakkig. Werk en privé houd ik gescheiden. Meer over hoe mijn dag was en waar ik mee bezig ben. Je vertelt wat je hebt meegemaakt, je praat erover maar nooit diepzinnig of over problemen. Dat houd ik binnen de school en hier praat ik niet over buiten school”. Gesprekken met haar moeder zijn vooral een klankbord

over haar handelen of om gebeurtenissen van de dag bespreken, maar zijn nooit gerelateerd aan leerlingen. Er zijn geen andere externe contacten met wie zij contact over school heeft.

− Startend leerkracht Eva: Eva is 25 jaar en is het afgelopen jaar afgestudeerd als orthopedagoog. Zij heeft, voordat zij haar master behaalde, de pabo afgerond en is aansluitend hieraan de opleiding tot orthopedagoog gaan volgen. Zij heeft een

langdurige invalbaan in groep 6 en heeft nu vijf maanden werkervaring als leerkracht. Uit haar netwerkanalyse komt naar voren dat zij contact heeft met de leerkrachten uit de bovenbouw. Dit zijn leerkrachten die in hetzelfde gebouw lesgeven. Specifiek heeft zij het meest contact met haar parallelleerkracht en duo leerkracht (vijf keer).

Zij heeft elke woensdag specifiek tijd ingepland om met mij de overdracht te doen. Niet alleen de overdracht komt ter sprake, maar ook hoe het met mij gaat en het lesgeven zelf”. Uit de analyse komt naar voren dat zij vaak vriendschappelijke

gesprekken heeft met de leerkracht uit groep 5. Eva: “Daphne en ik hebben samen

onze lio gelopen. Hierna zijn we vriendinnen gebleven en zien we elkaar op

regelmatige basis”. Eva woont in Amsterdam met vriendinnen die zij kent vanaf de

pabo opleiding. Ook met deze huisgenoten/vriendinnen heeft zij dagelijks gesprekken over gebeurtenissen van die dag of over opvallende leerlingen. Eva: “Alexandra is

mijn huisgenoot. Zij heeft de pabo gedaan en studeert nu psychologie. Ik kom vaak thuis met verhalen en zij biedt op dat moment een luisterend oor. Ook geeft zij mij wel advies en sparren we over bepaalde problemen waar ik tegenaan loop”. Eva ervaart

in haar interacties vooral vriendschap (achttien keer). Als oorzaak hiervoor geeft zij aan dat er op het schoolreisje persoonlijke gesprekken zijn gevoerd die als

vriendschappelijk voelde. Eva: “Doordat ik hier mijn lio heb gelopen, ken ik bijna

iedereen. De gesprekken die wij voerden tijdens het schoolreisje gingen vooral over privé zaken”. Verder bestaan haar interacties uit samenwerking en informatie

5.1.2 – Verklarende netwerkanalyse

In het voorgaande is van elke startende leerkracht een ego- centric network beschreven. Ego centric, omdat deze vorm van analyseren naar de ervaringen en het gedrag van de startende leerkrachten kijkt en niet naar de school waarin zij werken (Daly, 2010).

De informatie uit de beschrijvende netwerkanalyse geeft antwoord op de eerste deelvraag uit dit onderzoek.

− Hoe ziet het ondersteunende netwerk van de startende leerkracht eruit en welke inhouden staan hierbij centraal?

In de conclusies van dit onderzoek wordt dit nader uitgewerkt.

In de voorafgaande paragraaf hebben we de netwerken van de verschillende startende leerkrachten omschreven. In deze paragraaf zullen we, met gebruik van de sociale

netwerktheorie, de structuur van deze netwerken analyseren. Meer bepaald, zullen we ingaan op de noties nabijheid, identificeren en vertrouwen. Deze drie begrippen, die Coburn, Choi en Mata (2010) hebben onderzocht, sluiten aan bij de bevindingen in dit onderzoek. In deze paragraaf wordt er bekeken op welke wijze zij invloed hebben op het netwerk van de startende leerkracht. Als eerste gaan we in deze analyse in op de notie nabijheid en werken deze, middels de aspecten die Kuijk en Vrieze (2004) in Hofman (2010) hebben genoemd, verder uit.

5.1.3 – Nabijheid

Duo leerkrachten, parallelleerkrachten en bouwleerkrachten

De sociale netwerktheorie geeft informatie over de relaties die er tussen de individuen zijn (Kilduff & Brass, 2010). Deze auteurs stellen dat deze relaties een structuur hebben die gebaseerd is op bruikbaarheid. Deze bruikbaarheid wordt gevormd door drie kenmerken, zoals die in het theoretisch kader ook naar voren kwamen. Een voorbeeld hiervan is dat er tijd en ruimte moet zijn om met elkaar een interactie aan te gaan. Dit is terug te zien in de analyse van de startende leerkrachten in dit onderzoek. Bij de analyse van de netwerkformulieren komt namelijk naar voren dat de startende leerkrachten het meest steun zoeken bij degene die fysiek dichtbij aanwezig zijn. Dit komt overeen met de literatuur van Coburn, Choi en Mata (2010). Deze stellen dat leerkrachten een band vormen met degene die dichtbij staan.

In dit onderzoek delen we nabijheid op in drie niveaus: − duo leerkrachten

− parallelleerkrachten − bouwleerkrachten.

Startende leerkrachten uit dit onderzoek geven aan zich gesteund te voelen door zijn of haar duo- leerkracht. Sanne, bijvoorbeeld, voelt zich het meest gesteund door haar duo omdat zij haar handelen ten opzichte van leerlingen met haar kan bespreken: “De meeste vragen stel ik

aan mijn duo’s. Het is makkelijk dat we elkaar twee dagen zien, omdat ik ook in een andere klas sta. Dan kunnen we het over de kinderen hebben, bespreken of ik iets heb aangepast en wat we weer terug kunnen veranderen”. Isabella merkt dat zij het fijn vindt om advies te

vragen: “Ze zijn mijn duo’s, dus we hebben sowieso veel contact. Ik vind het fijn om bij hen