• No results found

4 Resultaten

4.2 Invloed van gedeelde moedertaal

4.2.2 Resultaten eentalige en tweetalige respondenten

In deze paragraaf wordt er een vergelijking gemaakt tussen de beoordelingen van de eentalige (groep 1) en de tweetalige respondenten (groep 2). In tabel 5 volgt voor elke Spaanstalige NT2- cursist een overzicht van de gemiddelde beoordelingen van beide responsgroepen voor item 1, 2, 3 en 4.

SPREKER LUISTERAAR SPRAAKVERSTAANBAARHEID (item 1)

VREEMD ACCENT (item 2)

MATE VAN INSPANNING (item 3) PROSODIE (item 4) N M M M M MAN A1 Groep 1 24 2,96 2,58 3,13 2,21 Groep 2 22 3,36 2,86 3,91 2,27 VROUW A1 Groep 1 24 1,54 1,54 1,58 1,29 Groep 2 22 2,05 1,82 2,64 1,41 MAN A2 Groep 1 24 3,29 3,13 3,88 3,04 Groep 2 22 3,73 3,27 4,45 3,14 VROUW A2 Groep 1 24 2,92 2,63 3,13 2,08 Groep 2 22 3,14 3,00 4,05 2,50 MAN B1 Groep 1 24 2,83 2,54 3,13 2,13 Groep 2 22 3,23 2,68 3,86 2,32 VROUW B1 Groep 1 24 3,08 2,79 3,04 2,46 Groep 2 22 3,45 3,23 4,27 2,77 MAN B2 Groep 1 24 4,13 4,08 4,67 3,83 Groep 2 22 4,05 3,82 4,64 3,68 VROUW B2 Groep 1 24 3,83 3,38 4,13 3,25 Groep 2 22 4,32 3,73 4,64 3,82 MAN C1 Groep 1 24 4,29 4,04 4,46 3,96 Groep 2 22 4,18 4,00 4,68 3,91

VROUW C1 Groep 1 24 4,29 4,08 4,58 4,21 Groep 2 22 4,41 4,23 4,91 4,36 TOTAAL Groep 1 Groep 2 24 22 3,32 3,59 3,08 3,26 3,57 4,20 2,85 3,02 Tabel 10: beoordelingen van eentalige en tweetalige respondenten (Vraag 1, Vraag 2, Vraag 3 & Vraag 4 met een schaal van 1 tot 5 waarbij 1 = A1; 2 = A2; 3 = B1; 4 = B2; 5 = C1)

Tabel 5 toont aan dat de gemiddelde beoordeling voor de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid hoger ligt voor groep 2 dan voor groep 1. De independent samples t- test wees uit dat er een significant statistisch verschil is tussen de gemiddelde beoordeling van

beide groepen (t(44) = -2,314, p = 0.025 < 0.05). Bij een vergelijking van de gemiddelde

spraakverstaanbaarheidsbeoordelingen (item 1) van beide groepen krijgen de sprekers gemiddeld een hogere score van groep 2 (M = 3,32) dan van groep 1 (M = 3,59). Zo gaf groep 2 een hogere gemiddelde beoordeling aan de A1-cursisten (Man: M = 2,96 < M = 3,36 ; Vrouw:

M = 1,54 < M = 2,05), de A2-cursisten (Man: M = 3,29 < M = 3,73; Vrouw: M = 2,92 < M =

3,14), de B1-cursisten (Man: M = 2,83 < M = 3,23; Vrouw: M = 3,08 < M = 3,45), de vrouwelijke B2-cursist (M = 3,83 < M = 4,32) en de vrouwelijke C1-cursist (M = 4,29 < M = 4,41). De mannelijke B2-cursist (M = 4,13 > M = 4,05) en C1-cursist (M = 4,29 > M = 4,18) kregen daarentegen een gemiddeld hogere beoordeling van groep 1 voor item 1.

Ook voor de percepties van het accent merken we op dat groep 2 (M = 3,26) over het algemeen betere scores geeft aan de sprekers dan groep 1 (M = 3,08). De independent samples t-test toont echter aan dat het verschil niet statistisch significant is (t(44) = -1,483, p = 0.145 > 0.05). Net zoals bij de spraakverstaanbaarheidsscores, wijken twee sprekers echter af van de verwachte trend. Zo krijgen de mannelijke B1-cursist (M = 4,08 > M = 3,82 ) en de mannelijke C1-cursist (M = 4,04 > M = 4,00) gemiddeld een hogere beoordeling van groep 1 dan van groep 2. Voor de A1-cursisten (Man: M = 2,58 < M = 2,86; Vrouw: M = 1,54 < M = 1,82), de A2-cursisten (Man: M = 3,13 < M = 3,27; Vrouw: M = 2,63 < M = 3,00), de B1-curisten (Man: M = 2,54 < M = 2,68; Vrouw: M = 2,79 < M = 3,23), de vrouwelijke B2-cursist (M = 3,38 < M = 3,73) en de vrouwelijke C1-cursist (M = 4,08 < M = 4,23) gelden daarentegen hogere gemiddelde beoordelingen door groep 2 dan door groep 1. De gemiddelde beoordeling voor item 3 is verschillend voor groep 1 (M = 3,57) en groep 2 (M = 4,20) en dat verschil was statistisch significant (t(44) = -4,241, p = 0.001 < 0.05).

In lijn met de voorgaande resultaten, krijgen de cursisten ook hogere beoordelingen voor item 3 van groep 2 in vergelijking met groep 1, met uitzondering van de mannelijke B2-cursist (M = 4,67 > M = 4,64). Voor de andere sprekers geldt opnieuw een hogere beoordeling van groep 2 dan van groep 1. Zo kende groep 1 een hogere beoordeling toe aan de A1-cursisten (Man: M = 3,13 < M = 3,91; Vrouw: M = 1,58 < M = 2,64), de A2-cursisten (Man: M = 3,88 < M = 4,45; Vrouw: M = 3,13 < M = 4,05), de B1-cursisten (Man: M = 3,13 < M = 3,86; Vrouw: M = 3,04 < M = 4,27), de vrouwelijke B2-cursist (M = 4,13 < M = 4,64) en, tot slot, de C1-cursisten (Man: M = 4,46 <M = 4,68; Vrouw: M = 4,58 < M = 4,91).

De gemiddelde beoordeling voor item 4 was verschillend voor beide groepen (groep 1: M = 2,85; groep 2: M = 3,02). De independent samples t-test toont aan dat het verschil niet statistisch

significant is (t(44) = -1,144, p = 0.259 > 0.05). Bij een vergelijking van de gemiddelde

beoordelingen voor item 4 van beide groepen, kent groep 2 opnieuw aan acht van de tien sprekers gemiddeld een hogere score toe dan groep 1. Een hogere beoordeling op item 4 impliceert dat de spreker de prosodische kenmerken van het Nederlands, zoals klemtoon en intonatie, onder de knie heeft. Groep 2 gaf gemiddeld een hogere score voor item 4 aan de A1- cursisten (Man: M = 2,21 < M = 2,27; Vrouw: M = 1,29 < M = 1,41), de A2-cursisten (Man: M = 3,04 < M = 3,14; Vrouw: M = 2,08 < M = 2,50), de B1-cursisten (Man: M = 2,13 < M = 2,32; Vrouw: M = 2,46 < M = 2,77), de vrouwelijke B2-cursist (M = 3,25 < M = 3,82) en de vrouwelijke C1-cursist (M = 4,21 < M = 4,36). De mannelijke B2-cursist (M = 3,83 > M = 3,68) en de mannelijke C1-cursist (M = 3,96 > M = 3,91) kregen daarentegen een gemiddeld hogere beoordeling van groep 1 voor item 4.

4.2.3 Besluit

Gebaseerd op de Interlanguage Speech Intelligibility Benefit (ISIB) van Bent et al (2003), stelden we de hypothese dat tweetalig Nederlands-Spaanse respondenten een voordeel hebben bij de perceptie van de Nederlandse spraak van Spaanstalige leerders ten opzichte van eentalig Nederlandse respondenten. De hypothese voor onderzoeksvraag 2 werd deels bevestigd door de resultaten. Wanneer we de beoordelingen voor alle sprekers tot één gemiddelde waarde terugbrengen, kunnen we in het algemeen stellen dat de beoordelingen van groep 2 voor item 1 en 3 significant verschillen van die van groep 1.

De independent samples t-test gaf in beide gevallen namelijk aan dat er een significant statistisch verschil is tussen de gemiddelde beoordeling van beide groepen (item 1: t(44) = -

2,314, p = 0.025 < 0.05; item 3: t(44) = -4,241, p = 0.0001 < 0.05). In tegenstelling tot de

gemiddelde beoordelingen voor item 1 en 3, werd er geen verschil vastgesteld tussen de beoordelingen van beide groepen voor item 2 en 4 (item 2: t(44) = -1,483, p = 0.145 > 0.05;

item 4: (t(44) = -1,144, p = 0.259 > 0.05). Hoewel er geen significant verschil gevonden is,

valt het wel op dat ook de gemiddelde beoordelingen voor beide items steeds hoger liggen bij groep 2 (item 2: M = 3,26; item 4: M = 3,02) dan bij groep 1 (item 2: M = 3,08; item 4: M = 2,85). Bij een grotere samplegrootte is het eventueel mogelijk dat er ook voor die items een significant verschil vastgesteld wordt.

5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE

5.1 Conclusie

In het huidige uitspraakonderwijs geven taalwetenschappers de voorkeur aan een verstaanbare uitspraak bij tweedetaalverwerving (Rasier, 2011). Een verstaanbare uitspraak is namelijk de sleutel tot succesvolle communicatie. Volgens Rasier lag de klemtoon vroeger echter op een moedertalige uitspraak in de plaats van op een verstaanbare uitspraak. Een afwijkende uitspraak van de uitspraaknorm in de tweede taal wordt dikwijls geassocieerd met een lagere sociale status en onbeleefdheid (Appel et al, 1994). In de evaluatiecriteria voor de fonologische beheersing van een T2-leerder werd de uitspraak van een geïdealiseerde moedertaalspreker nagestreefd (Deygers et al, 2019). Volgens Deygers et al stelde de descriptorschaal voor fonologische beheersing van het ERK uit 2001 een moedertalige uitspraak dan ook impliciet als primaire doelstelling voor T2-leerders. Verschillende studies tonen echter aan dat slechts een beperkt aantal oudere T2-leerders een moedertalig accent bereikt in de tweede taal (Flege, 1995; Best, 1995; Best et al, 2007; Munro et al, 1995). Uit onderzoek van Piske et al (2001) bleek dat de leeftijd waarop een leerder voor het eerst in aanraking kwam met de doeltaal alsook de moedertaal van de leerder een cruciale rol spelen in het fonologische verwervingsproces. Een vreemd accent hangt namelijk deels af van de mate waarin het klankensysteem van de moedertaal ontwikkeld is op het moment dat de T2-leerder de tweede taal verwerft. Bij oudere T2-leerders is de moedertaal al sterk ontwikkeld, waardoor de moedertaal een sterkere invloed uitoefent op de tweede taal en dus tot een vreemd accent in de tweede taal kan leiden (Flege, 1995). Munro et al stelden echter vast dat een vreemd accent in de tweede taal de effectieve en de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid van een T2-leerder niet altijd in de weg staat. Ook Piccardo (2016) stelt een verstaanbare uitspraak als primaire doelstelling in de supplementaire descriptorschaal voor de fonologische beheersing.

Tot op heden is er nog niet veel onderzoek uitgevoerd naar de perceptie van de fonologische beheersing van Spaanstalige NT2-cursisten. Met deze masterproef willen we een indicatie geven over hoe naïeve eentalig Nederlandse en tweetalig Spaans-Nederlandse moedertaalsprekers de fonologische beheersing van tien Spaanstalige NT2-sprekers met verschillende taalniveaus percipiëren. Die cursisten beschikken over een A1, A2, B1, B2 en C1 niveau volgens het ERK. Het fonologisch systeem van het Spaans en het Nederlands verschillen

op diverse vlakken, waardoor de uitspraak in de tweede taal meestal gepaard gaat met een vreemd accent. Ook wilden we nagaan of een vreemd accent in het Nederlands al dan niet een invloed heeft op hoe de respondenten de spraak van de cursisten als verstaanbaar percipiëren. Om de percepties te analyseren, ontwikkelden we een test op basis van de supplementaire fonologieschaal van Piccardo (2016). Zo konden we ook nagaan in hoeverre de effectieve taalniveaus van de NT2-sprekers stroken met wat er in de formuleringen per taalniveau in de vernieuwde descriptorschaal beschreven staat.

In het onderzoek kwamen drie onderzoeksvragen aan bod:

OV 1: Is er een correlatie tussen de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid en het Nederlandstalig accent van de Spaanstalige NT2-leerders?

OV 2: Komen de beoordelingen van naïeve T1-luisteraars voor de Spaanstalige NT2- sprekers overeen met de formuleringen per taalniveau in de supplementaire fonologieschaal van Piccardo (2016)?

OV 3: Wordt het Nederlands van Spaanstalige NT2-sprekers verschillend beoordeeld door eentalig Nederlandstalige luisteraars en tweetalig Spaans-Nederlandstalige luisteraars?

Op basis van de resultatenanalyse kunnen we de hypothese voor de eerste onderzoeksvraag niet bevestigen. We stelden namelijk dat we in dit onderzoek geen lineaire correlatie zouden aantreffen tussen de beoordelingen voor accent en spraakverstaanbaarheid. Voor die hypothese baseerden we ons op empirisch onderzoek van Munro & Derwing (1995), waaruit bleek dat er geen eenzijdige correlatie is tussen het vreemd accent en de gepercipieerde en effectieve spraakverstaanbaarheid. Volgens hen resulteren hoge beoordelingen voor vreemd accent niet noodzakelijkerwijs in lagere beoordelingen voor de gepercipieerde en effectieve spraakverstaanbaarheid. Uit dit onderzoek blijkt echter dat er een sterke positieve correlatie is tussen het taalniveau van de NT2-leerders en de perceptie van de moedertaalsprekers tegenover de spraakverstaanbaarheid en het accent van de T2-leerders in het Nederlands. De sprekers waarbij de respondenten een minder sterk vreemd accent waarnamen, kregen doorgaans een hogere verstaanbaarheidsbeoordeling dan sprekers waarbij een sterk vreemd accent werd

waargenomen. Die bevindingen zijn dus strijdig met de resultaten van Munro et al. We kunnen dit verschil wellicht verklaren doordat we in dit onderzoek uitsluitend de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid analyseren. Er is echter nog geen universeel meetinstrument om de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid vast te stellen (Jesney, 2004). Munro et al bestudeerden zowel de gepercipieerde als de effectieve spraakverstaanbaarheid van de T2-leerders. Met behulp van orthografische transcripties konden zij de effectieve spraakverstaanbaarheid van de leerders vaststellen, terwijl ze de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid bepaalden aan de hand van subjectieve beoordelingen van de respondenten op een Likertschaal. In dit onderzoek werd uitsluitend de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid onder de loep genomen. De respondenten kunnen aangeven dat ze een spraakopname moeilijker konden verstaan door het accent, maar zijn misschien wel in staat om de spraakstimuli perfect te transcriberen. Daarnaast kunnen verschillende factoren een invloed hebben op de manier waarop een luisteraar de spraakfragmenten percipieert. De spraakverstaanbaarheid is immers een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de luisteraars als de sprekers (Kent & Miolo, 1994). Zo hangt de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid enerzijds af van de articulatie, de spreeksnelheid en het luidheidsniveau van de spreker en anderzijds van de concentratie, de gehoorscherpte, de geoefendheid en de interesse van de luisteraar (Vermeir et al, 2000). Daarnaast stellen Piske et al (2001) dat verschillende factoren ook de mate van het accent in een tweede taal bepalen. Zo beïnvloeden de leeftijd, verblijfsduur in de T2-omgeving, geslacht, opleiding, motivatie, taalaanleg en het gebruik van de moedertaal tot op zekere hoogte het accent. Er is echter meer onderzoek nodig om na te gaan in welke mate verschillen in accent- en spraakverstaanbaarheidspercepties bepaald worden door bovenstaande factoren om een algemene conclusie te trekken.

Met onze tweede onderzoeksvraag onderzochten we in welke mate de beoordelingen van de naïeve luisteraars werden beïnvloed door het taalniveau van de Spaanstalige NT2-cursisten. Voor de tweede onderzoeksvraag kunnen we besluiten dat het taalniveau van de sprekers een invloed heeft op hoe de respondenten de Nederlandse spraak van de cursisten percipiëren. We troffen namelijk een significante positieve correlatie aan tussen het taalniveau en de gemiddelde beoordelingen voor de fonologische aspecten. De percepties van de fonologische beheersing voor de verschillende taalniveaus zijn echter niet representatief voor de fonologische progressie van individuele T2-leerders. Toch geven de onderzoeksresultaten wel aan dat een vreemd accent afneemt naarmate de sprekers een hoger taalniveau bereiken. Die resultaten

corresponderen met de bevindingen van Burgos et al (2014). Zij stelden dat bepaalde uitspraakfouten van Spaanstalig NT2-leerders afnemen naarmate het taalniveau toeneemt. Bij een analyse van de gemiddelde beoordelingen per taalniveau merken we echter op dat het B1 taalniveau telkens een lagere beoordeling krijgt dan het A2 taalniveau en daardoor de stijgende trend doorbreekt. Die afwijking kunnen we deels verklaren doordat de mannelijke B1-cursist telkens als eerste beoordeeld werd door de respondenten (zie § 5.2).

Voor onze derde onderzoeksvraag gingen we na in welke mate een gedeelde taalachtergrond invloed heeft hoe sprekers beoordeeld worden op hun fonologische beheersing van het Nederlands. Op basis van onderzoek van Hayes-Harb et al (2008) stelden we de hypothese dat de tweetalig Spaans-Nederlandse respondenten een hogere spraakverstaanbaarheid zullen toekennen aan de sprekers dan de eentalig Nederlandse respondenten. Hayes-Harb et al suggereren namelijk dat de uitspraak in de tweede taal van niet-moedertaalsprekers verstaanbaarder is voor luisteraars met dezelfde taalachtergrond dan voor luisteraars met een andere taalachtergrond. In dat geval spreken ze van een Interlanguage Speech Intelligibility Benefit voor luisteraars (ISIB-L). De resultaten tonen aan dat de tweetalige luisteraars de spraakstimuli gemiddeld beter beoordeelden dan de eentalige luisteraars. Op basis van die onderzoeksresultaten kunnen we bevestigen dat een ISIB-L optreedt in deze studie. Toch is het belangrijk om te vermelden dat de onderzoeksresultaten slechts significant verschillend waren voor item 1 en 3. Het is dus aangeraden om in vervolgonderzoek een grotere samplegrootte te testen, opdat we ook voor item 2 en 4 eventueel een significant verschil vaststellen.

5.2 Discussie

Tot slot willen we op enkele lacunes in dit onderzoek wijzen en reiken we suggesties aan voor vervolgonderzoek. Allereerst merken we op dat er een beperkt aantal participanten aan dit onderzoek deelnam. Zo werden er slechts twee Spaanstalige NT2-cursisten per taalniveau beoordeeld. De resultaten uit dit onderzoek geven wellicht geen representatief beeld weer van de algemene perceptie van anderstalige spraak voor de volledige populatie. In vervolgonderzoek is het aanbevolen om meer Spaanstalige NT2-leerders per taalniveau te bevragen.

Daarnaast heeft een beperkte steekproef een invloed op de spreiding van de beoordelingen binnen eenzelfde taalniveau. Zo ontving de vrouwelijke A1-cursist (M = 1,78) een opvallend lagere gemiddelde spraakverstaanbaarheidsscore in vergelijking met de mannelijke A1-cursist (M = 3,15). Ook de spreiding over de verschillende taalniveaus heen loopt voor bepaalde fonologische aspecten sterk uiteen. Zo beoordelen de respondenten de mannelijke A1-cursist en A2-cursist gemiddeld hoger dan de mannelijke B1-cursist voor verschillende fonologische aspecten. Die diversificatie in perceptie kunnen we enerzijds toeschrijven aan de toegewezen taalniveaus van de sprekers. Voor dit onderzoek baseerden we ons op de taalniveaus die de cursisten zelf rapporteerden. Die taalniveaus bevestigden we aan de hand van een leesvaardigheidstest van Dialang. Een leesvaardigheidstest toetst echter niet dezelfde linguïstische kennis als een uitspraaktest. Vanuit dat opzicht is het mogelijk dat het effectieve taalniveau verschilt van het aangenomen taalniveau. Zo is het mogelijk dat de mannelijke B1- cursist over een lager taalniveau in het Nederlands beschikt dan dat hij zelf rapporteert. Anderzijds merken we ook op dat de volgorde van de spraakstimuli een grote invloed heeft op de perceptie van anderstalige spraak. Elke respondent kreeg in de online enquête de spraakopname van de mannelijke B1-cursist als eerste te horen. Aangezien elke cursist dezelfde tekst inspreekt, kunnen de respondenten aan het einde van de enquête reeds voorspellen wat de inhoud van de volgende spraakopname is. Vanuit dat opzicht is de mannelijke B1-cursist sterk benadeeld ten opzichte van de daaropvolgende cursisten. De validiteit van het onderzoek kan dus in vraag gesteld worden. Het is aanbevolen om in een vervolgonderzoek testzinnen te introduceren in het beoordelingsproces die na afloop van het onderzoek niet meegerekend worden in de eindresultaten. Tevens is het ook mogelijk om in vervolgonderzoek de chronologie van de enquête bij elke respondent te wijzigen.

Ook moeten we de vragenlijst voor de beoordeling van de spraakopnames kritisch benaderen. De antwoordopties bij de meerkeuzevragen werden deels afgeleid uit de schaal voor fonologische beheersing van Piccardo (2016), maar geven geen exacte weergave van de formuleringen uit de schaal. De resultaten voor de meerkeuzevragen zijn in het algemeen niet representatief om na te gaan of de taalniveaus van de participanten overeenstemmen met wat er in de fonologische descriptor van het ERK beschreven wordt. In de enquête analyseren we de fonologische beheersing van de sprekers aan de hand van vier items: de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid, het accent, de mate van inspanning en de prosodie. Piccardo stelt de sleutelbegrippen verstaanbaarheid, articulatie en prosodie echter voor op basis van drie

afzonderlijke categorieën: (1) de algemene fonologische beheersing, (2) klankarticulatie en (3) prosodische kenmerken. Voor vervolgonderzoek is het aangeraden om die drie aspecten afzonderlijk te evalueren. Op die manier kunnen we efficiënter nagaan of de taalniveaus van de participanten corresponderen met de formuleringen per taalniveau in die fonologieschaal. Hoewel het onderzoeksopzet enkele lacunes vertoont, kunnen we onderzoek naar de fonologische verwerving met behulp van de nieuwe supplementaire fonologieschaal alleen maar toejuichen.

REFERENTIELIJST

Appel, R., & Vermeer, A. (1994). Tweede-taal verwerving en tweede-taal onderwijs. Bussum: Coutihno.

Beinhoff, B., (2014). Perceiving Intelligibility and Accentedness in Non-native Speech: A look at Proficiency Levels. Concordia Papers in Applied Linguistics (COPAL), 5, pp. 5872. Bent, T., & Bradlow, A. R. (2003). The Interlanguage Speech Benefit, Journal of the Acoustical

Society of America, 114(3), 1600-1610.

Best, C.T. (1995). A Direct Realist View of Cross-Language Speech Perception. In W. Strange (Ed.), Speech Perception and linguistic experience: issues in cross-language research. 171-204. Timonium, MD: York Press.

Best, C.T., & Tyler, M.D. (2007). Nonnative and second-language speech perception: Commonalities and complementaries. In M.J. Munro & O.-S. Bohn (Eds.), Second language speech learning: The role of language experience in speech perception and production. 13-34. Amsterdam: John Benjamins.

Bongaerts, T., van Summeren, C., Planken, B., & Schils, E. (1997). Age and ultimate attainment in the pronunciation of a foreign language. Studies in Second Language Acquisition, 19, 447- 465.

Burgos, P., Cucchiarini, C., Van Hout, R., & Strik, H. (2013). Pronunciation errors by Spanish learners of Dutch: A data-driven study for ASR-based pronunciation training.

Burgos, P., Cucchiarini, C., Van Hout, R., & Strik, H. (2014). Phonology acquisition in Spanish learners of Dutch: Error patterns in pronunciation. Language Sciences, 41, 129– 142.Burgos, P., Jani, M., Cucchiarini, C., Van Hout, R., & Strik, H. (2014b). Dutch vowel production by Spanish learners: duraction and spectral features.

Derwing, T. M., & Munro, M. J. (2005). Second language accent and pronunciation teaching: A research-based approach. TESOL Quarterly, 39, pp. 379-397.

Deygers, B., Maes, C., Tops, E., Eyckmans, J., Keuken, F., de Jong, J., Kuijper, H., Vanhooren, S., Versteeg, B., & Wulftange, L. (2019). Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen: leren, onderwijzen, beoordelen. Supplement met nieuwe descriptoren. Den Haag/Brussel: Nederlandse Taalunie.

Flege, J.E. (1995). Second-language speech learning: theory, findings, and problems. In W. Strange (Ed.), Speech Perception and linguistic experience: issues in cross-language research. 229-273. Timonium; M.D: York Press.

Harding, L. (2013). Pronunciation assessment. In C.A. Chapelle (ed.) The Encyclopedia of Applied Linguistics. Oxford: Blackwell.

Hayes-Harb, R., Smith, B.L., Bent, T., & Bradlow, A.R. (2008). The interlanguage speech intelligibility benefit for native speakers of Mandarin: Production and perception of English word-final voicing contrasts. Journal of Phonetics, 36(4), pp. 664–679.

Hoff, E., Core, C., Place, S., Rumiche, R., Señor, M., & Parra, M. (2012). Dual language exposure and early bilingual development. J. Child Lang. 39, pp. 1–27.

Horner. D. (2014). And What about Testing Pronunciation? A Critical Look at the CEFR Pronunciation Grid and a Proposal for Improvement. in L.M Rupp & R. van den Doel (eds.), Pronunciation Matters, University of Utrecht.

Jesney, K. (2004). The Use of Global Foreign Accent Rating in Studies of L2 Acquisition. Calgary, AB: Language Research Centre, University of Calgary.

Kent, R.D., & Miolo, G. (1994). The Intelligibility of Children’s Speech: a Review of Evaluation Procedures. American Journal of Speech-Language Pathology (3), 81-95. Kooij, J. & Van Oostendorp, M. (2003). Fonologie: Uitnodiging tot de klankleer van het

Nederlands. Amsterdam: Amsterdam Univ. Press.

Lowie, W. (2004). De toekomst van het uitspraakonderwijs. Levende Talen, 5(1), 3-12. Geraadpleegd via https://levendetalen.nl

Middag, C. (2012). Automatische analyse van pathologische spraak. Doctoraat proefschrift, Universiteit Gent, België.

Major, R.C. (2008). Transfer in second language phonology: A review. In Jette G. Hansen Edwards & Mary L. Zampini (eds.). Phonology and Second Language Acquisition (pp. 63 – 94). Amsterdam: John Benjamins.

Moyer, A. (2004). Age, accent and experience in second language acquisition: an integrated

approach to critical period inquiry . Clevendo: Multilingual Matters.

Munro, M.J. (2008). Foreign accent and speech intelligibility. In J.G. Hansen Edwards & M.L. Zampini, (Eds.), Phonology and Second Language Acquisition. (pp. 193 – 218). Amsterdam: John Benjamins

Munro, M.J., & Derwing, T.M. (1995). Foreign Accent, Comprehensibility, and Intelligibility in the Speech of Second Language Learners. Language Learning, 45(1), pp. 73 – 97.

Munro, M.J., & Derwing, T.M. (1998). The effects of speaking rate on listener evaluations of native and foreign-accented speech. Language Learning, 48(2), pp. 159–182.

Nederlandse Taalunie. (2016). Technische Handleiding: Regels voor de officiële spelling van