• No results found

5. Toetsende analyse

5.2 Motieven bezoekers

In deze paragraaf komen de bezoekmotieven van de bezoekers aan bod. Ook bij deze analyse staat het verschil tussen de historische en niet-historische binnenstad centraal. Allereerst zullen de

bezoekmotieven in zijn algemeenheid besproken worden. Vervolgens zal de analyse plaatsvinden aan de hand van een kruistabel en een logistische regressieanalyse.

In de enquête is de respondenten gevraagd naar de reden van hun bezoek. Aan de hand van de reden die de respondenten op hebben gegeven zijn de typeringen van het bezoek door de enquêteurs opgesteld. Deze typeringen variëren tussen vier verschillende motieven:

- Boodschappen doen - Gerichte aankoop - Winkelen

- Recreatief verblijf

Wanneer de respondenten zelf de reden van hun bezoek aangeven wordt gevraagd naar hun eigen inschatting. Bezoekers hebben vaak echter geen weet van de theorie achter bezoekmotieven. Dit leidt ertoe dat het bezoekmotief dat wordt aangegeven soms niet het werkelijke bezoekmotief is. Wanneer een consument voor een broek naar het centrum komt is dit voor hun gevoel een gerichte aankoop. Dit zou in de theorie vertaald worden naar een doel motief. Wanneer deze consument echter zes kledingwinkels bezoekt voor deze broek is het in werkelijkheid winkelen en dus een fun motief. Dit is een afwijking in de validiteit waar rekening mee gehouden moet worden. In het vervolg van dit onderzoek zullen de bezoekmotieven die consumenten zelf opgeven de aangegeven

52 5.2.1 Aangegeven bezoekmotieven

Allereerst zullen de aangegeven bezoekmotieven behandeld worden aan de hand van de typeringen van het bezoek. In de enquête zijn vier verschillende typeringen voor het bezoek meegenomen. Aan de hand van de reden voor het bezoek die de respondent gaf is een van deze typeringen gekozen. Het meest aangegeven bezoekmotief blijkt de gerichte aankoop te zijn. Ruim 40% van de

respondenten geeft aan voor een gerichte aankoop naar het centrum te komen.

Figuur 15: Aangegeven typering bezoek

Voor dit onderzoek worden echter slechts drie bezoekmotieven gebruikt, zoals in de wetenschappelijke theorie gebruikelijk is. Deze zijn behandeld in het theoretisch kader.

Boodschappen doen wordt runshoppen. Gerichte aankopen vallen onder het doelshop motief. Voor het funshop motief worden het recreatieve verblijf en het winkelen samengevoegd. In figuur () is dit visueel weergegeven. Wat meteen opvalt is het hoge percentage doelshoppers. In de theorie wordt juist verwacht dat doelshoppen het kleinste aandeel heeft. Dit is te verklaren vanuit het feit dat het hier om de aangegeven bezoekmotieven gaat. Wanneer consumenten voor een nieuwe broek naar het centrum komen zien zij dat als een gerichte aankoop. Dit valt onder het doelshoppen. Echter gaat

53 het doelshoppen in de theorie over grotere gerichte aankopen, zoals witgoed of elektronica. Vandaar dat het ook belangrijk is een kanttekening te plaatsen bij de validiteit van dit onderdeel.

Figuur 16: Aangegeven bezoekmotief

Wanneer men kijkt naar de bezoekmotieven per centrum komen verschillende bijzonderheden aan het licht. Zo is het percentage funshoppers in Helmond erg hoog. De theorie zou voorspellen dat vooral in de historische steden een hoog percentage funshoppers zal zijn. Dit komt, met uitzondering van Helmond, ook naar voren. Bergen op Zoom, Gouda en Zutphen hebben het hoogste percentage funshoppers, op Helmond na. Het lage percentage doelshoppers in Helmond is ook opvallend. Op dit gebied blijft Helmond ruimschoots achter ten opzichte van de overige centra. Wat betreft het runshoppen valt het lage percentage van Bergen op Zoom op. Dit kan verklaard worden uit een klein aantal supermarkten in het centrum, of een slechte bereikbaarheid. Wanneer Bergen op Zoom uitgelicht wordt blijkt ook dat er slechts een supermarkt enigszins in de buurt van het centrum zit. Wanneer een stad slecht bereikbaar is, is het centrum niet aantrekkelijk voor runshoppers. Ook is Bergen op Zoom een historische stad. Historische steden hebben vaak kleinere panden met een laag aantal vierkante meters aan vloeroppervlak. Dit is niet gunstig voor supermarkten.

54

Figuur 17: Bezoekmotief per centrum

5.2.2 Bezoekmotief en historiciteit

Wanneer specifiek wordt gekeken naar het bezoekmotief per type centrum komen de verschillen beter tot uiting. In dit onderzoek draait het uiteindelijk om het verschil tussen historische en niet- historische binnensteden. Aan de hand van de onderstaande kruistabel en grafiek zijn de verschillen goed af te lezen.

Tabel 4: Bezoekmotief per soort centrum

Historisch Niet-historisch Bezoekmotief Aantal Percentage Aantal Percentage

Run 142 23,1% 384 28,7%

Fun 219 35,6% 395 29,5%

55

Figuur 18: Bezoekmotief per soort centrum

Het percentage doelshoppers ligt zowel in historische als in niet-historische steden op ongeveer 41 procent. Aangezien doelshoppers voor een bepaald doel naar de stad komen maakt het voor deze consumenten niet uit of de stad historisch of niet-historisch is. Het feit dat het percentage

doelshoppers voor beide soorten steden precies gelijk ligt is dan ook niet verassend. Het grootste verschil zit in de verhouding tussen runshoppers en funshoppers. In niet-historische steden is het percentage runshoppers bijna even groot als het percentage funshoppers. In historische steden is er echter een aanzienlijk verschil tussen het percentage runshoppers en het percentage funshoppers. Het aandeel van funshoppers in historische steden is zo'n 6 procentpunt groter dan in niet-

historische steden. Historische steden zijn dus aantrekkelijker voor funshoppers. Tegelijkertijd lijkt dit ten koste te gaan van de runshoppers.

Met behulp van een logistische regressie kan nog dieper worden ingegaan op de verschillende bezoekmotieven. Aangezien het bezoekmotief bestaat uit drie verschillende categorieën wordt gebruik gemaakt van een multinomiale logistische regressie. Deze multinomiale logistische

regressieanalyse biedt evenals de gewone logistische regressie inzicht in de kansen op een bepaalde uitkomst. In dit geval dus de kans op een bepaald bezoekmotief. In een multinomiale logistische regressieanalyse is een van de categorieën van de afhankelijke variabelen de referentiecategorie. De kansen op een van de andere categorieën wordt vergeleken met de kans op de referentiecategorie. In dit geval is het fun motief de referentiecategorie.

56

Run Doel