• No results found

3.1 Hypothesen

In hoofdstuk 2 werd het theoretische kader voor dit experimenteel onderzoek geschetst. Op basis van de achtergrondliteratuur kunnen we voor de onderstaande onderzoeksvragen enkele hypotheses formuleren.

OV 1: Is er een correlatie tussen de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid en het Nederlandstalig accent van de Spaanstalige NT2-leerders?

Voor de eerste onderzoeksvraag baseren we ons op het onderzoek van Munro et al (1995). Zoals vermeld in § 2.3.3, gingen zij onder meer na hoe moedertaalsprekers de spraakverstaanbaarheid en het accent van T2-leerders beoordeelden. Uit de resultaten bleek dat er geen eenduidige correlatie was tussen het vreemd accent en de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid. Bij de spraakopnames die als onverstaanbaar werden gepercipieerd, werd meestal ook een sterk vreemd accent waargenomen. Die samenhang geldt echter niet voor de omgekeerde richting. Zo rapporteerden de respondenten bij verschillende spraakopnames dat ze de NT2-leerders goed konden verstaan, ondanks een sterk hoorbaar accent. Dat wijst erop dat een sterk vreemd accent niet noodzakelijkerwijs de spraakverstaanbaarheid belemmert. Op basis van die bevindingen veronderstellen we dat de accentpercepties van de respondenten niet lineair samenhangen met de verstaanbaarheidspercepties.

OV 2: Komen de beoordelingen van naïeve T1-luisteraars voor de Spaanstalige NT2- sprekers overeen met de formuleringen per taalniveau in de supplementaire fonologieschaal van Piccardo (2016)?

Voor de tweede onderzoeksvraag verwachten we allereerst dat de respondenten een hogere score toekennen voor de verschillende fonologische aspecten naarmate het taalniveau van de spreker toeneemt. In de supplementaire fonologieschaal geldt de mate van verstaanbaarheid als criterium om de taalniveaus van elkaar te onderscheiden (Piccardo, 2016). Daarom verwachten we dat de respondenten de sprekers met een hoger taalniveau als beter beoordelen op de fonologische beheersing dan sprekers met een lager taalniveau.

OV 3: Wordt het Nederlands van Spaanstalige NT2-sprekers verschillend beoordeeld door eentalig Nederlandstalige luisteraars en tweetalig Spaans-Nederlandstalige luisteraars?

Uit het onderzoek van Bent et al (2003) bleek dat een gedeelde moedertaalachtergrond tussen een luisteraar en een spreker een gunstig effect heeft op de perceptie van spraakverstaanbaarheid van die spreker. Vanuit dat standpunt werkt eenzelfde moedertaal in het voordeel bij de beoordeling van spraakverstaanbaarheid voor T2-leerders. Luisteraars met eenzelfde taalachtergrond als de T2-leerders beschikken namelijk over dezelfde fonologische kennis, zoals fonotaxis en klemtoon- en intonatiestructuren. Daarnaast stelt Hayes-Harb et al (2008) dat de uitspraak in de tweede taal van niet-moedertaalsprekers verstaanbaarder is voor luisteraars met dezelfde taalachtergrond dan voor luisteraars met een andere taalachtergrond. Hayes-Harb et al (2008) omschrijven dit voordeel als de Interlanguage Speech Intelligibility Benefit voor luisteraars (ISIB-L). We verwachten dat ISIB-L zal optreden in het beoordelingsproces. Zo veronderstellen we dat tweetalig Spaans-Nederlandse respondenten een hogere spraakverstaanbaarheid zullen toekennen aan de sprekers dan de eentalig Nederlandse respondenten. Door de gedeelde moedertaal zullen de tweetalige luisteraars zich minder moeten inspannen om de sprekers te verstaan.

3.2 Participanten

3.2.1 Sprekers

Voor dit onderzoek werden in totaal veertien Spaanstalige NT2-studenten geïnterviewd. Bij de selectie van de cursisten hielden we rekening met de leeftijd, het taalniveau volgens het Europees Referentiekader en het geslacht. De gemiddelde leeftijd van de NT2-studenten is 27,7 jaar. Alle participanten volgden een NT2-cursus vanaf een volwassen leeftijd. Enkel NT2- studenten met een A1, A2, B1, B2 of C1 niveau konden deelnemen aan dit onderzoek. Het C2 niveau werd in dit onderzoek niet in acht genomen, aangezien het niveau vergelijkbaar is met dat van een moedertaalspreker. Na een oproep op sociale media, was het mogelijk om voor de vijf taalniveaus telkens twee sprekers te vinden. We selecteerden in totaal twee sprekers per taalniveau: twee A1-cursisten, twee A2-cursisten, twee B1-curisten, twee B2-cursisten en twee C1-cursisten. Het aantal mannen (N = 5) en vrouwen (N = 5) per taalniveau is eveneens in

gelijke verhouding. Hieronder volgt een overzicht met de algemene gegevens van de NT2- studenten. De namen worden niet vrijgegeven om hun anonimiteit te garanderen.

Leeftijd (in jaren)

Geslacht Niveau Start leeftijd NT2-cursus (in jaren) Aantal jaren in België Spreker 1 28 Vrouw A1 27 1 Spreker 2 34 Man A1 33 4 Spreker 3 23 Vrouw A2 21 2 Spreker 4 24 Man A2 22 2 Spreker 5 30 Vrouw B1 25 5 Spreker 6 27 Man B1 25 2 Spreker 7 29 Vrouw B2 22 7 Spreker 8 24 Man B2 19 5 Spreker 9 28 Vrouw C1 24 4 Spreker 10 30 Man C1 22 8

Tabel 4: Overzicht Spaanstalige NT2-studenten

Aangezien het onderzoek tien participanten vergde, besloten we om de data van vier cursisten niet te verwerken in het onderzoek. Die vier cursisten werden niet geselecteerd omdat het taalniveau dat zij beweerden te hebben sterk afweek van het taalniveau dat uit de Dialang-test naar voren kwam (zie § 3.3.3). Alle NT2-studenten volgen les of hebben les gevolgd aan erkende onderwijsinstellingen, waaronder het CVO-Gent (Centrum voor Volwassenenonderwijs), het Perspectief of het UCT (Universitair Centrum voor Talenonderwijs). Bij die onderwijsinstellingen kunnen anderstaligen zich onder meer opgeven voor een cursus Nederlands als Tweede Taal. Daarnaast werden uitsluitend cursisten uit Oost- Vlaanderen geselecteerd, zodat alle cursisten vertrouwd zijn met dezelfde taalvariëteit.

3.2.2 Respondenten

Naast de Spaanstalige NT2-studenten, namen 48 luisteraars deel aan dit onderzoek. In dit onderzoek werd er geen rekening gehouden met de opleiding van de beoordelaars, maar wel met de leeftijd, de woonplaats en de taalachtergrond. Om deel te nemen aan dit onderzoek

moesten de respondenten tussen 18 en 30 jaar oud zijn en afkomstig zijn uit Oost-Vlaanderen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 22,5 jaar. Daarnaast peilden we op voorhand bij de respondenten of ze een eentalige opvoeding genoten in het Nederlands of een tweetalige opvoeding in het Spaans en het Nederlands. De data van twee luisteraars werden niet opgenomen in het onderzoek, omdat zij een andere moedertaalcombinatie hadden doorgegeven. Daarom kozen we ervoor om de data van 46 luisteraars te onderzoeken. Wat het geslacht betreft, brachten we het aantal mannen (N = 21) en het aantal vrouwen (N = 25) min of meer op hetzelfde niveau. De respondenten kregen de opdracht om de spraakopnames van tien Spaanstalige NT2-studenten te beoordelen aan de hand van een online enquête. Na het beoordelingsproces vulden de respondenten een vragenlijst met persoonlijke gegevens in. Met de antwoorden op de vragenlijst stelden we vast of de respondent een eentalige of tweetalige opvoeding heeft genoten.

3.3 Onderzoeksmateriaal

Het onderzoek omvat twee luiken: (1) een spreektest voor de Spaanstalige NT2-sprekers en (2) een invultest voor de respondenten. In de drie eerste paragrafen bespreken we het onderzoeksmateriaal voor het eerste onderzoeksluik. Nadien bespreken we het onderzoeksmateriaal voor het tweede onderzoeksluik in § 3.3.4 en § 3.3.5.

3.3.1 Vragenlijst sprekers

Om het Nederlands en het Spaans taalgebruik van de sprekers te analyseren, stelden we een vragenlijst op (zie bijlage 3 & 4). De vragen peilden onder andere naar hoe frequent ze het Nederlands gebruiken, met wie ze voornamelijk Nederlands spreken en wanneer ze het Nederlands spreken. Tot slot reflecteerden de NT2-studenten over hoe verstaanbaar ze zichzelf achten en hoe ze hun Nederlands accent percipiëren. Aangezien we in dit onderzoek niet exploreren hoe de Spaanstalige NT2-cursisten hun eigen spraak percipiëren, werden de antwoorden op de vragenlijst niet in acht genomen in de analyse. Met de vragenlijst wilden we voornamelijk vaststellen of de sprekers pas op latere leeftijd Nederlands leerden.

3.3.2 Spraakstimuli

Voor dit onderzoek spraken de Spaanstalige NT2-sprekers een Nederlandse tekst in. Die tekst werd geselecteerd uit het “Spanish L1 Dutch L2 corpus” dat gebruikt werd door Paridaans, Van Krieken & Burgos (2016) in een verstaanbaarheidsonderzoek voor Spaanstalige NT2-cursisten met een taalniveau tussen A1 en B2. De tekst luidt als volgt:

Het wordt druk op de arbeidsmarkt. Een op de tien jongeren zit nu al werkloos thuis, dat blijkt uit de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ook onder mensen van dertig jaar en ouder en onder vijftigplussers wordt de werkloosheid een steeds groter probleem. Tegelijkertijd moeten mensen die nu rustig thuis zitten en helemaal geen werk zoeken, de arbeidsmarkt op.

(Paridaans et al, 2016, p.6)

De tekst bevat een reeks vocalen en consonanten die Spaanstalige T2-sprekers met uiteenlopende taalniveaus als problematisch kunnen ervaren. In § 2.4 besproken we reeds de fonologische verschillen tussen het Spaans en het Nederlands alsook de voornaamste uitspraakfouten van Spaanstalige leerders van het Nederlands. In de tekst treffen we onder meer ongedekte vocalen (helemaal, een) en echte tweeklanken (arbeidsmarkt, cijfers) aan. Het Spaans kent uitsluitend gedekte vocalen en onechte tweeklanken, waardoor ze allicht uitspraakproblemen zullen ondervinden met ongedekte vocalen en echte tweeklanken. Daarnaast kunnen ze moeilijkheden hebben om woorden zoals ‘vijftigplussers’ of ‘helemaal’ correct uit te spreken. De ruisklank [h] en de wrijfklank [v] komen namelijk niet voor in het Spaanse klankensysteem. Tot slot treffen we ook verschillende medeklinkerclusters (arbeidsmarkt, werkloosheid) aan. Ook het woord ‘statistiek’ zal de nodige uitspraakproblemen met zich meebrengen, aangezien een cluster aan het begin van een woord met een combinatie van een /s/ en de plofmedeklinker /t/ niet voorkomt in het Spaans.

3.3.3 Dialang-test

Na de spreektest maakten we gebruik van een Dialang-test. Dat is een diagnostische taalvaardigheidstoets die ontwikkeld is op basis van het ERK. De taaltoets test vijf vaardigheden: luistervaardigheid, schrijfvaardigheid, leesvaardigheid, taalstructuren en

woordenschat. In deze studie werd hun taalvaardigheidsniveau gemeten aan de hand van een leesvaardigheidstest, aangezien die vaardigheidstest het dichtst aanleunt bij het onderzoeksopzet. De participanten lezen namelijk ook een tekst voor. Hoewel we in dit onderzoek focussen op de fonologische vaardigheid van de NT2-sprekers, geven de resultaten van de Dialang-test een goede indicatie van het huidige taalniveau van de sprekers. Niet alle sprekers volgden een NT2-cursus op het moment dat ze de test aflegden, waardoor we geen zekerheid hadden over het taalniveau dat de sprekers beweerden te hebben. Voor de tien geselecteerde participanten correspondeerden de scores voor de Dialang-test met het taalniveau dat de sprekers hadden behaald in het taalonderwijs. Zoals eerder vermeld in § 3.2.1, werden vier van de veertien cursisten niet opgenomen in het onderzoek omdat het taalniveau van de Dialang-test sterk afweek van het gerapporteerde taalniveau.

3.3.4 Online enquête

Zoals vermeld in het theoretisch kader, ontwikkelde Piccardo (2016) een supplementaire fonologieschaal voor het Europees Referentiekader (zie bijlage 7). Om de doelmatigheid van die fonologieschaal te testen, ontwikkelden we een online enquête op basis van de niveaubeschrijvingen van die schaal. De online enquête werd opgesteld in Limesurvey en bestaat uit twee delen: (1) de beoordeling van de spraakfragmenten (bijlage 5) en (2) een vragenlijst voor persoonlijke gegevens (bijlage 6).

In het eerste deel kregen de respondenten voor elke spraakopname zes meerkeuzevragen voor elk spraakfragment, waarbij ze telkens konden kiezen uit vijf vooraf ingestelde antwoorden. Voor vier meerkeuzevragen peilden we steeds naar een specifiek fonologisch aspect uit de supplementaire fonologieschaal van Piccardo (2016). Zo focussen we bij Vraag 1 specifiek op de gepercipieerde spraakverstaanbaarheid, terwijl Vraag 2 focust op het vreemd accent van de sprekers. Daarnaast polsen we bij Vraag 3 naar de inspanning van de respondenten om de sprekers te verstaan en bij Vraag 4 naar de beheersing van prosodische kenmerken. Tot slot peilt Vraag 5 naar de algemene taalvaardigheid van de sprekers en Vraag 6 naar de attitude van de respondenten. Vanuit dat opzicht zijn Vraag 5 en 6 zijn ook niet opgesteld op basis van de supplementaire fonologieschaal. Die laatste twee meerkeuzevragen bieden dan ook een interessante blik voor vervolgonderzoek, maar worden niet verder geanalyseerd in deze masterproef. Hieronder volgt een voorstelling van de online enquête.

Vraag 1 In welke mate is de spreker verstaan voor u? o De spreker is niet of nauwelijks verstaanbaar.

o De spreker is soms verstaanbaar, maar ik zou toch af en toe om herhaling moeten vragen. o De spreker is in het algemeen verstaanbaar, ondanks regelmatige uitspraakfouten o De spreker is volledig verstaanbaar, ondanks enkele uitspraakfouten.

o De spreker is heel goed verstaanbaar.

Vraag 2 In welke mate wordt het accent van de spreker beïnvloed door de moedertaal? o Het accent van de spreker wordt sterk beïnvloed door de moedertaal.

o Het accent van de spreker wordt sterk beïnvloed door de moedertaal, maar zou wel verstaanbaar zijn mits enige herhaling.

o Het accent van de spreker wordt beïnvloed door de moedertaal en heeft effect op de verstaanbaarheid.

o Het accent van de spreker wordt beïnvloed door de moedertaal, maar heeft weinig of geen effect op de verstaanbaarheid.

o Het accent van de spreker wordt niet of nauwelijks beïnvloed door de moedertaal en heeft weinig of geen effect op de verstaanbaarheid.

Vraag 3 Stel u voor dat u een gesprek voert met deze persoon. In welke mate moet u zich dan inspannen om de spreker te verstaan?

o Ik moet me heel sterk inspannen om de spreker te verstaan. Enkel personen die gewend zijn om met de spreker om te gaan, kunnen de spreker verstaan.

o Ik moet me sterk inspannen om de spreker te verstaan en zal af en toe om herhaling moeten vragen.

o Ik moet me inspannen om de spreker te verstaan.

o Ik moet me af en toe inspannen om de spreker te verstaan.

o Ik moet me niet of nauwelijks inspannen om de spreker te verstaan.

Vraag 4 In welke mate vindt u dat de spreker de intonatie en de klemtoon in het Nederlands onder de knie heeft?

o De spreker legt uitsluitend de juiste klemtoon op een beperkt aantal vertrouwde woorden en gebruikt zelden een passende intonatie.

o De spreker legt de juiste klemtoon op vertrouwde woorden en gebruikt af en toe een passende intonatie.

o De spreker benadert de juiste klemtoon en intonatie in het Nederlands.

o De spreker legt meestal de juiste klemtoon in het Nederlands en gebruikt in het algemeen een passende intonatie.

o De spreker heeft een goede tot zeer goede beheersing van intonatie en klemtoon in het Nederlands.

Vraag 5 Als u weet dat deze persoon het Nederlands als een tweede taal leert op latere leeftijd, hoe zou u dan de taalvaardigheid van deze person omschrijven?

o Basis

o Ondergemiddeld o Gemiddeld o Bovengemiddeld o Gevorderd

Vraag 6 Hoe aangenaam vindt u het om naar deze spreker te luisteren? o Heel erg onaangenaam

o Onaangenaam o Neutraal o Aangenaam

o Heel erg aangenaam

De volgorde van de vijf antwoordopties is van groot belang in dit onderzoek. Zo verwijst de eerste antwoordoptie van elke vraag steeds naar de fonologische kennis van een A1 spreker voor een bepaald fonologisch aspect, terwijl de vijfde antwoordoptie dan weer verwijst naar de fonologische kennis van een C1 spreker voor datzelfde fonologische aspect. De eerste antwoordoptie voor Vraag 1 “De spreker is niet of nauwelijks verstaanbaar” refereert bijvoorbeeld naar een A1 niveau, terwijl de vijfde antwoordoptie “De spreker is heel goed verstaanbaar” naar een C1 niveau verwijst. Ook voor de andere vijf vragen geldt hetzelfde patroon. De antwoordopties volgen in feite de progressie van de spreker voor een bepaald fonologisch aspect. De verschillende antwoordopties zijn deels overgenomen uit de formuleringen van de supplementaire fonologieschaal van Piccardo (2016). Bijlage 8 toont hoe de formuleringen per taalniveau uit die schaal terug te vinden zijn in de online enquête. Aan de hand van vier eerste meerkeuzevragen willen we verifiëren of de respondenten het effectieve taalniveau van de sprekers kunnen koppelen met de taalniveaubeschrijvingen in de supplementaire fonologieschaal.

Na het beoordelingsproces van de spraakstimuli, vulden de respondenten een vragenlijst in over hun opleiding, moedertaal en eventuele kennis van het Spaans of andere talen (zie bijlage 6). Aan de hand van die vragenlijst konden we nagaan in welke mate de respondenten eentalig of tweetalig zijn opgevoed.

3.4 Procedure

3.4.1 Test sprekers

Vooraleer het onderzoek van start ging, vulden de NT2-studenten een toestemmingsformulier in (zie bijlage 1 en 2). Het toestemmingsformulier werd zowel in het Nederlands als in het Spaans opgesteld. Vervolgens vulden zij een korte vragenlijst over hun taalgebruik in het Nederlands (zie bijlage 3 en 4). Ook bij de vragenlijst hadden de cursisten keuze uit een Nederlandstalige of een Spaanstalige versie.

Vervolgens spraken de cursisten een Nederlandse tekst in (zie § 3.3.2). Vooraleer ze de tekst inspraken, kregen ze een minuut voorbereidingstijd om de tekst in stilte te lezen. De spreektest werd in een stille ruimte afgelegd. In de praktijk lukte het niet altijd om een stille achtergrond

te garanderen, waardoor we de spreektest bij de vrouwelijke C1-participant opnieuw moesten uitvoeren. Wat de andere spraakfragmenten betreft, is er nauwelijks tot geen achtergrondlawaai te horen. Voor het laatste deel van het onderzoek legden de cursisten een Dialang-test af om hun huidig taalniveau te verifiëren. De procedure is voor de mannelijke A1-leerder en een vrouwelijke B1-leerder gewijzigd (zie Corona preambule, p. 6).

3.4.2 Test luisteraars

Na de testafname bij de Spaanstalige NT2-studenten, werden 46 respondenten geselecteerd om een online enquête in te vullen. Na een inleidende tekst waarin de werking en de voorwaarden van de enquête werden toegelicht, kregen de respondenten in het eerste deel telkens dezelfde Nederlandse tekst te horen, ingesproken door tien verschillende Spaanstalige NT2-cursisten. Alle respondenten kregen de spraakopnames in dezelfde volgorde te horen, waarbij het spraakfragment van de B1-cursist telkens als eerste te horen was. De respondenten mochten het spraakfragment twee keer beluisteren. Nadien beoordeelden de respondenten de Nederlandse spraak aan de hand van zes meerkeuzevragen per spraakfragment. De respondenten konden telkens maar één antwoord aanduiden en kregen de spraakfragmenten in dezelfde volgorde te horen. De online enquête sloot af met een vragenlijst over persoonlijke gegevens. In de vragenlijst peilden we naar het taalgebruik van de respondenten met verschillende personen in uiteenlopende situaties.

3.5 Analyse

Om de analyse uit te voeren, was het noodzakelijk om de variabelen te hercoderen. Op die manier konden we de dataset efficiënt verwerken in een Excel-bestand om ze vervolgens te analyseren met verschillende statistische tests in het programma SPSS Statistics 25. Alvorens we een blik werpen op de onderzoeksresultaten, controleren we met Cronbach’s alpha de interne consistentie van de zes vragen in dit onderzoek. Uit die betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de antwoorden op de vragen een uitstekende samenhang vertonen (⍺ = 0,956).

Om een antwoord te formuleren op OV 1, baseerden we ons grotendeels op de resultaten uit de online enquête voor Vraag 1 (“In welke mate is de spreker verstaanbaar voor u?”) en Vraag 2 (“In welke mate wordt het accent van de spreker beïnvloed door de moedertaal?”). We

onderzochten met een Spearmn rangcorrelatie coëfficient of er een verband bestaat tussen de twee onafhankelijke variabelen ‘spraakverstaanbaarheid’ en ‘vreemd accent’.

Voor OV 2 baseerden we ons uitsluitend op de vier vragen die peilen naar de fonologische beheersing van de sprekers. Vanuit dat uitgangspunt analyseerden we de scores voor elke spreker op Vraag 1 (item 1), Vraag 2 (item 2), Vraag 3 (item 3) en Vraag 4 (item 4) en onderzoeken we in welke mate de beoordelingen van de respondenten verschillen van de formuleringen uit de supplementaire fonologieschaal van het Europees Referentiekader (Piccardo, 2016). Zo onderzoeken we met Vraag 1 de afhankelijke variabele ‘gepercipieerde spraakverstaanbaarheid’. Bij Vraag 2 analyseren we de perceptie van de afhankelijke variabele ‘vreemd accent’. Vervolgens gaan we bij Vraag 3 (“In welke mate moet u zich inspannen om de spreker te verstaan?”) dieper in op de afhankelijke variabele “mate van inspanning”. Tot slot bestuderen we bij Vraag 4 (“In welke mate heeft de spreker klemtoon/intonatie onder de knie?”) de afhankelijke variabele ‘prosodie’. We willen nagaan of de onafhankelijke variabele ‘taalniveau’ lineair correleert met de afhankelijke variabelen ‘gepercipieerde spraakverstaanbaarheid’, ‘vreemd accent’, ‘mate van inspanning’ en ‘prosodie’. Aangezien we variabelen op een ordinale schaal meten, passen we de Spearman rangcorrelatie coëfficiënt (rs) toe om significante correlaties tussen de variabelen aan te treffen.

Tot slot willen we voor OV 3 nagaan of de eentalige respondenten de spraakopnames verschillend percipiëren dan de tweetalige respondenten. Allereerst stellen we vast in welke mate de respondenten een eentalige of tweetalige opvoeding genoten. Met behulp van een onafhankelijke t-test gingen we na of er een significant verschil is tussen beide responsgroepen voor de afhankelijke variabelen ‘gepercipieerde spraakverstaanbaarheid’, ‘vreemd accent’, ‘mate van inspanning’ en ‘prosodie’.