• No results found

Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd per sleuf van een lengteprofiel om de twintig meter een profielsegment van één meter gedocumenteerd7.

De bodem bleek meestal te bestaan uit een AC-profiel met op meerdere plaatsen8 een restant van een podzolprofiel.

De bovenste laag van de A-horizont, de bouwvoor, was tussen 30 en 60 cm dik en bestond uit bruingrijs tot grijsbruin, matig fijn, zwak siltig zand. In enkele profielen was de bouwvoor met puin e n witgeel zand verrommeld9 (fig. 5) dat van elders was aangevoerd en niet afkomstig was van de onderliggende C-horizont.

Fig. 3: Profiel werkput 5.

Fig. 4: Profiel 2 werkput 1.

In enkele profielen11 was onder de hume uze A-horizont nog ee n begraven A-horizont (Ab-horizont ) aanwezig die bestond uit zwart, sterk humeus, matig fijn zand. In sommige profielen was de Ab-horizont met de bovenliggende A-horizont geroerd (fig. 4)12.

Onder de A-horizont werd in het plange bied (restanten van) een podzolprofiel aangetroffen13. Dez e profielen bestonden voor een deel uit een bruin, geel gevlekte B-horizont die direct daaronder overging in een lichtbruingele BC-horizont (fig. 5)14. In een aa ntal profielen ontbrak de B-horizont en was direct onde r de A-horizont een BC-horizont aanwezig15. De profielen met (een restant van) een podzolprofiel bevonde n zich voornamelijk in het (noord-)oostelijke en zuidwestelijke deel van het plangebied.

In een deel van de profielen waren verstoringen aanwezig. Onder de hume uze A-horizont was in verschillende profielen16 een laag aanwezig, waarbij witgeel zand uit de onderliggende C-horizont in de A-horizont was opgenomen. De profielen met sporen van verstoring bevonde n zich voornamelijk in het

Fig. 5: Profiel 2 werkput 6.

De C-horizont bestond uit geelwit, sterk siltig zand met oxidatievlekken. In profiel 2 van werkput 2 was het zand aan de top matig fijn, sterk siltig zand en werd naar onder toe zeer fijn, matig siltig. De top van de C-horizont varieerde van 23,00 m +NAP in het zuiden tot 22,27 m +NAP in het noorden.

Samenvattend: op de ge omorfologische kaart is het plangebied niet gekarteerd. Op basis van extrapolatie van omgevingsgegevens en uit het veldonderzoek blijkt het plangebied te liggen in een dekzandgebied.

De top van de C-horizont bevond zich in het noorden dieper da n in het zuide n (22 ,27 m ten opzichte van 23,00 m +NAP ). De bodem in het onderzoeksgebied kan worde n gerekend tot hoge zwarte enkeerdgronde n met de kenmerkende gelaagdheid van een esdek. In het zuidwestelijke en (noord-)oostelijke deel van het plangebied was een restant van een podzolprofiel aanwezig. In het noordwestelijke deel bevond de humeuze A-horizont zich direct op de C-horizont en was het esdek verstoord door subrecente bodemingrepen.

3.3.2 Sporen en structuren

In totaal werden er eenentwintig sporen gedocume nteerd, wa arvan één spoor als natuurlijk werd afgeschreven. De overige twintig sporen zijn geïnterpreteerd als vijftien kuilen, drie greppels en twe e paalkuilen. In werkputten 2 en 3 werden verstoringen aangetroffen.

Fig. 6: Overzicht werkput 5.

De grootste categorie sporen werd gevormd door de kuilen. Deze werde n aangetroffen in het (noord)westelijke deel van het plange bied17. Deze kuilen zijn vanuit de humeuze A-horizont gegraven e n waarschijnlijk ontstaan door zandwinning (fig. 6 ), als grondverbetering en/of de aa nleg van gewasbedden.

De langgerekte kuilen varieerden sterk in vorm en afmeting, maar waren hoofdzakelijk rechthoekig en langgerekt. Een deel van de sporen werd gec oupeerd, van de overige sporen werd met een guts de diepte bepaald die varieerde van 2 tot 80 cm. De vulling was donkergrijs, geel gebrokt. In een enkele geval18 werd aardewerk aangetroffen uit de Nieuwe Tijd, vanaf de zestiende eeuw.

De greppels werden voornamelijk aangetroffen in het zuidelijke en oostelijke deel van het plange bied, in de werkputten 4 en 7. De greppels in werkput 7 waren noord-zuid georienteerd en die van werkput 4 noordoost-zuidwest en tussen 20 en 50 cm diep geconserveerd. Op basis van vondstmateriaal dat in enkele greppels werd aangetroffen, wordt de greppel in werkput 4 gedateerd in de periode late Middeleeuwen A

17 In de wer kputten 2, 3 en 5.

18 Werkput 5, sporen 1, 9 en 10.

– late Middeleeuwen B (1150-1350 ) en een greppel in werkput 7 (spoor 1) in de periode Nieuwe Tijd B – Nieuwe Tijd C (1700-1900). Ze zijn waarschijnlijk sporen van percelering waarbij greppels de grens tussen verschillende percelen vormden en een rol hebbe n gespeeld in de afwatering van lager gelegen gebied.

Spoor 7 komt overeen met de historische Waterlaat op het minuutplan. De top van de C-horizont liep naar het noord(westen) af. De diepte van de natuurlijke bodem varieerde van 23,00 m +NAP in het zuide n tot 22,27 m +NAP in het noorden.

In het noordwestelijke deel van het plange bied werden zeer waarschijnlijk twee paalkuilen aangetroffen die beide werden gecoupeerd. In de c oupe waren de sporen 4 cm diep e n hadden ee n donkergrijze, geel gebrokte vulling met baksteenspikkels. Ze houde n waarschijnlijk verband met de boerderij die in dit deel van het plangebied tot in de twintigste eeuw aanwezig is geweest.

Fig. 7: Alle sporen kaart.

3.3.3 Vondstmateriaal

Er werden bij de aanleg van de vlakken en bij het couperen van sporen vondsten aangetroffen. Het vondstmateriaal bestaat uit veertien fragmenten aardewerk en één fragment bouwmateriaal19.

Het oudste aardewerk bestaat uit twee fragmenten Elmpt aardewerk uit de periode 1150-1350 . Ee n fragment grijs steengoed is gedateerd in de periode 1300-1500.

Het overige aardewerk is gedateerd in de Nieuwe Tijd. Twee fragmenten roodbakke nd aarde werk zijn gedateerd tussen 1400 en 1800 /1900( LMEB-NT C). Eén fragment roodbakkend is gedateerd tussen 1600 e n 1900 (NT A-NTC). Het aardewerk uit de periode NT B-NTC bestaat uit vier fragmenten Westerwald, waarvan drie fragmenten zijn versierd met medaillons, drie fragmenten roodbakke nd aardewerk met slibversiering en concentrische cirkels en één fragment witbakkend Nederrijns aardewerk.

Daarnaast werd één fragment bouwmateriaal aangetroffen dat is gedateerd tussen 1550 en 1900.