• No results found

HS 2 Religie in de sociale context

2.2 Religie in Rouiss: Sociale structuur en gewoonte

Rouiss was in mijn ogen een idyllisch dorpje: vreedzaam, kleinschalig en eenvoudig. Alle 250 inwoners kenden elkaar en groetten elkaar en mensen kwamen vaak bij elkaar over de vloer. De sociale structuur in Rouiss, die ik definieer als de sociale relaties tussen personen

onderling en tussen personen en sociale instituties die gezamenlijk het maatschappelijke dorpsleven vorm geven, droeg bij aan het idyllische karakter van het dorp.

Toen ik op een avond een vuurtje maakte om op te warmen, kwam Ayoub bij me zitten en gaf uitleg over mijn observaties van de sociale relaties tussen de dorpelingen vanuit een religieus oogpunt: „Bidden is helemaal niks waard, als je niet goed bent voor andere mensen en voor je familie. Bidden is eigenlijk meer een soort van bonus, want iemand die bidt, of die een hoofddoek draagt, hoeft nog niet perse een goede moslim te zijn. Het is nog veel belangrijker om goed te zijn voor anderen. Om met ze te delen en dingen te geven aan mensen die armer zijn dan jij bent, of mensen die het moeilijk hebben, zoals ouderen, armen en gehandicapten. Je moet lief voor hen zijn, grapjes met hen maken en een arm om hen heen slaan, en zeg altijd “hallo” terug! Het is een plicht vanuit het geloof om goed te zijn voor zowel mens en dier, als natuur. Want dan is God later goed voor jou. Want dat is de echte islam. Liefde, goed zijn voor anderen, helpen. Daardoor krijg je een groot hart. Dan ben je niet rijk omdat je je zakken vol met geld hebt zitten, maar omdat je goed bent, en wie goed doet, goed ontmoet. Want iedere goede daad die je verricht, krijg je van God twee keer terug. Zowel in het nu als in het hiernamaals.‟

34

Uit Ayoubs uitleg bleek dat religieuze normen en waarden een belangrijke rol speelden in de sociale structuur in Rouiss, waarin onderlinge hechte familierelaties en

gemeenschapsrelaties centraal stonden, zoals al eerder aangetoond in het eerste hoofdstuk van deze scriptie. Rouiss was een redelijk egalitair dorp: mannen hadden bijna allemaal eenzelfde beroep als visser, medewerker op een boerderij, schapenherder of bouwvakker en vrouwen bleven thuis op een enkeling na, waarvan de echtgenoot alleen niet in het familieonderhoud kon voorzien. Bezit van luxegoederen kon het aanzien van dorpelingen verhogen, daar zal in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan worden. Enkele oudere mannen in het dorp bezaten de titel haj; zij hadden een pelgrimstocht naar Mekka gemaakt en werden sindsdien door zowel familieleden als dorpelingen met deze gezaghebbende titel aangesproken. De religieuze status van haj, deed men op de sociale ladder stijgen. Religie was erg belangrijk in Rouiss, alles leek te relateren aan in sha Allah, oftewel „Gods wil‟. Het interpretatieve raamwerk van de dorpelingen was, bewust of onbewust, doordrongen van religieuze interpretaties. Geertz legt dit uit als een wisselwerking tussen gezond verstand en religie (Geertz 1968: 95): „What this means in terms of the analysis of culture is that we must view ... religion against the background of commonsense notions to see how they grow out of them, go beyond them and … complete and deepen them‟ (ibid.: 94). „Zullen we vanmiddag thee drinken?‟ vroeg ik de buurvrouw. „In sha Allah!‟ Ze glimlachte naar me. „Wat wil je doen als je klaar bent met de middelbare school?‟ vroeg ik Ilham. „Als God het wil, zal ik biologie en aardrijkskunde studeren.‟ „Waarom heb je maar een zoontje?‟ vroeg ik Leyla. Ze wees naar boven: „Dat is Gods wil.‟ Echter, ook wanneer het geen vraag betrof, kwam God er in naar voren. „Yasmine, dat jij hier bent is een geschenk van God.‟ Ayoub lachte naar me en hervatte zijn betoog: „Ayman heeft er een grote zus bij en het is ook veel leuker voor Leyla. En je kan de kinderen helpen met Frans. Er is weer wat te beleven in het dorp, er gebeurt hier niet zo

vaak iets, begrijp je? Ja, je bent een waar geschenk.‟ Ook in het alledaagse leven van de dorpskinderen bleek religie van belang: zowel Ayman als mijn buurkinderen kwamen vaak bij mij over de vloer. Meestal gaf ik ze tekenspullen, waar ze zich uren mee konden vermaken. Na afloop kreik de tekeningen cadeau die ik ‟s avonds, wanneer ik alleen was, nog eens bekeek. De kinderen tekenden moskeeën of

35

hadden een soera opgeschreven in mooie krullende letters. Waarschijnlijk haalden zij hun inspiratie uit het dagelijks leven, waarin religie betekenisgevend was. Een soortgelijke ervaring vond plaats tijdens een etentje met een familie in het dorp, waarna ik enkele vrouwen mocht interviewen. De twee dochters van de gastvrouw kenden mij al doordat ik tijd had doorgebracht in de klas en kwamen gezellig naast me zitten. Het oudste meisje was negen jaar en pakte haar schoolboek erbij. „Kijk! Vandaag hebben we de woedoe geleerd.‟ Het was haar islamologieboek en de kleine rituele wassing stond uitgelegd door middel van plaatjes. De plaatjes vormden een kleurrijke strip van een meisje dat stap voor stap uitlegde hoe de wassing dient te gebeuren. Religie beïnvloedde een groot gedeelte van de belevingswereld van de kinderen in Rouiss, zowel thuis als op school.

Uit bovenstaande wordt duidelijk hoe religie in Rouiss het hele leven van de dorpelingen doordrenkte en hun perceptie op het leven mede bepaalde, dan wel bewust of onbewust. In tegenstelling tot in Nederland, was de islam in Rouiss de norm. In Nederland zijn moslims zich bewust van hun religieuze identiteit omdat zij continu in contact staan met niet-moslims. De eigen identiteit wordt gebaseerd ten opzichte van de ander en voor moslims in Nederland is juist religie datgeen wat hen onderscheidt van niet-moslims. Hierdoor worden zij tot nadenken aangezet: waarom praktiseer ik en doe ik het eigenlijk wel goed? Zo ontstaat er een verschil tussen de manier waarop de ouders van deze moslims praktiseren, die naar Nederland migreerden, maar in een islamitische context zijn

opgegroeid waar zij niet door een tegengesteldheid werden geprikkeld tot nadenken, en de manier waarop hun kinderen praktiseren. In Rouiss was dit niet het geval. Iedereen was als vanzelfsprekend moslim, hier werd niet bij stil gestaan. Religie werd als een traditie van generatie op generatie doorgegeven, waardoor religieus praktiseren gebeurde uit gewoonte. Religieus praktiseren was zo diep ingebed in de sociale dorpsstructuur dat men er over het algemeen niet over nadacht. Dit bleek keer op keer uit de interviews met vrouwen in Rouiss, die mijn vragen bleven beantwoordden met „Dat is nou eenmaal zo‟.