• No results found

3.4 Determinanten en hypothesen

3.4.5 Resultaat

solvabiliteitsoordeel. Dit solvabiliteitsoordeel is meer dan het wel of niet voldoen aan de vereiste norm. Het solvabiliteitsoordeel (voldoende of onvoldoende) geeft aan of de corporatie bij voortzetting van het beheer haar verplichtingen kan nakomen (Aedes, 2012)

Wanneer de woningcorporatie een onvoldoende scoort in het solvabiliteitsoordeel komt de woningcorporatie onder verscherpt toezicht komt te staan van het CFV en moet ze aanvullende begrotingen opstellen. (CFV 2012) Deze situatie zal de manager omwille van zijn eigen vrijheid proberen te voorkomen. De verwachting is daarom dat corporaties met een lagere solvabiliteit minder strak de verslaggevingsregels zullen hanteren. Op basis van deze gegevens is de volgende hypothese geformuleerd:

H4: Een hoge solvabiliteit heeft een positief verband met de kwaliteit van de verslaggeving van de woningcorporatie.

3.4.5 Resultaat

Woningcorporaties staan onder toezicht van het CFV. Jaarlijks leveren zij hun jaarcijfers aan. Op basis van de financiële gezondheid van de woningcorporaties ontvangt de corporatie een beoordeling en kan ze bij een slechte score onder verscherpt toezicht komen te staan. Het is daarom in het eigen belang van de bestuurders van de woningcorporaties om een positief resultaat te presenteren. Onderzoek van Burgstahler en Dichev (1997) hebben aangetoond dat er discontinuïteit aanwezig is in de spreiding van resultaten van ondernemingen. Zij hebben aangetoond dat minder winsten en verliezen vlakbij het nulpunt worden verantwoord. Dit suggereert dat managers geneigd zijn resultaten te beïnvloeden en te sturen. Onderzoek van DeGeorge e.a. (1999) bevestigen dat managers rekening houden met de verwachtingen die analisten hebben. Gelijk aan het eerder gerefereerd onderzoek van Dechow en Skinner (2000) hebben Graham e.a. (2005) aangetoond dat managers het belangrijk vinden om aan een benchmark of een norm te voldoen. Een hoger resultaat leidt tot een betere score in de benchmark. Uit hun onderzoek blijkt dat managers denken dat outsiders resultaten belangrijker vinden dan cashflows. Een betere score in de benchmark vergroot de legitimiteit van een onderneming. Het presentaren van een negatief resultaat kan leiden tot slechtere carrièremogelijkheden van het management. (Kothari e.a., 2009) De benchmark van woningcorporaties wordt bepaald door de behaalde resultaten van de sector als geheel. Resultaatssturing wordt in meerdere onderzoeken (Eng e.a., 2012) (Jeanjean en Stolowy, 2009) gelijk gesteld aan de kwaliteit van financiële verslaggeving. Woningcorporaties die voor een tweede jaar op rij een negatief resultaat verantwoorden zullen geprobeerd hebben dit resultaat naar verwachting zo positief mogelijk proberen te krijgen.

Net als bij het onderzoek van Rainsbury e.a. (2009) naar het effect van de kwaliteit van de audit committee op de kwaliteit van financiële verslaggeving, wordt in dit onderzoek een negatief resultaat

- 38 -

gezien als een proxy voor ondernemingen om resultaten te sturen om zo verliezen te vermijden of slechte resultaten niet duidelijk zichtbaar te maken. De hypothese is daarom als volgt geformuleerd:

H5: In twee opeenvolgende jaren een negatief resultaat verantwoorden heeft negatief verband met de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

Op basis van onderzoek van Ahmed en Courtis (1999) is de relatie tussen winstgevendheid en kwaliteit van verslaggeving niet eenduidig. Wallace en Naser (1995) laten een positieve relatie zien tussen de winstgevendheid van een organisatie en de kwaliteit van verslaggeving. De oorzaak hiervan licht in het feit dat ondernemingen die goed nieuws te vertellen hebben, dit ook graag precies en gedetailleerd willen toelichten. Wanneer een relatief klein resultaat wordt behaald stijgt de kwaliteit van de verslaggeving. Een matig resultaat wordt goed gemaakt met een precieze uitleg in toelichtingen. De onderneming wil als gevolg van de legitimiteitstheorie transparant zijn naar haar belanghebbenden.

Waarin het voldoen aan een benchmark enerzijds kan leiden tot winststuring, kan het anderzijds in het geval van positieve resultaten ook leiden tot een vergrote transparantie en een show off in de jaarrekening. De onderneming wil graag voldoen aan de wet- en regelgeving want ze heeft niets te verbergen. Op basis hiervan is de volgende hypothese geformuleerd:

H6: Het verantwoorden van een positief resultaat heeft een positieve relatie met de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

3.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is de basis van het empirisch onderzoek beschreven. In paragraaf één ‘Populatie’ paragraaf twee ‘Dataverzameling’ en paragraaf drie ‘Data-analyse aan de hand van checklist’ zijn keuzes gemaakt die van invloed zijn op het empirisch onderzoek. Deze keuzes zijn gemaakt om middels empirisch onderzoek een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de gehele populatie. In paragraaf 4 “Determinanten en hypothesen” is beschreven welke relaties worden onderzocht. Op basis van recente literatuur zijn hypothesen opgesteld met de verwachting dat eerder aangetoonde relaties ook gelden voor woningcorporaties. Op basis van de score vanuit de checklist wordt de kwaliteit van de financiële verslaggeving bepaald en kunnen de hypothesen getoetst worden. In bijlage 7.1 is de checklist opgenomen waaraan de kwaliteit van de financiële verslaggeving onder RJ 645 bepaald zal worden.

- 39 -

De hypothesen zullen elk afzonderlijk op basis van een lineaire regressieanalyse worden getoetst. Hiervoor is de volgende formule opgesteld waarbij voor elke hypothese een eigen onafhankelijke variabele X wordt getoetst. De waarde X is gelijk aan de nummering van hypothesen.

Y = β0 + βnXn + ε

Waarbij de variabelen de volgende verklaring kennen: Y = Kwaliteit van financiële verslaggeving; β0 = constante;

X1 = omvang woningcorporatie op basis van aantal VHE’s; X2 = gemiddelde zittingsduur commissarissen;

X3 = solvabiliteitsratio;

X4 = Big4 accountantsorganisatie;

X5 =twee opeenvolgende jaren negatief resultaat; X6 = positief resultaat boekjaar 2012;

ε = error term (error/toeval).

Daarnaast zal ook middels multiple regressie analyse worden getoetst of er een significant verband is tussen de afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabelen. Dit gaat middels de volgende formule:

Y = β0 + β1X1 + β2X2 + β3X3 + β4X4 + β5X5 + β6X6 + ε

Tabel 4: Overzicht onderzoekshypothesen

Determ inant: Hy pothese: Verwachte

relatie Om v ang

H1 De omvang van de woningcorporatie, gemeten in VHE’s, heeft een

positief verband met de kwaliteit van de financiële verslaggeving. + Zittingsjaren RVC

H2a Een laag gemiddeld aantal zittingsjaren van de RVC heeft een positief

verband met de kwaliteit van de financiële verslaggeving. +

H2b Een hoog gemiddeld aantal zittingsjaren van de RVC heeft een positief

verband met de kwaliteit van de financiële verslaggeving. + Big4 accountant

H3 De kwaliteit van de financiële verslaggeving heeft een positieve

relatie met de aanwezigheid van een Big4 accountant. + Solv abiliteit

H4 Een hoge solvabiliteit heeft een positief verband met de kwaliteit van

de verslaggeving van de woningcorporati. + Resultaat

H5

In twee opeenvolgende jaren een negatief resultaat verantwoorden heeft dit negatief verband op de kwaliteit van de financiële

verslaggeving.

-H6 Het verantwoorden van een positief resultaat heeft een positieve