• No results found

B- coefficient Wald Sig coefficient Wald Sig.

5.3.3 Regressieanalyse waardering

Doormiddel van het uitvoeren van een regressieanalyse kan de causale relatie tussen een afhankelijke variabele en een of meer onafhankelijke variabelen onderzocht worden. In dit onderzoek zal de invloed van de persoonskenmerken en het bezoekgedrag op de beoordeling van een centrum onderzocht worden. Er zal worden onderzocht in hoeverre bepaalde

persoonskenmerken van invloed zijn op de beoordeling van een centrum. Aan de hand hiervan kan antwoord gegeven worden op de vraag of het type bezoeker van invloed is op de waardering van een centrum. Het gaat hierbij om de fysieke kwaliteiten van een centrum. Dit cijfer bestaat uit een combinatie van een aantal indicatoren waarvoor de respondenten een cijfer hebben gegeven. De totstandkoming van dit cijfer zal verderop besproken worden.

Het cijfer voor de waardering van een centrum is een combinatie van verschillende

beoordelingscijfers uit de enquête. Het cijfer is het gemiddelde van de volgende combinatie van omgevingsfactoren:  Winkeldiversiteit  Winkelkwaliteit  Uitstraling panden  Inrichting etalages  Netheid straten  Inrichting straten  Gezelligheid

Nadat deze cijfers zijn samengevoegd tot één cijfer is de Cronbachs alfa toets uitgevoerd. Doormiddel van deze toets is het mogelijk om te zien of een set items daadwerkelijk aan elkaar gerelateerd is als groep. Hoe hoger de waarde hoe meer de items aan elkaar gerelateerd zijn. In dit geval gaf de Cronbachs alfa een waarde aan van 0,894. Op een schaal tussen 0 en 1 is dit een goede score. Aan de hand hiervan is besloten dat deze combinatie van cijfers samengevoegd kan worden tot één cijfer. Hieronder volgt een tabel met de waarderingen per centrum.

62 Centrum Waardering Historische steden Bergen op Zoom 6,8527 Zutphen 7,5642 Gouda 7,1693 Niet-historische steden Etten-Leur 7,0305 Helmond 6,8910 Hengelo 5,9913 Meppel 7,0599 Oosterhout 6,5912 Oss 6,2966 Weert 6,6888

Tabel 8: Waardering, per centrum

De waardering voor het centrum is de afhankelijke variabele in deze regressieanalyse. De

persoonskenmerken en het bezoekgedrag van de consument zijn de onafhankelijke variabelen. Per onafhankelijke variabele kan op deze manier de invloed op de waardering van het centrum bekeken worden. Ook het bezoekmotief wordt meegenomen in deze regressieanalyse. Een aantal

onafhankelijke variabelen is omgezet in dummyvariabelen aangezien een regressieanalyse niet werkt met categorische variabelen.

63

Tabel 9: Regressieanalyse waardering centrum

In de bovenstaande tabel zijn de uitkomsten van de regressieanalyse te vinden. Allereerst zal de samenvatting van het model besproken worden. De F-waarde wordt berekend door het aandeel verklaarde variantie te delen door het aandeel onverklaarde variantie. De F-waarde geeft vooral aan of het model daadwerkelijk iets verklaard. Dit kan gemeten worden aan de hand van de significantie van de F-waarde. Over het algemeen wordt in de wetenschap gewerkt met een significantieniveau van kleiner dan 0,05. In dit model is de significantie van de F-waarde 0,00 en dus kleiner dan 0,05. Dit model is dus significant. Aan de hand van de determinatiecoëfficiënt (R2) kan worden bepaald

Variabelen Coëfficiënten

B T Sig.

(Constant) 6,405 65,473 0,00

Bezoekgedrag

Duur ,001 2,128 0,03

Afstand van het centrum ,003 2,932 0,00

Persoonskenmerken Leeftijd ,005 4,116 0,00 Man -,009 -,209 0,83 Vervoermiddel (Auto) Te voet -,045 -,824 0,41 Fiets -,078 -1,627 0,10 Openbaar vervoer -,254 -2,229 0,03 Opleidingsniveau (HBO) Lager ,013 ,218 0,83 MBO ,035 ,716 0,47 WO ,020 ,271 0,79

Inkomen (Midden inkomen)

Laag Inkomen ,056 ,878 0,38 Hoog Inkomen ,065 1,251 0,21 Bezoekmotief (Funshoppen) Runshoppen -,005 -,086 0,93 Doelshoppen -,184 -3,388 0,00 Historiciteit Historische stad ,458 10,338 0,00 Samenvatting model F 13,740 R2 0,120 Adjusted R2 0,111

64 hoeveel variantie van de afhankelijke variabele Waardering centrum verklaard wordt door de

onafhankelijke variabelen. In dit model is de R2 vrij laag. Een score van 0,120 betekent dat slechts

12% van de variantie in het cijfer voor de waardering wordt verklaard door deze onafhankelijke variabelen.

De coëfficiënten die bij de onafhankelijke variabelen horen zullen nu worden besproken. In kolom B is de partiële regressiecoëfficiënt te vinden. Dit getal geeft de verandering van de afhankelijke variabele aan wanneer de onafhankelijke variabele met één eenheid toeneemt. In dit geval geeft het dus de verandering in de waardering van het centrum aan. Bij deze partiële regressiecoëfficiënten wordt de waarde beïnvloed door de eenheden waarin de variabelen zijn gemeten. Wanneer de bezoekduur niet in minuten maar in uren wordt gemeten zou dit een ander regressiecoëfficiënt opleveren. De regressiecoëfficiënten in kolom B kunnen dus niet met elkaar worden vergeleken. De T-waarde in een regressieanalyse wordt gebruikt om te zien of de regressiecoëfficiënt significant afwijkt van nul.

Wanneer gekeken wordt naar het bezoekgedrag valt op dat beide variabelen een significante invloed hebben. In beide gevallen is deze invloed ook positief. Een stijging van de bezoekduur leidt tot een hogere waardering van het centrum. Een stijgende afstand van het centrum leidt eveneens tot een hoger cijfer. Het is echter de vraag of deze causale relatie ook deze kant op loopt. Het is namelijk ook logisch te verklaren dat mensen die een centrum hoger waarderen langer in dit centrum blijven. Ook zijn mensen die een centrum hoog waarderen eerder bereid een lange afstand af te leggen. Toch is het interessant om te zien dat deze relatie wel degelijk bestaat.

Wat betreft de persoonskenmerken zal allereerst ingegaan worden op de leeftijd. De leeftijd heeft een positieve invloed op de waardering voor een centrum. Hoe ouder men wordt hoe hoger de waardering voor een centrum over het algemeen is. Het geslacht blijkt geen significante invloed te hebben op de waardering voor een centrum.

De vervoermiddelkeuze, het opleidingsniveau, het inkomen en het bezoekmotief zijn allen categorische variabelen die zijn omgezet in dummyvariabelen. Deze variabelen worden onderling vergeleken met de referentiecategorie. De referentiecategorie is tussen haakjes aangegeven bij elke categorische variabele. In het geval van de vervoermiddelkeuze is de variabele Openbaar vervoer significant. Bij een significantieniveau van 10% is ook de fiets een significante variabele. Vergeleken met de referentiecategorie, de auto, waarderen reizigers met het openbaar vervoer een centrum een stuk lager. Ook de fietsende bezoekers hebben een lagere waardering voor het centrum dan de

65 automobilisten. Vooral de lagere waardering van reizigers die gebruik maakten van het openbaar vervoer is opvallend. De verwachting zou juist zijn dat vooral dagjesmensen met het openbaar vervoer komen. Zij zullen eerder naar een centrum gaan dat zij aantrekkelijk vinden.

Uit nader onderzoek bleek echter dat Hengelo een hoog aantal respondenten had die met het openbaar vervoer reisden, vooral vergeleken met de overige niet-historische steden. Hengelo is tegelijkertijd ook de stad met de laagste waardering voor het centrum. Dit kan het negatieve regressiecoëfficiënt verklaren. Op het gebied van het inkomen en opleidingsniveau is geen van de variabelen significant.

Het bezoekmotief heeft echter wel een significante variabele. Doelshoppers waarderen vergeleken met funshoppers het centrum een stuk minder. Dit valt ook te verwachten. Een funshopper komt voor zijn plezier naar een centrum, dit doen zij waarschijnlijk dus in een centrum dat zij aantrekkelijk vinden. Een doelshopper komt niet voor het centrum zelf, zij komen voor een bepaald product. Hen interesseert de aantrekkelijkheid van het centrum dus ook minder.

Laatstens is gekeken naar de invloed van de historiciteit op de waardering voor een centrum. Dit is een belangrijk aspect van dit onderzoek. Uit de regressieanalyse blijkt dat de historiciteit van een centrum een significante invloed heeft op de waardering voor het centrum. De B-waarde is positief en vrij hoog. Wanneer gekeken wordt naar de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten is te zien dat de historiciteit van alle onafhankelijke variabelen verreweg de meeste invloed heeft op de waardering van een centrum. Een historisch centrum scoort dus hoger op de waardering van bezoekers dan een niet-historisch centrum.

66

5.4 Bezoekgedrag bezoekers

We hebben nu het profiel van de bezoekers onderzocht, de motieven waarmee ze een centrum bezoeken, en de waardering van het centrum. Laatstens wordt in deze paragraaf ook het

bezoekgedrag van de bezoekers besproken. Wat doen zij in het centrum en zijn hierbij significante verschillen te vinden tussen historische en niet-historische steden. Aan de hand van een t-toets zullen de gemiddeldes van beide populaties wederom vergeleken worden. Per variabele die onderdeel is van het bezoekgedrag zullen de gemiddeldes van een historische stad vergeleken worden met de gemiddeldes van respondenten uit een niet-historische stad. De nulhypothese luidt als volgt:

De gemiddeldes van het bezoekgedrag verschillen niet significant per type stad.

Historisch Niet-historisch

Bezoekgedrag Gem Std Gem Std T-waarde Sig. Verschil in gem.

Afstand (km) 13,32 28,96 6,21 15,12 -5,68 0,00 7,11

Duur bezoek (min) 82,56 64,24 68,57 54,93 -4,66 0,00 13,99

Bestedingen 49,66 76,52 47,15 71,24 -0,71 0,48 2,51

Frequentie centrumbezoek 106,21 114,50 101,29 113,48 -0,89 0,01 4,92

Tabel 10: T-toets bezoekgedrag historiciteit

De nulhypothese kan in bij drie van de vier variabelen verworpen worden. Er zit wel degelijk een significant verschil in het bezoekgedrag van bezoekers tussen historische en niet-historische steden. De enige variabele waaruit geen significant verschil naar voren komt is de bestedingen. In historische steden wordt er per bezoek dus niet meer uitgegeven dan in niet-historische steden.

Historische steden worden echter wel vaker bezocht dan niet-historische steden. Aan de ene kant is dit opvallend aangezien verwacht wordt dat veel mensen slechts voor een dagje uit naar een historische stad gaan. Zij zullen van verdere afstand komen en waarschijnlijk minder vaak in het centrum komen. Aan de andere kant is het voor mensen die in de buurt van een historisch centrum komen waarschijnlijk aantrekkelijker om een tijdje in het centrum door te brengen. We hebben namelijk al geconcludeerd dat een historisch centrum hoger gewaardeerd wordt.

Wat betreft de afstand wordt duidelijk dat bezoekers van historische steden gemiddeld een grotere afstand afleggen tot het centrum. Dit heeft waarschijnlijk ook te maken met de aantrekkelijkheid. Voor een aantrekkelijk centrum zijn mensen bereid meer afstand af te leggen. Ook het feit dat historische steden meer funshoppers aantrekken heeft hiermee te maken. Funshoppers komen vaak

67 voor hun plezier een dagje doorbrengen in het centrum. Over het algemeen zullen zij eerder geneigd zijn een langere afstand af te leggen.

Ook de duur van het bezoek laat een duidelijk verschil zien tussen historische en niet-historische steden. Een bezoek aan een historische stad duurt gemiddeld zo'n 14 minuten langer dan een bezoek aan een niet historische stad. Ook dit kan verklaard worden vanuit de aantrekkelijkheid van de stad. Mensen brengen hun tijd er liever door dan in een minder aantrekkelijke stad. Ook de verhouding tussen runshoppers en funshoppers in historische steden draagt bij aan een hogere bezoekduur. Funshoppers zijn over het algemeen langer in de stad te vinden dan mensen die slechts komen voor de boodschappen. Uit de voorgaande analyses kwam al naar voren dat er in historische steden naar verhouding meer funshoppers zijn dan in niet-historische steden.

68

6. Conclusie

6.1 Conclusie

Dit onderzoek is opgezet aan de hand van een dubbele doelstelling. Beide doelen zijn opgesteld met een verschil tussen historische steden en niet-historische steden in het achterhoofd. Het eerste doel was inzicht te verkrijgen in een mogelijk verschil in bezoekmotief tussen bezoekers van historische en niet-historische steden. Het tweede doel was om inzicht te verkrijgen in de mogelijk verschillende type bezoekers van historische en niet-historische steden. Naar aanleiding van deze doelstelling luidde de hoofdvraag van het onderzoek als volgt:

Zijn er verschillen in het bezoekmotief en het type bezoeker tussen bezoekers van historische binnensteden en niet-historische binnensteden en hoe kunnen deze verklaard worden?

Om tot beantwoording van deze hoofdvraag te komen zijn vier deelvragen opgesteld. Om deze conclusie overzichtelijk te houden zullen deze doelvragen afzonderlijk behandeld worden. Ten slotte zal getracht worden een antwoord te geven op de hoofdvraag. De vier deelvragen luiden als volgt:

I. Wordt een historische binnenstad hoger gewaardeerd door bezoekers dan een niet- historische binnenstad?

II. Zijn er verschillen in het type bezoeker van historische binnensteden ten opzichte van niet- historische binnensteden?

III. Wat is het bezoekmotief van bezoekers van historische steden? IV. Wat is het bezoekmotief van bezoekers van niet-historische steden?

Waardering historische binnensteden

Op de vraag of historische binnensteden hoger gewaardeerd worden dan niet-historische binnensteden kan bevestigend geantwoord worden. Op vrijwel elk van de factoren waar een beoordelingscijfer voor gegeven is scoren de historische steden het hoogst. Alleen op het vlak van parkeergelegenheid scoren de historische steden minder. Aangezien dit soort steden niet ontwikkeld zijn met bereikbaarheid voor auto's in het achterhoofd is dit een zwakke kant van historische steden. Parkeergelegenheid is in historische steden vaak verder van het centrum dan in niet-historische steden. De grootste verschillen in scores van historische steden ten opzichte van niet-historische steden zijn te vinden in de gezelligheid van het centrum en de beoordeling voor het centrum als geheel. Opvallend is dat ook Meppel, ingeschaald als niet-historische stad, hoog scoort voor de

69 gezelligheid en het centrum als geheel. Het is hierbij interessant op te merken dat Meppel op het grensgebied tussen historisch en niet-historisch ligt.

Verschillende bezoekers

De tweede deelvraag gaat in op het type bezoeker van historische en niet-historische steden. Om verschillen in het type bezoeker te ontdekken is gekeken naar de persoonskenmerken en het bezoekgedrag van respondenten. Wat betreft het bezoekgedrag vallen twee dingen onmiddellijk op. Bezoekers van historische steden leggen gemiddeld een grotere afstand af van hun woonplaats tot het centrum. Daarnaast verblijven bezoekers van historische steden significant langer in het centrum. Een bezoek aan een historische stad duurt gemiddeld 83 minuten, een bezoek aan een niet-

historische stad gemiddeld slechts 68 minuten. Bezoekers van een historische stad leggen gemiddeld 13,3 kilometer af voor een bezoek. Voor een bezoek aan een niet-historische stad leggen bezoekers gemiddeld slechts 6,2 kilometer af. De reikwijdte van een historische stad is, wat bezoekers in het algemeen betreft, dus ruim twee keer zo groot.

Ook op het gebied van de persoonlijke kenmerken van bezoekers zijn interessante verschillen te vinden. De kanttekening die hierbij geplaatst moet worden is de vraag in hoeverre het hier puur om bezoekers gaat. Veel bezoekers van binnensteden wonen ook in deze stad. Bekend is dat er

verschillen zijn tussen bewoners van historische en niet-historische steden op het gebied van inkomen en opleidingsniveau. Het feit dat de gemiddelde afstand tot het centrum echter een stuk hoger ligt bij historische steden doet echter vermoeden dat een groot gedeelte van de respondenten niet in de historische stad zelf wonen. Wat betreft de vervoermiddelkeuze valt slechts een ding op. Het openbaar vervoer wordt significant meer gebruikt voor bezoeken aan historische steden. Dit kan te maken hebben met de matige parkeergelegenheid in veel historische steden. Ook het feit dat historische steden aantrekkelijker zijn voor een dagje uit kan bijdragen aan het hogere aantal gebruikers van openbaar vervoer.

De interessante verschillen zitten echter in het inkomen en het opleidingsniveau van de

respondenten. Vanuit de theorie kwam naar voren dat inwoners van historische steden gemiddeld genomen hoger opgeleid zijn en een hoger inkomen hebben. Dit verband komt ook naar voren bij bezoekers. Bezoekers van historische steden zijn gemiddeld hoger opgeleid en hebben een hoger inkomen dan bezoekers van niet-historische steden. Al met al is de conclusie dat er wel degelijk verschillen zijn in het type bezoeker van historische steden ten opzicht van niet-historische steden.

70 Bezoekmotief

De laatste twee deelvragen gaan in op het bezoekmotief van de respondenten. De verschillen zitten op dit gebied tussen het aandeel runshoppers en funshoppers. Het percentage doelshoppers is voor historische en niet-historische steden ongeveer gelijk. Voor doelshoppers is de aantrekkelijkheid van een stad niet echt van belang. Zij moeten voor een bepaald product de stad in en de historiciteit heeft hier dus ook geen invloed op. Het historische karakter van een stad lijkt wel invloed te hebben op de andere twee motieven. Het aandeel runshoppers in niet-historische steden is ongeveer 28 procent van het totale aantal bezoekers. In historische steden is het aandeel runshoppers slechts 23 procent van het totale aantal bezoekers. Dit verschil bestaat ook wanneer gelet wordt op het

percentage funshoppers van het totale aantal bezoekers. Hier ligt het percentage funshoppers juist 5 procentpunt hoger in historische steden. Er kan dus geconcludeerd worden dat er wel degelijk verschil zit in het bezoekmotief van consumenten. Historiciteit heeft invloed op funshoppers en runshoppers. Voor doelshoppers is de historiciteit van een centrum niet van belang.

Verder onderzoek

De verschillende deelvragen bieden voor een groot deel ook het antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek. Er zijn wel degelijk verschillen in het bezoekmotief en type bezoeker tussen historische en niet-historische steden. Het verklaren van deze verschillen is echter lastig. Een groot gedeelte van de verklaring van dit verschil is gebaseerd op aannames. De beoordelingscijfers voor de

binnensteden wijken significant af wanneer historische steden met niet-historische binnensteden worden vergeleken. Dit kan verklaren waarom een funshopper eerder geneigd is te kiezen voor een historische stad. In historische steden worden factoren die voor een funshopper van belang zijn namelijk hoger gewaardeerd. Het is echter de vraag of deze relatie zo direct loopt en er geen sprake is van andere invloeden. Dit onderzoek levert meer inzicht op wat betreft de invloed van historiciteit op bezoekers. Het roept echter ook nieuwe vragen op. Een belangrijk punt van aandacht zit in de historiciteit. Het is de vraag in hoeverre puur de historiciteit van invloed is, of juist de factoren die met de historiciteit te maken hebben. Funshoppers gaan meer naar historische steden. Komt dit echter door de historiciteit zelf, of komt dit door de betere sfeer en mooiere uitstraling. Dit zijn belangrijke vragen voor verder onderzoek. Een conclusie van dit paper is dan ook dat verder

onderzoek noodzakelijk is voor een eenduidig antwoord. Er zal gevraagd moeten worden naar welke factoren van belang zijn voor de verschillende typen bezoekers. Naar aanleiding van dit onderzoek kunnen alleen vermoedens worden uitgesproken.

71

6.2 Aanbevelingen

In de doelstelling die is opgesteld voorafgaand aan dit onderzoek is ook ingegaan op de behoeftes die bezoekers met een bepaald bezoekmotief hebben. Het is voor gemeenten van belang na te denken over het feit dat bepaalde karakteristieken van hun centrum bijdragen aan het aantrekken van een specifieke groep consumenten. Voor de historische steden ligt de uitdaging in het bijschaven van de zwakke punten. Het punt dat het duidelijkst naar voren komt is de gebrekkige parkeergelegenheid. Het is lastig om parkeergelegenheid te creëren in een historisch centrum. Daarom is het van belang de parkeerplaatsen buiten het centrum goed te verbinden met de binnenstad. Op deze manier zullen consumenten minder waarde hechten aan het feit dat ze niet in het centrum zelf kunnen parkeren. Een andere uitdaging ligt in het faciliteren van de grote groep funshoppers. Wordt er voldoende aandacht besteedt aan de horeca en andere recreatieve aspecten van de stad.

Voor niet-historische steden ligt de uitdaging juist in het aanboren van de groep funshoppers die op dit moment het centrum nog overslaan. Er zijn twee factoren waar historische steden flink hoger op scoren dan niet-historische steden. Deze twee factoren lijken ook de aanleiding te zijn voor het feit dat veel funshoppers voor historische centra kiezen. Het gaat hierbij om de gezelligheid en de