• No results found

Het centrale thema van dit onderzoek is de wijze waarop startende leerkrachten in de eerste jaren integreren in een schoolorganisatie. Uit onderzoek is gebleken dat startende leerkrachten tijdens hun eerste loopbaanjaren met tal van problemen geconfronteerd worden (Huberman, 1991 et al, in Flores & Day, 2006). Dit wordt ook wel een praktijkshock genoemd (Geerligs & van der Veen, 2009). Uit deze onderzoeken komt naar voren dat startende leerkrachten niet alleen op klassenmanagementniveau moeilijkheden ervaren, maar ook bij het integreren in de sociale organisatie van een school.

Er is onderzoek gedaan naar moeilijkheden voor startende leerkrachten met de focus op het didactisch niveau (Gaikhorts, 2014 & Veerman, 1984), maar aangaande de aspecten van integreren in een schoolorganisatie is er nog weinig literatuur te vinden.

3.1 – Probleemstelling

Na het verlaten van de opleiding begint de startende leerkracht een beroepscarrière bij een basisschool. Startende leerkrachten staan op dat moment niet alleen voor de klas, maar

werken in een school en staan daardoor in interactie met een bredere context waarin de school gelokaliseerd is. Een school heeft een eigen sociale en politieke cultuur. Deze culturen dragen verschillende invloedrijke elementen met zich mee (Hebert & Worthy, 2001). Keuzes en beslissingen van de startende leerkracht worden mede bepaald op basis van de cultuur van de school (Coldron & Smith, 1999). Een school wordt zelf ook beïnvloed door het

organisatorische veld waartoe de school behoort, de samenwerkingsverbanden en de context waarin een school zich bevindt. Om te begrijpen waarom een leerkracht bepaalde keuzes en beslissingen maakt, moet de gehele context waarin de leerkracht zich bevindt meegenomen worden.

3.2 – Doelstelling

Onderzoek naar de ervaringen en uitval in het onderwijs van startende leerkrachten blijkt vooral gericht te zijn op het lesgeven in de klas, problemen in de omgang met

klassenmanagement of verschillen in de klas (Le Maistre & Paré, 2010; Sabar, 2004). Deze problemen hebben betrekking op het microniveau in de school.

In de literatuur is er echter weinig aandacht voor het feit dat de startende leerkracht nieuw in een schoolorganisatie is en door middel van een socialisatieproces een eigen plekje in de school moet vinden (Kelchtermans & Ballet, 2002).

De startende leerkracht werkt voor het eerst in een klas, binnen een school en deze staat in interactie met een bredere context waarin de school zich bevindt. De startende leerkracht zal zijn/haar weg moeten vinden in deze nieuwe sociale, politieke en culturele omgeving. Zij horen bij een nieuw organisatorisch veld die invloed heeft op hun handelen.

Middels dit onderzoek willen we het bredere (ondersteunende) netwerk van startende leerkrachten in kaart brengen en onderzoeken in welke mate startende leerkrachten voorbereid worden op de verschillende professionele rollen die er binnen een school zijn.

3.3 – Hoofdvraag

“Op welke wijze wordt er in de ondersteuning van startende leerkrachten aandacht besteed aan de bredere rol die leerkrachten vervullen binnen de organisatie?”

3.4 – Deelvragen

1. Hoe ziet het ondersteunende netwerk van startende leerkrachten er uit?

2. Welke inhouden staan centraal binnen de ondersteuningsrelaties van startende leerkrachten?

3. In welke mate is er binnen de interactie tijdens het socialisatieproces aandacht voor de school als organisatie?

4. In welke mate is er binnen deze interacties aandacht voor het bredere organisatorische veld waarin startende leerkrachten zich bevinden?

5. Op welke manier definiëren startende leerkrachten hun rol binnen de school?

Samenvatting

Uit het voorgaande blijkt dat de startende leerkracht in de eerste jaren van het werken in het onderwijs door het ondervinden van verschillende problemen een praktijkshock ervaren. Het werken in een brede organisatie binnen de school is mede oorzaak van deze

praktijkshock. Het onderzoeken naar de mate van aandacht die er in de begeleiding en ondersteuning van de startende leerkracht is voor de bredere rol van de startende leerkracht is het doel van dit onderzoek.

Hoofdstuk 4: Methodologie

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop dit onderzoek is

uitgevoerd. Als eerste wordt aangegeven op welke locatie en in welke setting het onderzoek is uitgevoerd. Vervolgens is er een toelichting op de keuze voor de mixed method benadering, het gebruiken van het Software programma Gephi en het kwantitatief en kwalitatief

onderzoek, waarna er uitleg wordt gegeven over de respondenten en de gebruikte

instrumenten, te weten de experience sample, het semi- gestructureerd interview en de data analyse. Aansluitend wordt de wijze van transcriberen, coderen en analyseren beschreven. Tot slot staan we stil bij het waarborgen van de kwaliteit van dit onderzoek.

4.1 – Onderzoeklocatie

Dit onderzoek is in samenwerking met een onderwijsgroep, gevestigd rondom een stedelijk gebied in Noord- Holland, tot stand gekomen. Deze stichting bestaat uit elf scholen in twee regio’s. Alle scholen geven bijzonder onderwijs, waaronder Rooms- Katholiek of Protestants- Christelijk basisonderwijs. De stichting draagt uit dat de scholen allemaal uniek zijn,

maar dezelfde kernwaarden delen. Deze kernwaarden zijn:

1. Vertrouwen: open staan voor elkaar en open staan voor het onbekende. 2. Verbondenheid: met liefde, zorg en respect met elkaar omgaan.

3. Ontmoeten: ontdekken wat mensen ‘bezielt’ en wat hen drijft. 4. Gedrevenheid: het beste onderwijs bieden aan al onze leerlingen. 5. Aandacht: ruimte maken om na te denken over het leven.

De kernwaarden zijn bedoeld om de leerlingen dicht bij zichzelf te brengen. Welke invulling de kernwaarden op een school krijgt, behoort tot de vrijheid van de school. Dit moet passen bij het team, de geschiedenis en populatie van de school. Het streven is dat alle scholen oog hebben voor iedere individuele leerling en dat niet alleen kennis wordt bijgebracht. De visie van deze onderwijsgroep is dan ook: Onderwijs met een hart.

De stichting omvat 11 scholen. In deze scriptie zijn vanwege de anonimiteit de volgende afkortingen gebruikt: - AS, - DC, - DH, - TNG, - HK, - BSR, - HPZ, - BSO, - KES, - RVS, - WAS. De participanten in dit onderzoek zijn werkzaam in de vetgedrukte scholen. De scholen onderling kennen elkaar goed.

Er zijn verschillende stichting dagen, werkgroepen waarin alle coördinatoren van de deelnemende scholen met elkaar samenwerken en het managementteam en bestuur van de stichting hebben structureel overleg met elkaar

Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in de regio van Amsterdam. Het onderzoek werd afgenomen met startende leerkrachten van één onderwijsgroep. Deze stichting neemt

voornamelijk studenten van de Hogeschool Ipabo in Amsterdam en de Marnixacademie in Utrecht aan. Sinds vier jaar bestaat in Nederland de universitaire pabo. Ook studenten van deze opleiding mogen stage lopen bij deze stichting. Een bevoegdheid als leerkracht was een voorwaarde om deel te nemen aan dit onderzoek. Daarnaast was er de keuze dat de

participanten van dit onderzoek in het eerste jaar van hun carrière in het onderwijs actief zijn als leerkracht. Hiervoor is gekozen omdat in deze onderwijsgroep startende leerkrachten, die in het tweede of derde jaar van hun carrière in de onderwijsgroep werkzaam zijn, in een onderzoek van de Hogeschool de Marnix academie meewerken. Vanuit de stichting worden er netwerkbijeenkomsten voor startende leerkrachten georganiseerd. In dit onderzoek wordt er door het analyseren van een deelvraag antwoord gegeven op welke inhouden centraal staan binnen de ondersteuningsrelaties. Een onderdeel van het onderzoek is dan ook de vraag of startende leerkrachten deze bijeenkomsten waardevol vinden en wat het hen heeft opgeleverd. De leeftijd van deze startende leerkrachten ligt tussen de 21 en 33 jaar. Iedere participant heeft op vrijwillige basis meegedaan aan dit onderzoek.

4.2 – Mixed method benadering

Deze studie treft een enkelvoudige casestudy. Het kenmerk van een case study is dat het betrekking heeft op een sociaal verschijnsel in een levensechte context (Braster, 2000). In dit onderzoek is dit de startende leerkracht in het eerste jaar van zijn beroepskeuze.

Elke startende leerkracht heeft onafhankelijk van elkaar aan het onderzoek meegewerkt. Het gaat in dit onderzoek om de ondersteuning die deze startende leerkrachten ondervinden in-, maar ook buiten de school. In dit onderzoek wordt dit het interne- en externe netwerk genoemd (Yin, 2013). Middels de casestudy is het netwerk van de startende leerkracht in kaart gebracht.

Gedurende dit onderzoek is er gebruik gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Er is gekozen voor een mixed method benadering, omdat beide methoden nodig waren om antwoord te krijgen op de hoofdvraag.

Door middel van kwalitatief onderzoek en het invullen van de netwerkformulieren, is er inzicht gekregen in het netwerk van de startende leerkracht.

Alle aan het onderzoek deelnemende leerkrachten hebben het netwerkformulier, met daarin welke interacties zij met wie en hoe vaak op een dag hadden, ingevuld. In totaal werd het netwerk van de startende leerkrachten gedurende één werkweek bij gehouden. Hierin stond met wie de startende leerkracht informatie heeft uitgewisseld en wat de inhoud van de informatie was. In het schema stonden de volgende categorieën van interactie:

− Discussie − Samenwerking

− Advies- en informatie vragen − Pauze gesprekken

− Persoonlijke gesprekken − Buiten de schooluren − Vriendschap

− Overige

De startende leerkracht is gevraagd de inhoud van zijn interactie in dit schema verwerken. Via een mail hebben de participanten tweemaal per dag een herinnering gekregen, zodat zij het schema bleven invullen.

4.3 – Software programma Gephi

Door gebruik te maken van de netwerkanalyse- software Gephi, is het gehele sociale netwerk van de startende leerkracht in kaart gebracht. Gephi is een software programma dat connecties en netwerken visueel zichtbaar maakt (Bastian, Heymann & Jacomy, 2009). Het geeft in dit onderzoek inzicht in het sociale netwerk van de startende leerkracht De analyses van de verschillende individuele netwerkformulieren zijn middels het gebruik maken van het software programma Gephi weergegeven.

4.4 – Ondersteuningsnetwerk

In de analyse van netwerkformulieren is niet alleen gekeken naar de actoren binnen een school, maar ook naar actoren van buitenaf die een rol vervullen in het netwerk van de startende leerkracht. Hiermee is ook het bredere organisatorische veld van de startende leerkracht in kaart gebracht.

Hieronder verstaan we niet alleen in het netwerk binnen, maar ook de contacten buiten een schoolorganisatie (Daly et al. 2010). Na de analyse van de netwerkformulieren is er met elke startende leerkracht een interview afgenomen. In de interviews is gesproken over de analyse van de netwerkformulieren ter controle van de uitkomsten en om nog meer informatie te verkrijgen over welke inhouden en personen precies centraal staan in dit netwerk.

4.5 – Kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Analyse door middel van kwantitatief onderzoek zal in dit onderzoek antwoord geven op de vraag hoe vaak de leerkracht interactie heeft met zijn omgeving en wat de inhoud van deze interacties is (Hoyle Harris & Judd, 2002). Deze informatie is nodig om een beeld te krijgen van het netwerk van de startende leerkracht. Het betreft hier een kwantitatief onderzoek, omdat er is gemeten aan de hand van een variabele. Het gaat hier om een toetsbare

hoeveelheid van het uitwisselen van informatie. Het is een ex post facto onderzoek omdat de onderzoeker niet in het veld aanwezig is. Hij kan niet optreden tijdens het onderzoek.

De participant heeft alleen de actie gevoerd (Jonker & Pennink, 2000).

Kwalitatief onderzoek is in dit onderzoek gebruikt om inzicht te krijgen in het netwerk van de startende leerkrachten middels interviews. Het doel hierbij was om inzicht te krijgen in de betekenis die de leerkracht zelf geeft aan het netwerk en de ondersteuning hiervan.

De interviews duurden ongeveer anderhalf uur en worden beschouwd als diepte interviews. De interviewster heeft de participanten zoveel mogelijk de ruimte gegeven om de vragen naar eigen inzicht en ervaring te beantwoorden. Dit heeft zij gestimuleerd door steeds door te vragen bij de open vragen (Plochg & van Zwieten, 2007). Tijdens de interviews werd nagegaan wat de visie van de pabo is en wat de visie van de school op de begeleiding van beginnende leerkrachten is, om te kunnen onderzoeken waar de focus ligt. In welke mate heeft de school aandacht voor een professionele rol van de startende leerkracht binnen de schoolorganisatie?

Dit onderzoek is exploratief van aard, omdat er per leerkracht een interview over het eigen netwerk is gehouden (Hutjes & Buuren, 2007). Het is van belang dat het plaats vindt in de natuurlijke omgeving, opdat de beleving en de betekenisgeving van het netwerk voor de startende leerkracht centraal wordt gesteld (Baarda, de Goede & Teunissen, 2000). Het is een werkwijze om het perspectief van leerkrachten op de ervaring en het gevoel bij de eigen netwerk in kaart te brengen.

4.6 – Respondenten

Aan dit onderzoek hebben zeven startende leerkrachten deelgenomen. Zij zijn actief in het basisonderwijs en werken bij de dezelfde onderwijsgroep. De leeftijd van de participanten ligt tussen de 22 en 33 jaar. Er is één participant die zich op latere leeftijd heeft omgeschoold tot leerkracht. Alle participanten zijn dit jaar begonnen met lesgeven. Zij hebben, op de stage ervaringen na, geen werkervaring in het onderwijs. De participanten staan voornamelijk fulltime voor de klas. Er is één startende leerkracht die op twee scholen werkt. De meeste participanten aan het onderzoek wonen in de regio Amsterdam en nemen verder niet deel aan een ander onderzoek. Voor dit onderzoek doen ook zij niet mee aan een

begeleidingsprogramma voor startende leerkrachten. De deelname is geheel vrijwillig en er is geen beloning toegekend.

4.7 – Instrumenten

Experience sample

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een experience sample method. Dit wordt ook wel de daily diary methode genoemd. Er is gekozen voor deze methode, omdat op deze wijze de startende leerkrachten gedurende de hele dag hun netwerk moeten bijhouden door de inhoud van hun interacties op te schrijven. Op deze wijze komt de ervaring van de startende

leerkracht naar voren, hoe hij/zij zich op dat moment voelt. Dit is een voordeel, omdat ervaringen en gevoelens op een later moment anders kunnen voelen dan op het moment zelf (Larson & Csikszentmihalyi, 1983). Op deze manier beschrijft de participant precies per dag en per uur met wie zij contact hebben gehad en waarover dit contact ging. Als er tijdens de interviews naar de ervaringen gevraagd wordt, is het makkelijker voor de participant om zich het voorval te herinneren.

Op de volgende manieren heeft de participant meegedaan aan experience sample:

De Daily Diary: Elke startende leerkracht heeft gedurende één week een dagboek bijgehouden over met welke personen zij een interactie hebben gehad en waarover deze interactie ging. Dit zijn zowel interacties met interne als externe personen en over formele en informele communicatie. De namen van de personen zijn later gecodeerd in letters en de interacties zijn in thema’s gedeeld.

Een schema gekoppeld aan de netwerkformulieren: Gedurende één week lang is er aan de deelnemende startende leerkrachten gevraagd om een netwerkformulier in te vullen.

Dit netwerkformulier geeft een overzicht van de sociale contacten van deze startende leerkrachten. Aan het eind van de dag kregen de startende leerkrachten een email met daarin het onderstaand schema voor de desbetreffende dag. Het duurde ongeveer vijf á tien minuten om dit schema in te vullen en vervolgens weer terug te mailen naar de onderzoekster.

Het schema is opgedeeld in tien kolommen. In kolom 1 heeft de startende leerkracht de namen van alle personen met wie zij deze desbetreffende dag is omgegaan genoteerd. Het betreft zowel school- of werk gerelateerde zaken als contact binnen, maar ook buiten de school. In kolom 2 noteerden de startende leerkrachten het aantal interacties per persoon. In kolom 3 tot en met 10 gaat het om het soort interactie. De bedoeling was dat de startende leerkracht kort in steekwoorden beschreef waar het contact precies over ging. De volgende vormen van interactie zijn in de kolommen van het schema opgenomen:

− Discussie: Met welke collega’s heeft u vandaag over uw werk gepraat? − Samenwerking: Met welke collega’s heeft u vandaag samengewerkt?

− Advies- en informatievragen: Aan welke collega’s heeft u vandaag advies of informatie gevraagd over uw werk?

− Pauze: Met welke collega’s heeft u vandaag de pauze doorgebracht? − Persoonlijke gesprekken: Met welke collega’s heeft u eerder persoonlijke

gesprekken gehad?

− Buiten de schooluren: Met welke collega’s heeft u buiten de schooluren contact gehad?

− Vriendschap: Met welke collega’s heeft u vriendschappelijke contacten gehad? Welke collega’s beschouwt u als vrienden?

− Overige: Indien er een andere vorm van interactie of contact was dan bevraagd in de tabel, omschrijf dan kort de aard en reden van het contact in de kolom ‘Overige’.

Semi- gestructureerd interview

De leerkracht is geconfronteerd met de interacties uit zijn/haar eigen netwerk door middel van een semi- gestructureerd interview, dat is ontworpen en afgenomen door de onderzoekster. Hiervoor is gekozen omdat de respondent op deze wijze een eigen inbreng had.

De interviewleidraad is gebaseerd op een onderzoek van een masterproef van Pauwels en Umans (2014), waarbij zij weer gebruik hebben gemaakt van het onderzoek van Coburn, Choi en Mata (2010). Het onderzoek van Coburn, Choi en Mata (2010) liet inzien dat sociale netwerken ontstaan doordat individuele personen contact hebben met andere individuen. Middels onderzoek van de ingevulde netwerkformulieren is er geanalyseerd op welke wijze individuen in het netwerk van de startende leerkracht verbonden zijn, met wie, hoe en waarom zij verbonden zijn. Tijdens het interview met de participanten is er verwezen naar het de door hun ingevulde netwerkformulieren en de uitkomst van de analyse van Gephi.

Deze onderwerpen zijn van te voren vastgesteld. De interviews zijn opgedeeld in de volgende subcategorieën:

− De persoonlijke opvattingen en belevingen van de startende leerkracht. − De schoolorganisatie en begeleiding voor startende leerkrachten. − Sociale netwerk vanuit de analyse.

− Sociale netwerk vanuit de startende leerkracht. De volledige interviewleidraad is te vinden in bijlage C.

4.8 – Data analyse

Visuele representaties van de netwerken

De startende leerkracht en zijn/haar relaties staan centraal in dit onderzoek. Om de aard en de inhoud van deze relaties in kaart te brengen, is beroep gedaan op de sociale netwerktheorie. Analyse door middel van de sociale netwerktheorie geeft inzicht in relaties van de startende leerkrachten en geeft aan welke ondersteuning zij hiervan ondervinden. Het geeft inzicht welke personen ervoor zorgen dat de startende leerkracht hulp en ondersteuning krijgt. Het zijn deze personen die zorgen dat leerkrachten problemen sneller oplossen, informatie sneller eigen maken en toepassen in hun onderwijs, maar ook welke sociale contacten ervoor zorgen dat de startende leerkrachten hun prestaties verbeteren waar de aandacht binnen dit onderzoek naar uitgaat (Burt, 2009; Penuel, Riel, Krause & Frank, 2009). Als eerste is het sociaal kapitaal van de startende leerkracht naar voren gebracht. Dit sociale kapitaal verwijst naar de verschillende netwerken van de startende leerkracht binnen, maar ook buiten de school. Inzicht hierin is verkregen door de ingevulde netwerkformulieren. Op basis van de ingevulde schema’s zijn de visuele weergaves van de netwerken zichtbaar gemaakt door gebruik van de software Gephi. Voor deze software is gekozen, omdat Gephi op een visuele manier de resultaten van een breder netwerk zichtbaar maakt (Bastian, Heymann & Jacomy, 2009).

De knooppunten in dit visuele netwerk staan voor de relatie die de startende leerkracht met een persoon in zijn netwerk heeft. Het brandpunt van de sociale netwerktheorie is de relatie die de startende leerkracht met verschillende personen heeft en wat de inhoud van deze interacties omvat (Daly, 2010).

Transcriberen

De interviews zijn één voor één getranscribeerd. Voor de inhoudsanalyse van de uitkomst van alle interviewverwerking, is er gebruik gemaakt van het software programma ‘Atlas.ti’ (Muhr, 1991). Atlas.ti is een software programma dat wordt gebruikt voor kwalitatief onderzoek. Het programma is in dit onderzoek ingezet om bijzondere bevindingen uit de interviews te