• No results found

In tabel 1a zijn de beschrijvende statistieken opgenomen voor alle variabelen in de dataset. De volgorde die is aangehouden betreft afhankelijke variabelen, onafhankelijke variabelen en afsluitend de controlevariabelen. Opmerkelijk is het verschil tussen de gemiddelde RAROC en ROC. Deze zijn respectievelijk 0,009 en 0,056. De correctie voor het risico dat de bank loopt is verwerkt in de RAROC en deze lijkt een behoorlijke impact te hebben als men kijkt naar het verschil tussen de gemiddelden van beide variabelen. De standaarddeviaties zijn van beide variabelen vrij hoog, waardoor de voorspellende kracht minder is. Het gemiddelde percentage vrouwelijke directors in de board is voor de dataset 12,5% wat grofweg overeenkomt met de internationale gemiddelden die vaak tussen de 10%-14% liggen. De standaarddeviatie is 0,097 wat duidt dat de betrouwbaarheid van het gemiddelde percentage redelijk is. Het percentage ligt echter nog ver weg van de quota van veelal 40% die in sommige landen al verplicht zijn en die men ook in de Europese Commissie nastreeft als wettelijk quota. De variabele grootte van de board geeft een gemiddelde van 16,85 boardleden binnen de dataset. De standaarddeviatie is echter 6,161 wat dus een grote range geeft.

Tabel 1a: Beschrijvende statistieken

Variabele Gemiddelde Std. Dev.

RAROC 0,00982164 0,747576136

ROC 0,056826946 0,538981082

Critical Mass n.v.t. n.v.t.

Ratio vrouwelijke directors 0,125324985 0,09704306

Aanwezigheid vrouwelijke directors n.v.t. n.v.t.

Jaartal n.v.t. n.v.t.

Grootte board 16,85 6,161

Geografische ligging n.v.t. n.v.t.

Van de onafhankelijke variabelen Critical Mass en de aanwezigheid vrouwelijke directors is het gemiddelde en de standaarddeviatie niet opgenomen. Hetzelfde geldt voor de controlevariabelen jaartal en de geografische ligging. De reden daar van is dat deze variabelen getest zijn als

dummyvariabele. Dat houdt in dat er een 0 wordt toegewezen indien het evenement niet

voorkomt en een 1 indien het evenement wel voorkomt. De beschrijvende statistiek zoals in tabel 1 opgenomen zou daarom niet informatief zijn, het gaat immers om willekeurig toegewezen getallen om een indeling en vergelijking mogelijk te maken. Wel is er voor de controlevariabele geografische ligging in tabel 1 informatie opgenomen.

25

In tabel 1b is het gemiddelde percentage vrouwelijke directors in de board per regio opgenomen, berekend over alle waarnemingen in de onderzochte periode (2008-2012).

Tabel 1b: Gemiddeld percentage vrouwelijke directors in de board per regio

Gemiddeld percentage vrouwelijke directors in de board

Regio Noord-Europa 17%

Regio West-Europa 12%

Regio Oost-Europa 17%

Regio Zuid-Europa 7%

Zoals in de tabel af te lezen is, is het gemiddeld aantal vrouwelijke directors in de board het hoogste in de regio’s Noord-Europa en Oost-Europa met beiden 17%. Met een gemiddeld percentage van 12% zit West-Europa toch een stuk daar onder, wat licht verrassend is gezien de aandacht die er is in die regio voor meer diversiteit in de board of directors. Ten opzichte van het gewenste quotum van veelal 40% lijkt er dus nog een lange weg te gaan. Dit geldt zeker voor de regio Zuid-Europa, waar het gemiddelde slechts 7% is.

26

Per hypothese worden nu de resultaten besproken. Elke hypothese is zowel getest met de RAROC als de ROC als afhankelijke variabele. De resultaten zijn per hypothese opgenomen in een tabel, waarbij de resultaten van de RAROC steeds model 1 zijn en de ROC model 2.

Er wordt in deze sectie alleen in gegaan op de statistische resultaten, interpretatie volgt in de discussie sectie.

Verder zijn in appendix A de univariate resultaten opgenomen voor de variabelen aantal vrouwelijke directors, aanwezigheid vrouwelijke directors, totaal aantal board leden en geografische ligging. Per variabele is er in tabel 5 tot en met 8 een overzicht van het aantal gegeven antwoorden.

In appendix B is voor zowel de RAROC als de ROC een scatterplot opgenomen, respectievelijk figuur 1 en 2. Deze laten de verdeling van de waarden laat zien, inclusief outliers.

Als laatste is in appendix C is de correlatie matrix opgenomen onder als tabel 9. Hier in is zichtbaar hoe alle variabelen zich onderling verhouden.

27

4.1 Hypothese 1

De eerste hypothese onderzoekt de aanwezigheid van vrouwen en het effect op prestaties van de banken. De verwachting is dat deze relatie positief is. In tabel 2 zijn de resultaten van de tests te vinden. In model 1 is te zien dat de afhankelijke variabele Aanwezigheid vrouwelijke board leden een bèta van 0.358 heeft en significant is op het niveau van 1%. Model 2 geeft een bèta van 0.152 en is significant op het niveau van 10%. Omdat de resultaten voor beide modellen significant zijn wordt hypothese 3 aanvaard.

Van de controlevariabelen is het jaartal 2011 significant op het niveau van 5% voor model 1 met een bèta van 0.307. Voor model 2 is het significantie niveau van het jaartal 2011 10% met een bèta van 0.169. De controlevariabele regio Zuid-Europa is in model 2 significant op het niveau van 10% met een bèta van 0.179.

28 Tabel 2: Resultaten hypothese 1

Variabele Model 1** Model 2

Afhankelijke variabele RAROC ROC

Aanwezigheid vrouwelijke board leden 0.358*** 0.152*

Totaal Board of Directors leden -0.009 -0.004

Jaar 2008 0.164 0.056 Jaar 2009 0.156 0.039 Jaar 2011 0.307** 0.169* Jaar 2012 0.040 -0.013 Regio West-Europa 0.079 0.063 Regio Oost-Europa -0.036 0.021 Regio Zuid-Europa 0.258 0.179* Constant -0.383 -0.134 R-Square 0.074 0.040 F-waarde 1.938 1.250

Deze tabel bevat de resultaten van hypothese 1 voor het RAROC en ROC model. Significantie is aangegeven als *** p = <0.01, ** p = <0.05 en * p = <0.10. De onafhankelijke variabele is aanwezigheid van vrouwelijke board leden. De controle variabelen zijn Totaal Board of Directors leden, het jaartal (2008-2012) en de geografische Europese regio.

29

4.2 Hypothese 2

Hypothese 2 test de ratio van het aantal vrouwen in de board of directors ten opzichte van de totale grootte van de board en het effect op prestaties van de banken. De verwachting is dat deze relatie positief is. In tabel 3 zijn de resultaten opgenomen van de tests. Ook hier verschillen de resultaten per model. Model 1 betreft zoals gemeld de test waarbij de RAROC als afhankelijke variabele is getest en model 2 is de ROC de afhankelijke variabele. In model 1 is de onafhankelijke variabele Ratio vrouwelijke leden positief significant met een bèta van 1.374 op het niveau van 5%. Model 2 laat voor de onafhankelijke variabele geen significante relatie zien. De resultaten zijn hier dus niet eenduidig doordat het eerste model wel een significant resultaat laat zien en het tweede model niet. Het verschil is echter wel dat model 1 de RAROC gebruikt, welke dus het Return on Capital aanpast voor risico. Gezien deze aanpassing bij banken belangrijk is omdat hun profiel en risico heel anders is dan een gemiddelde organisatie, is het denkbaar dat de ROC een mindere prestatie indicator is voor de prestaties van de bank. Het zou daarom te ver gaan om de hypothese te verwerpen. Om deze reden wordt de hypothese aanvaard met de opmerking dat verder onderzoek gewenst is om een beter inzicht te krijgen in deze relatie. Van de controlevariabelen is het jaartal 2011 in model 1 significant op het niveau van 5% met een bèta van 0.301. Voor model 2 is de significantie van het jaartal 2011 10% met een bèta van 0.171. In beide modellen is de controlevariabele regio Zuid-Europa significant op het niveau van 10% met bèta’s van 0.286 voor model 1 en 0.188 voor model 2.

30 Tabel 3: Resultaten hypothese 2

Variabele Model 1* Model 2

Afhankelijke variabele RAROC ROC

Ratio vrouwelijke board leden 1.374** 0.526

Totaal Board of Directors leden -0.03 -0.001

Jaar 2008 0.182 0.058 Jaar 2009 0.162 0.036 Jaar 2011 0.301** 0.171* Jaar 2012 -0.001 -0.025 Regio West-Europa -0.013 0.042 Regio Oost-Europa -0.089 -0.001 Regio Zuid-Europa 0.286* 0.188* Constant -0.34 -0.114 R-Square 0.067 0.036 F-waarde 1.731 1.126

Deze tabel bevat de resultaten van hypothese 2 voor het RAROC en ROC model. Significantie is aangegeven als *** p = <0.01, ** p = <0.05 en * p = <0.10. De onafhankelijke variabele is de ratio vrouwelijke board leden. De controle variabelen zijn Totaal Board of Directors leden, het jaartal (2008-2012) en de geografische Europese regio.

31

4.3 Hypothese 3

De laatste hypothese test de Critical Mass Theory en of de ratio van 30% of meer ook de sterkste invloed heeft op de prestaties van de grote Europese banken. De verwachting is dat deze relatie positief is. In tabel 4 zijn de resultaten opgenomen van de tests. De resultaten verschillen per model, de onafhankelijke variabele aantal vrouwelijke leden is in model 1 wel positief significant voor alle klassen. In oplopende volgorde zijn de resultaten van de klassen 0.280 (significant op het niveau van 10%), 0.378, 0.428 (beiden significant op het niveau van 5%) en 0.508 (significant op het niveau van 10%). Men ziet echter wel dat de significantie eerst toeneemt, maar bij de klasse 30% of meer vrouwelijke leden is te zien dat deze weer minder significant is ten opzichte van de voorgaande klasse 20% tot 30% vrouwelijke leden. Model 2 laat alleen in de klasse 10% tot 20% vrouwelijke leden een positief significant resultaat zien, de overige klassen zijn niet significant. Het resultaat betreft daar 0.175 op het significantie op het niveau van 10%. Zoals besproken stelt hypothese 3 dat de significantie het sterkste is voor de klasse aantal vrouwen 30% of meer. Zowel voor model 1 als model 2 is de significantie echter niet het sterkst vanaf 30% of meer vrouwelijke leden. Hypothese 1 wordt daarom verworpen.

Van de controlevariabelen is het jaartal 2011 significant voor beide modellen. In model 1 en 2 is het jaartal 2011 significant op het niveau van 10% met een bèta van respectievelijk 0.297 en 0.169. Ook de controlevariabele regio Zuid-Europa is significant op het niveau van 10% in zowel model 1 als model 2 met bèta’s van respectievelijk 0.307 en 0.209.

32 Tabel 4: Resultaten hypothese 3

Variabele Model 1 Model 2

Afhankelijke variabele RAROC ROC

Aantal vrouwelijke leden 0%> tot 10% 0.280* 0.101

Aantal vrouwelijke leden 10% tot 20% 0.378** 0.175*

Aantal vrouwelijke leden 20% tot 30% 0.428** 0.176

Aantal vrouwelijke leden 30% of meer 0.508* 0.213

Totaal Board of Directors leden -0.007 -0.03

Jaar 2008 0.166 0.054 Jaar 2009 0.152 0.035 Jaar 2011 0.297* 0.169* Jaar 2012 0.009 -0.028 Regio West-Europa 0.065 0.074 Regio Oost-Europa -0.039 0.025 Regio Zuid-Europa 0.307* 0.209* Constant -0.426* -0.158 R-Square 0.079 0.043 F-waarde 1.513 1.002

Deze tabel bevat de resultaten van hypothese 3 voor het RAROC en ROC model. Significantie is aangegeven als *** p = <0.01, ** p = <0.05 en * p = <0.10. De onafhankelijke variabele is het percentage vrouwelijke leden, welke verdeeld is in klassen van 10%. De laatste klasse betreft 30% of meer. De controle variabelen zijn Totaal Board of Directors leden, het jaartal (2008-2012) en de geografische Europese regio.

33