• No results found

Resultaten & discussie 6.7.5

Advies

6.7.1

Na afloop van het veldwerk heeft BAAC Vlaanderen bvba geadviseerd om enkele monsters uit S228 en S181 (respectievelijk een waterkuil en een vulling van gracht 2) uit zone 2 te laten onderzoeken op macro- en microfauna. De resten, in het bijzonder mollusken292 en foraminiferen293, zijn geschikte milieu-indicatoren. Deze informatie kan worden gebruikt om uitspraken te doen over de genese van het landschap en de landschappelijke context van de vindplaats. Daarnaast kan de aanwezigheid van bepaalde schelpen een aanwijzing zijn voor consumptie. Op basis van een waardering wordt beslist in welke mate de monsters geschikt zijn voor de analyse om onderstaande vraagstellingen te beantwoorden.

Vraagstelling

6.7.2

In overleg met de opdrachtgever zijn de volgende vraagstellingen opgesteld: hoe zijn het landschapsgebruik (i.e. akkerbouw en/of veeteelt) en de natuurlijk vegetatie in de omgeving van het complex vormgegeven en hoe hebben deze zich in de loop van de tijd ontwikkeld? Welke dieren werden er in de omgeving gehouden en geconsumeerd?

Materiaal

6.7.3

Ten behoeve van de microfaunawaardering zijn in totaal vier monsters geïnspecteerd uit pollenmonsterbakken uit zone 2 (S181-V131/V132 en S228-V135/V136) (Figuur 90-Figuur 91). De lagen zijn gelijk aan de lagen uit de pollenmonsterbakken die zijn gewaardeerd op palynologische en macrobotanische resten (Tabel 20). Daarnaast is ten behoeve van de macrofaunawaardering op schelpresten tevens één monster uit een (afval)kuil uit zone 2 geïnspecteerd (S178-V96). Dit monster is geselecteerd op basis van de hoge concentratie aan schelpen. Ook dit monster is tevens gewaardeerd op macrobotanische resten.

Methode

6.7.4

Voor de waardering op microfauna zijn substalen genomen van dezelfde monsters als voor de palynologische waardering van zone 2. Deze zijn vervolgens over een >63 micron zeef gewassen en nader onderzocht op de aanwezigheid van mollusken, foraminiferen, ostracoda en overige microfauna. Voor de waardering van het schelprijk monster uit S178 (V96) is het zeefresidu van 1 l gezeefde grond, dat reeds geïnspecteerd is op botanische macroresten, nader onderzocht.

Resultaten & discussie

6.7.5

Zoals voor deze locatie verwacht werd, zijn alle monsters afkomstig uit oorspronkelijk kustnabije afzettingen, getuige de samenstelling van het residu (fijne tot tamelijk grove kwartszanden met mariene microfauna). Hieronder worden de >63 micron fracties van de monsters kort besproken, gevolgd door de resultaten van het nadere onderzoek van het schelprijke monster.

291

Het onderzoek werd uitgevoerd door Earth Archaeology (Nederland). De resultaten worden weergegeven in Troelstra & Houchin 2011.

292

Mollusken zijn weekdieren met een uitwendige schelp, de bekendste klassen zijn de slakken (Gastropoda), de tweekleppigen (Bivalvia) en de inktvissen (Cephalopoda). Mollusken en formainiferen zijn goede milieu-indicatoren en kunnen informatie verschaffen over of er sprake was van zoet, zout of brak water.

293

Foraminiferen zijn dierachtige eencelligen met een kalkskelet dat meestal is opgebouwd uit kamers. Door gaatjes in de tussenwanden van de kamers komen uitstulpingen van celplasma (pseudopodieën) naar buiten. Hiermee kunnen ze zich verplaatsen en voeden. Ze leven uitsluitend in zee. Foraminiferen zijn meestal microscopisch klein, maar ze kunnen ook enkele centimeters groot worden. Er bestaan benthonische foraminiferen, die op de zeebodem leven en planktonische foraminiferen, die in het water zweven.

Het residu uit S181 (V131, zowel vulling 1 als vulling 2) bestaat uit fijn hoekig kwartszand met enkele schelpfragmenten en er zijn enkele slecht gepreserveerde foraminiferen aanwezig (Nonion sp. en

Elphidium sp.). Het residu uit vulling 1 van S228 (V135) bestaat eveneens uit fijn hoekig kwartszand

met schaarse schelpfragmenten. Er zijn enkele slecht gepreserveerde exemplaren van de foraminifeer

Elphidium sp. aangetroffen. Het residu uit vulling 2 van dit spoor bestaat uit tamelijk grof kwartszand

met vrij kleine schelpfragmenten. Microfauna bestaat uit zee-egelstekels en matig gepreserveerde exemplaren van de foraminiferen Ammonia beccarii en Elphidium spp. Het residu uit vulling 3 van S228 (V136) bestaat uit medium kwartszand met relatief grote schelpfragmenten. De microfauna is goed gepreserveerd. Er zijn enkele losse ostracodenkleppen aangetroffen en foraminiferen komen algemeen voor. De belangrijkste soorten zijn Elphidium sp., Nonion germanicum en Ammonia

beccarii. Het residu uit vulling 4 van S228 (V136) bestaat uit zeer fijn kwartszand met mica‟s en enkele schelpfragmenten. Ook hier is de microfauna uitstekend gepreserveerd en komen enkele ostracodenkleppen voor. Foraminiferen zijn zeer talrijk met soorten als Bolivina sp., Elphidium spp.,

Nonion germanicum, Ammonia beccarii en Pileolina sp. Daarnaast zijn zee-egelstekels en

plantenresten aanwezig.

Het schelprijke monster uit S178 (V96) bevat een grote hoeveelheid fragmenten van Blauwe mossel,

Mytilus edulis. Daarnaast zijn enkele exemplaren van de landslak Cecilioides acicula aangetroffen.

Deze soort is blind en leeft ondergronds in kalkrijke afzettingen. Verder zijn slechts enkele exemplaren van de foraminiferen Elphidium sp. en Nonion germanicum aanwezig. Zoals eerder gebleken is uit de macrobotanische waardering, bevat dit monster tevens plantaardig materiaal.

Conclusie

6.7.6

Met betrekking tot de mogelijkheden die het onderzoek aan microfauna biedt ter beantwoording van de vraagstellingen omtrent het landschapsgebruik (i.e. akkerbouw en/of veeteelt) en de natuurlijk vegetatie is gebleken dat verdere analyse geen aanvullende informatie zal opleveren. De resultaten van het hier gepresenteerde waarderend onderzoek hebben voorts informatie opgeleverd betreffende de oorspronkelijke afzetting. Het is gebleken dat alle monsters afkomstig zijn uit oorspronkelijk kustnabije afzettingen. De aanwezigheid van karakteristieke foraminiferen als Elphidium spp.,

Ammonia beccarii en Nonion germanicum en de aanwezigheid van zee-egelstekels wijst op het

marginaal mariene karakter. Het monster uit S228 (V136, vulling 4 en in mindere mate vulling 3) is duidelijk het meest marien getuige de uitstekend gepreserveerde en diverse microfauna. De overige monsters zijn getuige de mindere preservatie en schaarste van de microfauna buiten directe mariene invloed afgezet (ingewaaide exemplaren).

Ook met betrekking tot de mogelijkheden van het onderzoek van de macrofauna (in de vorm van schelpresten) ter beantwoording van de vraagstellingen blijkt dat nadere analyse geen extra informatie zal verschaffen. Uit dit onderzoek is namelijk al duidelijk geworden wat de hoofdcomponent is van het monster uit S178 (V96), namelijk fragmenten van Blauwe mossel (Mytilus edulis). Ook is gebleken dat deze exemplaren mogelijk geassocieerd zijn met menselijke consumptie294, gesuggereerd door de associatie met veel plantaardig materiaal en slechte enkele foraminiferen. De aanwezigheid van de landslak Cecilioides acicula versterkt dit vermoeden.

294

Deze conclusie kan worden doorgetrokken naar de aard van het macrobotanische materiaal uit dezelfde grachtvulling. Ook hierbij is het waarschijnlijker geworden dat het om geconsumeerde plantenresten gaat, gezien de associatie met de mosselfragmenten.

Figuur 90: S181 bemonsterd met pollenbakken op vullingen 1 en 2 (V131 en V132)

7

Vergelijkbare sites

In de kustvlakte komen verschillende sites met vroeg- tot laatmiddeleeuwse bewoningssporen voor. Enkele ervan bevatten gegevens die gelijkenissen vertonen met de site Oostende-Leemstraat en kunnen bijgevolg dienen als referentiemateriaal. Deze sites worden in onderstaande tekst besproken bij de zone waarvoor ze relevant zijn. Enkele sites bevatten sporen die aan beide zones kunnen gekoppeld worden en worden dan ook afzonderlijk besproken. Per zone wordt eerst een overzicht gegeven van de opbouw van nederzettingen uit de besproken periode.

Zone 1