• No results found

4. Resultaten van de enquête

4.1. Respons

De respons van de verschillende groepen op de enquête wordt weergegeven in Tabel 4-1. Er is te zien dat 276 religieuze instellingen in Nederland de enquête hebben ingevuld. Dit is 26% van het totaalaantal instellingen dat we hebben benaderd.

71

Tabel 4-1. Deelname aan het onderzoek per religieuze groep

Gezindte of groep Aantal

instellingen72 Totaal benaderd Enquêtes voltooid Respons Christelijke geloofsgemeenschappen 3.642 676 211 31% - Katholicisme 594 70 48 69% - RKK 594 70 48 69% - Protestantisme 2.402 198 95 48% - PKN73 1.662 100 46 46%

- Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) 267 25 15 60%

- Gereformeerde Gemeenten 150 20 13 65%

- Christelijke Gereformeerde Kerken 189 20 7 35%

- Hersteld Hervormde Kerk 118 20 10 50%

- Anglicaanse Kerk in Nederland 16 13 4 31%

- Migrantenkerken74 646 408 68 17%

Islamitische geloofsgemeenschappen 493 371 65 18%

- Turks 233 204 50 25%

- Diyanet 148 148 31 21%

- Milli Görüş (MGN & NIF) 41 41 18 44%

- Overig 44 15 1 7%

- Van Marokkaanse signatuur 180 120 12 10%

- Overig75 80 47 3 6%

Totaal 4.135 1.047 276 26%

Bij de traditionele christelijke kerkgenootschappen die aangesloten zijn bij het CIO hebben we een aselecte steekproef getrokken en, mede door de medewerking van de kerkgenootschappen, is de respons daar relatief hoog geweest en hebben we de gewenste respons bereikt. Binnen deze groep was de respons onder de migrantenkerken echter minder hoog. Medewerking vanuit SKIN kwam in een laat stadium van het onderzoek en was minder verregaand dan in het geval van de kerken aangesloten bij het CIO. Niettemin heeft het eveneens bijgedragen aan een uiteindelijk hogere respons. Bovendien staat deze groep ook bekend als lastiger te bereiken en omvat de groep een enorme variëteit aan herkomstregio’s, waardoor het denkbaar is dat de vier beschikbare talen voor het invullen van de enquête niet toereikend zijn geweest voor bepaalde geloofsgemeenschappen. De respons wordt daarnaast enigszins vertekend doordat enkele migrantenkerken

72 Niet in alle gevallen betreffen de aantallen hier het totaalaantal instellingen. De genoemde aantallen omvatten de individuele instellingen die wij bij naam hebben geïdentificeerd. Voor schattingen van de totale omvang van de verschillende groepen, zie Tabel 3-1.

73 Het genoemde totaalaantal is groter dan het aantal gemeenten genoemd in Tabel 3-1. Dit komt omdat de opgestelde lijst van instellingen ook bijvoorbeeld wijkgemeenten en experimentele kerkvormen zoals pioniersplekken bevat, die aangesloten zijn bij een andere PKN-gemeente. In sommige gevallen beheren zij echter hun eigen financiën en we wilden ze niet bij voorbaat uitsluiten.

74 Op basis van het SKIN-ledenbestand. Deze groep omvat een klein aantal instellingen die ook onder een van de andere kerkgenootschappen vallen.

75 Het aantal instellingen is hier te klein geschat om verder onderscheid te maken zonder de anonimiteit van de instellingen te riskeren.

72

als kerkgenootschap hebben gereageerd op de enquête in plaats van als individuele kerkgemeente. De opgetelde resultaten voor de christelijke geloofsgemeenschappen zijn niet even alomvattend als de resultaten voor de islamitische instellingen. Christelijke instellingen zijn in dit onderzoek vertegenwoordigd door de zeven grootste christelijke kerkgenootschappen en de migrantenkerken. Kleinere christelijke kerkgenootschappen of eventueel onafhankelijk opererende kerken zijn dus niet vertegenwoordigd in de steekproef, hetgeen directe vergelijkingen tussen de islam en het christendom enigszins beperkt. Samengenomen zijn de kerkgenootschappen binnen het bereik van dit onderzoek wel goed voor de overgrote meerderheid van kerken in Nederland.

De respons onder de islamitische instellingen ligt lager dan bij de christelijke instellingen. De uitnodiging voor de enquête aan moskeeën is over het algemeen niet via hun koepelorganisatie verzonden (met uitzondering van de moskeeën aangesloten bij de NIF) en zijn direct per email (en later telefonisch) gestuurd. Ons adressenbestand voor moskeeën was echter niet compleet, accuraat en up-to-date. Een non-respons binnen deze groep betekent daarom niet per definitie dat de instelling niet wil of kan meewerken. Ook zijn vertegenwoordigers niet altijd de Nederlandse taal machtig. Met het oog hierop hebben we benadrukt dat de enquête ook beschikbaar is in Arabisch en Turks. Veel moskeeën gaven bij ons aan dat ze door de aandacht in de media voor dit onderwerp en andere onderzoeken, waaronder de POCOB en een lopend onderzoek vanuit de bancaire sector, op dit moment geen behoefte hadden om mee te werken aan het onderzoek. Ten slotte gaven verschillende moskeebestuurders aan dat hun moskee, net als veel andere, op dat moment gesloten was vanwege de coronacrisis. Overleg met het bestuur over deelname aan dit onderzoek was daardoor lastig.

In een poging de respons te verhogen hebben we in totaal 214 moskeeën, die nog niet gereageerd hadden en waarvan we een telefoonnummer konden vinden, gebeld om de uitnodiging tot deelname aan ons onderzoek ook telefonisch over te brengen. Waar nodig stelde ons dit in staat ons onderzoek en de vragenlijst verder toe te lichten. Uiteindelijk zijn 65 moskeeën bereid geweest om de enquête in te vullen. De respons is echter scheef verdeeld, met een aanzienlijk hogere opkomst onder instellingen van Turkse herkomst: driekwart van het totaal. Er lijkt dus meer bereidheid te zijn onder Turkse moskeeën om medewerking te verlenen aan het onderzoek dan bij de moskeeën waarvan de aanhangers een andere etnische herkomst hebben. Iets minder dan de helft van alle moskeeën die de enquête heeft ingevuld is aangesloten bij Diyanet. Mogelijk spelen de relatief hoge organisatiegraad en de beschikbaarheid van accurate contactgegevens van de individuele moskeeën hierbij een rol. Procentueel gezien was de opkomst onder Milli Görüş-moskeeën nog hoger. Binnen deze groep is er echter een sterke oververtegenwoordiging van moskeeën aangesloten bij de NIF. Deze koepelorganisatie heeft op ons verzoek actief de leden aangemoedigd om de vragenlijst in te vullen, wat doorslaggevend lijkt te zijn geweest voor het hoogste responspercentage (78%) van alle betrokken christelijke en islamitische groepen in dit onderzoek. Het aantal deelnemende moskeeën met een Marokkaanse signatuur is echter laag. Omgekeerd is het mogelijk dat de lagere organisatiegraad en de grote interne diversiteit hier een rol spelen. Bij de groep ‘overig’ ligt de respons nóg lager.

Geografische spreiding van de respons

In Tabel 4-2 is de respons opgesplitst naar provincie om een beeld krijgen van de geografische spreiding van de benaderde instellingen en de respons. Hieruit blijkt dat de respons per provincie uiteenloopt van 22% in Noord-Holland en Utrecht tot 41% in Zeeland.

73

Tabel 4-2. Geografische spreiding van de steekproef en de respons Provincie Benaderde

instellingen

Respons Grafische weergave van de absolute respons per provincie Drenthe 20 7 (35%) Flevoland 21 5 (24%) Friesland 30 11 (37%) Gelderland 114 28 (25%) Groningen 32 10 (31%) Limburg 62 25 (40%) Noord-Brabant 99 23 (23%) Noord-Holland 198 43 (22%) Overijssel 70 23 (33%) Utrecht 109 24 (22%) Zeeland 29 12 (41%) Zuid-Holland 263 65 (25%) Totaal 1.047 276 (26%)

In het aantal ingevulde enquêtes per provincie varieert de respons van 5 ingevulde enquêtes in Flevoland tot 65 in Zuid-Holland. Het hogere aantal ingevulde enquêtes in Zuid-Holland blijkt ook uit het opgenomen kaartje. Aangezien Zuid-Holland veel meer inwoners heeft dan Flevoland, is het niet verrassend dat we meer instellingen in Zuid-Holland benaderd hebben. Wanneer de gegevens in Tabel 4-2 worden afgezet tegen de bevolkingspopulatie per provincie76, dan blijken de steekproef en de respons goeddeels evenwichtig verspreid over Nederland.