• No results found

De relatie tussen de kernconcepten en kwaliteit interne beheersing

2. THEORETISCH KADER

2.4 De relatie tussen de kernconcepten en kwaliteit interne beheersing

Aan de hand van het beschreven literatuuronderzoek in de vorige paragrafen van dit hoofdstuk worden in deze paragraaf de relaties tussen de kernconcepten en de kwaliteit van de interne beheersing behandeld. In subparagraaf 2.4.1 komt aan de orde in welke mate volwassenheid van de gemeente invloed heeft op de kwaliteit van de interne beheersing. Vervolgens wordt in subparagraaf 2.4.2 bestudeerd in welke mate de complexiteit van de organisatiestructuur invloed heeft op de relatie tussen volwassenheid en de interne beheersing. In paragraaf 2.4.3 wordt vervolgens onderzocht in welke mate organisatiegroei invloed heeft op de relatie tussen volwassenheid en interne beheersing. Elke subparagraaf zal worden afgesloten met een hypothese.

2.4.1 Relatie volwassenheid van de gemeenten op kwaliteit interne

beheersing

De relatie tussen de volwassenheid van een organisatie en de kwaliteit van de interne beheersing is in de wetenschappelijke literatuur onderzocht aan de hand van de leeftijd (oud en jong). Volgens Doyle et al. (2007) rapporteren jongere organisaties meer interne beheersingstekortkomingen. Een reden hiervoor is dat jongere organisaties het vaak een uitdaging vinden om een effectief intern beheersingssysteem te handhaven. Tevens hebben jongere organisaties vaak personeelsproblemen (met inbegrip van functiescheidingsproblemen) omdat zij niet over voldoende middelen beschikken om geschikt personeel aan te nemen en te trainen. Daarnaast stelt Starreveld (2007) dat organisaties met weinig personeel meer moeite hebben met het realiseren van adequate functiescheidingen. Als gevolg van het beschikken over weinig en/of minder geschikt personeel, kan de kwaliteit van de interne beheersing negatief worden beïnvloed. Bovendien beweren Ge en McVay (2005) dat oudere organisaties met meer ervaring over minder interne beheersingstekortkomingen beschikken. De reden hiervoor is dat oudere organisaties meer opgezette procedures hebben en over meer ervaren personeel beschikken. Hierdoor zullen deze organisaties minder tekortkomingen in de interne beheersing rapporteren. Ge en McVay (2005) beargumenteren hiervoor dat jongere organisaties eerder de focus leggen op het voortbestaan van de organisatie en op het behalen van een goed resultaat in de nabije

toekomst. Als gevolg hiervan zullen jongere organisaties minder nadruk leggen op de opzet en werking van een effectief en efficiënt intern beheersingssysteem. Volgens het onderzoek van Beasley et al. (2000) hebben oudere organisaties ook effectievere en efficiëntere interne beheersingsmaatregelen. Dit komt doordat de medewerkers meer ervaring zullen opdoen naarmate de organisatie haar operaties continueert. Tevens zullen de medewerkers meer expertise verkrijgen door ervaring en formele trainingen. Dit onderzoek verwacht dat volwassen gemeenten over een betere kwaliteit van de interne beheersing beschikken dan gemeenten die niet volwassen zijn. Met volwassen organisaties wordt in dit onderzoek bedoeld organisaties van zeven jaar of ouder (Evans, 1987) en die zich in een volwassenheidsfase bevinden. Op grond hiervan wordt de volgende hypothese geformuleerd:

Hypothese 1: Er is een positieve relatie tussen de volwassenheid van de gemeenten in Nederland en de kwaliteit van de interne beheersing.

2.4.2 Invloed van complexiteit van de organisatiestructuur op de relatie

tussen volwassenheid en de kwaliteit van de interne beheersing bij

gemeenten in Nederland

De invloed van de complexiteit van de organisatiestructuur op de relatie tussen volwassenheid en de kwaliteit van de interne beheersing is op zichzelf niet eerder onderzocht. Onderzoek toont aan dat de organisatiestructuur positief is gerelateerd aan control (Ouchi, 1977). Ouchi (1977) beredeneert dat de complexe organisatiestructuur de organisatie in staat stelt om meer beheersmaatregelen op te zetten omdat de complexe organisatiestructuur veel meer hiërarchische niveaus en afdelingen omvat. Er wordt verder beargumenteerd dat deze organisatiestructuur veelal leidt tot homogene taken binnen afdelingen en dat hierdoor de toezichthoudende taak van de managers wordt vergroot. Bovendien stellen Verweire en Van den Berghe (2003) dat bij een complexe organisatiestructuur goede teams worden geformuleerd om problemen binnen de organisatie te kunnen opsporen en op te lossen. Een

33 leiden tot efficiency. Zij suggereren dat de organisaties met een complexe structuur meer procedures en richtlijnen hebben en dat de complexiteit een positieve invloed heeft op de kwaliteit en efficiency van activiteiten. Als gevolg hiervan kunnen deze organisaties risico’s vermijden. Dit onderzoek beredeneert dat de complexiteit van de organisatiestructuur op basis van de voorgaande redeneringen een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de interne beheersing, doordat in de wetenschappelijke literatuur wordt gesteld dat organisaties met complexe organisatiestructuren over meer hiërarchische niveaus en afdelingen en over meer procedures en richtlijnen beschikken. Bovendien wordt gesteld dat managers bij organisaties met complexe organisatiestructuren meer toezichthoudende taken verrichten dan managers bij organisaties met niet-complexe organisatiestructuren. Op basis van het voorgaande wordt de volgende hypothese geformuleerd:

Hypothese 2: De complexiteit van de organisatiestructuur heeft een positief effect op de relatie tussen volwassenheid van de gemeenten in Nederland en de kwaliteit van de interne beheersing.

2.4.3 Invloed van organisatiegroei op de relatie tussen volwassenheid en de

kwaliteit van de interne beheersing bij gemeenten in Nederland

De invloed van de organisatiegroei op de relatie tussen volwassenheid en de kwaliteit van de interne beheersing bij gemeenten in Nederland is nauwelijks onderzocht. Eerder onderzoek toont aan dat profitorganisaties die groei ervaren meer interne beheersingstekortkomingen rapporteren (Ashbaugh-Skaife et al., 2007; Doyle et al., 2007; Kinney en McDaniel, 1989; Petrovits et al., 2011). Ashbaugh-Skaife et al., (2007) en Doyle et al. (2007) suggereren in hun onderzoek dat groeiende organisaties hun interne beheersing niet kunnen handhaven en dat er tijd nodig is om nieuwe procedures op te zetten wanneer zij groeien. Ook wordt beargumenteerd dat er vaak nieuw personeel moet worden aangetrokken en nieuwe interne beheersingsprocessen en technologieën moeten worden geïmplementeerd bij organisaties die groei ervaren. Daarnaast beargumenteerd Haire (1959) en Hedberg (1981) dat de organisatiegroei veel administratieve wijzigingen en coördinatieproblemen binnen de organisatie veroorzaakt. Tevens stellen Petrovits et al. (2011) dat de organisatie niet vaak in staat is om haar interne beheersingsmaatregelen adequaat te evalueren en bij te werken

wanneer zij groeit. Hieruit kan worden beredeneerd dat bij groeiende organisaties de kwaliteit van de interne beheersing nog verder verslechtert. Dit onderzoek verwacht op basis van voorgaande redeneringen, uit de onderzoeken van Ashbaugh-Skaife et al. (2007), Doyle et al. (2007) en Petrovits et al. (2011), dat organisatiegroei een negatieve invloed heeft op de relatie tussen volwassenheid en de kwaliteit van de interne beheersing. Op basis hiervan wordt de volgende hypothese geformuleerd:

Hypothese 3: De organisatiegroei van Nederlandse gemeenten heeft een negatief effect op de relatie tussen volwassenheid van gemeenten in Nederland en de kwaliteit van de interne beheersing.

35

2.5Conceptueel model

In deze paragraaf wordt het conceptueel model grafisch weergegeven. Op basis van de geformuleerde hypothesen in paragraaf 2.4, wordt het conceptueel model van dit onderzoek grafisch gepresenteerd in figuur 2. Het model veronderstelt dat volwassenheid van de gemeenten positief (+) is gerelateerd aan de kwaliteit van de interne beheersing. Daarnaast wordt verwacht dat de complexiteit van de organisatiestructuur een positief (+) modererend effect heeft op de relatie tussen volwassenheid van de gemeenten in Nederland en de kwaliteit van de interne beheersing. Als laatste wordt verwacht dat de organisatiegroei van de gemeenten een negatief (-) modererend effect heeft op de relatie tussen de volwassenheid van de gemeenten en de kwaliteit van de interne beheersing.

Figuur 2: Conceptueel model

Volwassenheid van de gemeenten Kwaliteit interne beheersing gemeenten Complexiteit organisatiestructuur Hypothese 3 - Hypothese 2 + Hypothese 1 + Organisatiegroei