• No results found

Reglementering van de privésector

In document 2 15 (pagina 45-49)

In toepassing van het federaal regeerakkoord van 9 oktober 2014 werd de reglementering inzake tijds­

krediet gewijzigd door het KB van 30 december 2014 dat het KB van 12 december 2001 wijzigt.

Die wijzigingen hebben niet enkel betrekking op het algemene stelsel van het tijdskrediet, maar ook op het eindeloopbaanstelsel. Ze zijn effectief in wer­

king getreden op 1 januari 2015. Er zijn echter over­

gangsbepalingen voorzien.

Het is belangrijk om een onderscheid te maken tus­

sen het recht op tijdskrediet bij de werkgever, waar­

voor de regels grotendeels onveranderd blijven, en het recht op onderbrekingsuitkeringen, dat substan­

tieel werd gewijzigd.

Het recht op tijdskrediet bij de werkgever wordt ge­

regeld door de cao nr. 103 waarin het volgende wordt bepaald:

•de toelatingsvoorwaarden om tijdskrediet te krijgen;

•de minimum­ en maximumduur van tijdskrediet alsook de verrekeningsregels van de reeds verkre­

gen periodes;

•de regels voor het organiseren van het tijdskrediet binnen de onderneming (beperking van het recht tot een quotum van gelijktijdige afwezigheden, mogelijkheden tot uitstel …);

46

In de cao nr. 103bis van 27 april 2015 werd een bij­

komende gelijkstelling voorzien voor de berekening van het beroepsverleden van 5 en 25 jaar als loon­

trekkende, vereist om het tijdskrediet zonder motief en het tijdskrediet eindeloopbaan te krijgen.

Voortaan komen de dagen gedekt door een ontslag­

compensatievergoeding in aanmerking voor de be­

rekening van die 5 of 25 jaar.

Naast het recht op tijdskrediet bij de werkgever is er het recht op onderbrekingsuitkeringen toegekend door de RVA. Dat recht, voorzien door het KB van 12 december 2001, werd gewijzigd door het voor­

melde KB van 30 december 2014. De nieuwe bepa­

lingen van het KB van 30 december 2014 zijn van toepassing op de eerste aanvragen om onderbre­

kingsuitkeringen die ingaan na 31 december 2014.

Onder ‘eerste aanvraag’ dient te worden verstaan:

•alle aanvragen van werknemers die voor het eerst onderbrekingsuitkeringen vragen;

•alle aanvragen om onderbrekingsuitkeringen die geen ononderbroken verlenging zijn, in hetzelfde stelsel en in dezelfde breuk, van een periode van tijdskrediet met een ‘theoretisch’ recht op onder­

brekingsuitkeringen.

Wat het algemene stelsel betreft, wordt het recht op het tijdskrediet zonder motief voortaan toege­

kend zonder onderbrekingsuitkeringen.

Inzake het tijdskrediet met motief werden de motieven en de duur ervan gewijzigd. Vanaf 1 januari 2015 kun­

nen de onderbrekingsuitkeringen worden toegekend:

•gedurende maximaal 36 maanden voor het volgen van een opleiding;

•gedurende maximaal 48 maanden om te zorgen voor zijn kind jonger dan 8 jaar, te zorgen voor een ernstig ziek gezins­ of familielid tot de 2de graad, om palliatieve zorgen te verstrekken, en om te zorgen voor zijn gehandicapt kind dat jon­

ger is dan 21 jaar.

De duur van 36 of 48 maanden wordt niet proporti­

oneel berekend in geval van deeltijds tijdskrediet.

De maximumduur van 36/48 maanden (naargelang van het motief) moet overigens worden verminderd met de reeds opgenomen periodes van schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties, met uitzon­

dering van de thematische verloven.

De periodes van tijdskrediet zonder motief die voor­

dien reeds werden genomen, moeten proportioneel worden afgetrokken van de maximumduur van het tijdskrediet met motief, d.w.z. na omzetting van de periodes zonder motief die al werden genomen in maanden ‘voltijds equivalent’.

De periodes van tijdskrediet met motief worden daarentegen niet proportioneel afgetrokken.

Momenteel is er, wat de duur van het tijdskrediet met motief betreft, een gebrek aan overeenstemming tus­

sen de cao nr. 103 en het KB van 12 december 2001, zoals gewijzigd door dat van 30 december 2014.

Zolang de cao nr. 103 niet zal zijn aangepast, zullen de werknemers geen tijdskrediet kunnen krijgen voor de motieven ‘kind jonger dan 8 jaar’, ‘palliatieve zor­

gen’ of ‘zorgen voor een zwaar ziek gezins­ of fami­

lielid tot de 2de graad’ voor een duur van meer dan de 36 maanden voorzien door de cao nr. 103.

2

cao KB 12.12.2001

Motief nr. 103 (zoals gewijzigd door het KB van 30.12.2014)

Een opleiding volgen 36 maanden 36 maanden

Zorgen voor zijn kind dat jonger is dan 8 jaar 36 maanden 48 maanden

Zorgen voor een ernstig ziek gezins­ of familielid

tot de 2de graad 36 maanden 48 maanden

Zorgen voor een zwaar ziek minderjarig kind 48 maanden 48 maanden

Palliatieve zorg 36 maanden 48 maanden

Zorgen voor zijn gehandicapt kind jonger dan 21 jaar 48 maanden 48 maanden

Ook het eindeloopbaanstelsel werd aanzienlijk ge­

wijzigd.

Sinds 1 januari 2015 kunnen enkel de werknemers die minstens 60 jaar zijn (in plaats van 55 jaar zoals dat vroeger het geval was) bij aanvang van het tijdskrediet uitkeringen genieten in het kader van het eindeloopbaanstelsel.

Als uitzondering op dat principe kunnen er echter nog uitkeringen worden toegekend vanaf 55 jaar wanneer de werknemer, op het moment van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever:

•minstens 35 jaar beroepsverleden in loondienst kan bewijzen, in de zin van de reglementering werkloos­

heid met bedrijfstoeslag;

•ofwel werd tewerkgesteld in een zwaar beroep ge­

durende minstens 5 jaar in de loop van de vooraf­

gaande 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar in de loop van de voorafgaande 15 jaar;

•ofwel werd tewerkgesteld in een beroep met nacht­

prestaties, in de zin van cao nr. 46, gedurende min­

stens 20 jaar;

•ofwel wordt tewerkgesteld in een onderneming die afhangt van het paritair comité of van het pa­

ritair subcomité van het bouwbedrijf en hij be­

schikt over een attest van de arbeidsgeneesheer waarin zijn ongeschiktheid om nog verder te wer­

ken, wordt bewezen.

Bovendien kunnen de onderbrekingsuitkeringen ook worden toegekend vanaf 55 jaar wanneer de aan­

vangsdatum van het tijdskrediet gelegen is in de pe­

riode van erkenning van de onderneming, door de minister van Werk, als een onderneming in herstruc­

turering of in moeilijkheden, in toepassing van de

Voor de werknemers die voldoen aan die afwijkende voorwaarden, heeft de regering voorzien om de leeftijd waarop onderbrekingsuitkeringen kunnen worden verkregen voor 60 jaar geleidelijk op te trekken.

Die leeftijd wordt gebracht op:

•56 jaar, op 1 januari 2016;

•57 jaar, op 1 januari 2017;

•58 jaar, op 1 januari 2018;

•60 jaar, op 1 januari 2019.

Dat betekent dat op 1 januari 2019 de uitzonderin­

gen niet meer van toepassing zullen zijn en alle werknemers pas kunnen worden vergoed vanaf 60 jaar.

In het koninklijk besluit heeft de regering echter mogelijkheden opgenomen voor de sociale partners om ervoor te zorgen dat de toegangsleeftijd tot de onderbrekingsuitkeringen, op basis van de afwijken­

de voorwaarden, niet geleidelijk wordt opgetrokken.

48

De Nationale Arbeidsraad kan immers een collectie­

ve arbeidsovereenkomst afsluiten om een lagere leef­

tijdslimiet te voorzien (minimum 55 jaar) voor de pe­

riode 2015­2016, voor zover:

•die cao verbindend werd verklaard door een ko­

ninklijk besluit;

•die cao is afgesloten voor een beperkte duur van maximum 2 jaar en geen clausule van stilzwijgen­

de verlenging bevat;

•de datum van aanvang of van verlenging van de prestatievermindering is gelegen in de geldig­

heidsperiode van die cao;

•het paritair comité of het paritair subcomité een cao heeft afgesloten, verplicht gemaakt bij ko­

ninklijk besluit, om toe te passen op de werkne­

mers die afhangen van de bepalingen van de cao, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad.

Er moet worden opgemerkt dat de Nationale Arbeids­

raad op 27 april 2015 de cao nr. 118 heeft gepubliceerd tot vaststelling voor 2015­2016 van het interprofes­

sioneel kader voor de verlaging van de leeftijdsgrens naar 55 jaar, voor werknemers met een lange loopbaan, een zwaar beroep of uit een onderne­

ming in moeilijkheden of herstructurering.

De cao nr. 118 heeft dus tot doel om op 1 januari 2016 de leeftijd voor toegang tot onderbrekings­

uitkeringen op basis van de afwijkende voorwaarden niet op te trekken tot 56 jaar.

Naast de aanvragen tot verlenging die onderworpen blijven aan de vroegere reglementering werden ten slotte ook overgangsmaatregelen voorzien.

Een eerste ‘algemene’ overgangsmaatregel voorziet dat de reglementering van kracht voor 1 januari 2015 van toepassing blijft op alle eerste uitkerings aanvragen (tijdskrediet zonder motief, met motief en einde­

loopbaan) waarvoor:

•de ingangsdatum van het tijdskrediet zich situ­

eerde voor 1 juli 2015;

•de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever ge­

beurde voor 1 januari 2015;

•de RVA het formulier voor de aanvraag van de onderbreking suitkeringen ontvangen heeft voor 1 april 2015.

Een tweede overgangsmaatregel, specifiek voor de werknemers die zich aan het einde van hun loop­

baan bevinden en die tewerkgesteld zijn in een on­

derneming in herstructurering of in moeilijkheden, bepaalt dat de vroegere reglementering van toepas­

sing blijft op alle eerste uitkeringsaanvragen die aanvangen na 31 december 2014, voor de werkne­

mers van minstens 50 jaar tewerkgesteld in een on­

derneming in herstructurering of in moeilijkheden, voor zover de datum van erkenning van de onderne­

ming als onderneming in herstructurering of in moeilijkheden gelegen is voor 9 oktober 2014.

Een derde en laatste overgangsmaatregel beoogt sommige hypotheses van tijdelijke onderbreking van het tijdskrediet eindeloopbaan. Dat betekent dat de vroegere reglementering van toepassing blijft, bij een nieuwe aanvraag in 2015, op de werknemers van minstens 50 jaar die al tijdskrediet eindeloop­

baan genoten voor 1 januari 2015 en van wie het recht op uitkeringen tijdelijk werd onderbroken voor een van de onderstaande redenen:

•ofwel een werkhervatting als voltijdse werknemer;

•ofwel een ziekte;

•ofwel het nemen van thematisch verlof (ouder­

schapsverlof, verlof voor medische bijstand of pal­

liatief verlof).

Een andere nieuwigheid inzake tijdskrediet betreft de mogelijkheid om sinds 1 januari 2015 de onder­

brekingsuitkeringen zonder beperking te cumuleren met een overgangsuitkering.

Bovendien bestond de mogelijkheid om de onder­

brekingsuitkeringen te cumuleren met een overle­

vingspensioen gedurende 12 kalendermaanden, al dan niet opeenvolgend, al voor de uitkeringen toe­

gekend in het kader van tijdskrediet sinds 1 juli 2014 en werd ze uitgebreid naar de uitkeringen ontvan­

gen in het kader van de thematische verloven vanaf 1 februari 2015.

2

2.2.3.2

In document 2 15 (pagina 45-49)