• No results found

De aangetroffen sporen staan in relatie tot het landgebruik van het plangebied e n zijn ontstaan bij de ontginning van het ge bied en de daaropvolgende agrarische activiteiten en vormen een archeologische vindplaats uit de periode late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd.

De kuilen kunne n een zeer verschillende oorsprong hebben, bijvoorbeeld als eskuilen/-greppels, gewasbe dde n of zandwinningskuilen20. Esgreppels komen vooral voor op de centrale delen van essen in gebiede n met moderpodzolgronden e n een kleiner aantal veldpodzolgronde n en haarpodzolgronden.

Esgreppels zijn ongeveer 6 tot 8 m lang, 60 tot 100 cm breed en liggen vaak geclusterd met een onderlinge afstand van circa 1 m. Deze esgreppels zijn gegraven voor de winning van zand voor in de potstal. Zand werd gebruikt als mengmateriaal voor de mestbereiding. De vulling van de greppels bestaat uitsluitend uit materiaal dat nauwelijks afwijkt van het bovenliggende plaggendek. De esgreppels kunnen vroegm odern aardewerk bevatten. Ze worde n gedateerd in de periode tussen de vijftiende en nege ntiende ee uw21. Gewasbe dde n kenmerken zich naast de aanwezigheid van jong aarde werk en baksteenfragmenten vooral door een vulling die gelijk is aan de vulling van het bovenliggende plaggendek. Ze zijn vermoedelijk ontstaan doordat grond in stroken werd weggegraven om in de tussenruimte verhoogde bedden aan te leggen, een vorm van grondverbetering. Een andere verklaring voor de bedden is dat ze werden uitgegraven voor de winning van zand. Deze be dde n worden gedateerd vanaf de zestiende tot en met de

Het aangetroffen vondstmateriaal is gedateerd in de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.

Fig. 8: Sporen op het minuutplan.

4 Toetsing en beantwoording van de onderzoeksvragen

Door middel van het proefsleuvenonderzoek diende n de volge nde , in het PvE opgestelde, onderzoeksvragen te worden beantwoord:

Zijn er archeologische resten in het plangebied aa nwezig? Wat is de aard, omvang, datering, gaafheid e n conservering van de archeologische resten?

Tijdens het onderhavige onderzoek werden eene ntwintig sporen gedoc umenteerd, bestaande uit vijftien kuilen, drie greppels, twee paalkuilen en ee n spoor dat na c ouperen natuurlijk bleek te zijn. De greppels bevonden zich in het (zuid-)oostelijke deel van het plangebied. Het betreft waarschijnlijk sporen van percelering en die ee n functie he bbe n geha d in de ontwatering van het ge bied. In het (noord-)westelijke deel van het plangebied werden k uilen aangetroffen. Deze zijn ontstaan bij de ingebruikname van het plange bied, waarbij gewasbedden zijn aangelegd en zand is gewonnen. De sporen zijn waarschijnlijk vanaf de vijftiende of zestiende eeuw ontstaan, waarna het plange bied lange tijd in gebruik is geweest als akkergebied en door bemesting een dik pakket hume uze bovengrond heeft gekregen. De twee paalkuilen in het noordwestelijke deel behoren waarschijnlijk bij bebouwing die in de twintigste eeuw is gesloopt.

De greppels en kuilen waren duidelijk zichtbaar in het vlak, scherp afgelijnd en tussen 2 en 80 cm diep geconserveerd.

Wat is de horizontale en de verticale spreiding van de sporen en het vondstmateriaal?

De vindplaats strekt zich bijna over het hele onderzoeksgebied uit, alleen in het noordoostelijke en zuidwestelijke deel werden geen sporen aa ngetroffen. De greppels bevinden zich in het (zuid-)oostelijke deel waar nog een restant van een podzolprofiel aanwezig was. De kuilen bevinden zich in het (noord-) westelijke deel waar de A-horizont direct op de C-horizont lag. De sporen werde n aangetroffen in de top van de natuurlijke bodem, de C-horizont of in het podzolprofiel.

Het vondstmateriaal werd tijdens de aanleg van de vlakken (humeuze A-horizont) en in de sporen aangetroffen.

Is er een relatie te leggen tussen de mobilia en de grondsporen?

Tijdens de aanleg werd in de vlakken en sporen slechts een kleine hoeveelheid vondstmateriaal aangetroffen. Aa n de hand van het vondstmateriaal werden de sporen ge dateerd vanaf de vijftiende tot de nege ntiende eeuw. Ge wasbedden of zandwinningskuilen worde n gekenmerkt door het voorkomen van jong aardewerk.

Is er een fasering aan te brengen in de archeologische resten, zowel horizontaal als verticaal?

Er is geen fasering binnen de archeologische resten aan te brengen.

Hoe zeldzaam zijn de aangetroffen sporen binnen de archeoregio en hoe groot is de informatiewaarde?

De informatiewaarde van de vindplaats is beperkt. De aangetroffen sporen zijn off-site sporen die zijn ontstaan bij de ontginning van het plangebied en de agrarische activiteiten die daarop volgden.

Indien geen archeologische sporen worde n aangetroffen, biedt de locatie dan mogelijkheden om het toenmalige landschap en de exploitatie daarvan te reconstrueren?

Niet van toepassing.

Welke waardering dient aan het onderzoeksgebied gegeven te worden?

Op basis van de onderzoeksresultaten krijgt de vindplaats een lage inhoudelijke score en op het op het gebied van fysieke kwaliteit scoort de vindplaats midden.

Zijn de aangetroffen archeologische resten behoudenswaardig? Licht dit toe.

Op basis van de onderzoeksresultaten en de waardering ervan wordt de vindplaats als niet behoude nswaardig ge waardeerd. De informatiewaarde van de vindplaats is beperkt.

5 Waardering

De waardestelling, zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1) gebe urt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit (tabel 1). Op belevingswaarde wordt in dit onderzoek niet gescoord. Er werden gee n fysieke objecten of spore n zichtbaar aan het oppervlakte, waardoor de beleving op de criteria schoonheid en herinneringswaarde niet van toepassing is.

De fysieke kwaliteit is gebaseerd op c onservering en gaafheid. De c onservering geeft aan in hoeverre (organische) resten behoude n zijn, de gaafheid in hoeverre de vindplaats nog compleet is.

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Wordt niet gescoord

Herinneringswaarde Wordt niet gescoord

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1

Informatiewaard e 1

Ensemblewaard e 1

Represent ativit eit Niet van to epass ing

Tabel 1: Waarderingst abel.

De vindplaats scoort op het criterium van de fysieke kwaliteit midden. De greppels en kuilen waren duidelijk zichtbaar in het vlak en scherp afgelijnd. In sommige werkputten waren sporen van verstoring aanwezig. Op de zandgronden is de conservering over het algemeen midden. Organische resten blijven alleen bewaard in een natte context, zoals een waterput. Binnen de vindplaats werd geen organisch materiaal aangetroffen, alleen aardewerkfragmenten en bouwmateriaal.

De inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats scoort laag. De informatiewaarde van de vindplaats is beperkt.

De aangetroffen sporen zijn off-site sporen die zijn ontstaan bij de ontginning van het plange bied e n de agrarische activiteiten die daarop volgden.

Op basis van de onderzoeksresultaten en de waardering ervan wordt de vindplaats als niet behoude nswaardig ge waardeerd.

6 Conclusie en selectieadvies

Tijdens het proefsleuvenonderzoek werde n sporen aangetroffen die in relatie staan tot het landgebruik van het plangebied en zijn ontstaan bij de ontginning van het gebied en de daaropvolgende agrarische activiteiten en vormen een archeologische vindplaats uit de periode late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd.

In het zuidelijke en oostelijke deel van het plange bied werd ee n aa ntal greppels aangetroffen. De locatie daarvan komt voor een deel overeen of loopt parallel met de greppels op het minuutplan uit het begin van de nege ntiende eeuw. Eén greppel (spoor 1, werkput 7) komt overeen met de historische Waterlaat op het minuutplan.

In het (noord-)westelijke deel van het plange bied werden kuilen aangetroffen. Deze sporen zijn ontstaan bij de ingebruikname van het plange bied, waarbij gewasbe dde n zijn aangelegd e n zand is gewonne n. Zij zijn waarschijnlijk ontstaan in de vijftiende of zestiende eeuw, waarna het plange bied lange tijd in gebruik is geweest als akkergebied en door bemesting een dik pakket humeuze bovengrond heeft gekregen.

Op basis van het proefsleuvenonderzoek wordt de vindplaats gezien de lage inhoudelijke kwaliteit als niet behoude nswaardig ge waardeerd en wordt geen be houd in of ex situ geadviseerd.

Dit selectiebesluit dient, voordat bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, door de verantwoordelijke overheid te worden beoordeeld en onderschreven in een selectiebesluit.

7 Literatuur

Hiddink, H. 2005. Archeologisch onderzoek aan de Beeksewe g te Lieshout (Gemee nte Laarbeek, Noord-Brabant), Zuidne derlandse Archeologische Rapporten 18, Amsterdam.

Nijdam, L.C. 2009. Circusterrein te Venray (gemeente Venray). Ee n bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek, Amersfoort (ADC Rapport 1851).

Spek, T. 2004. Het Drentse esdorpenlandscha p. Een historisch-geografische studie. Utrecht.

William, G.L. 2009. Programma van Eisen Proefsleuven Venray - Circusterrein (ADC Archeoprojecten).

Bijlage 1: Lijst met afkortingen conform ASB

GWB Grondwaterstand na beëindiging boring HK Hoofdkleur

PLH Plant enrest en hoeveelheid ROV Roestvlekken