• No results found

5. Noord-Brabant

5.3 Regionale afstemming bij herontwikkeling stationslocaties in Noord-Brabant

In dit hoofdstuk zijn de twee lijnen van het onderzoek, knooppuntontwikkeling en regionale samenwerking samengekomen. Paragraaf 5.1 beschrijft de positie van stationslocaties binnen het beleid van gemeenten en de provincie. In paragraaf 5.2 is vervolgens stilgestaan bij netwerkvorming in Noord-Brabant. Uit beide paragrafen kunnen een aantal conclusies worden getrokken die een regionale strategie bij de herontwikkeling van stationslocaties in Noord-Brabant wenselijk maakt.

Het overzicht dat in bijlage 2 is opgenomen laat zien dat Noord-Brabantse gemeenten vergelijkbare programma’s willen realiseren bij de herontwikkeling van hun stationsgebied. Tevens ondervinden gemeenten problemen bij de realisatie van deze programma’s. De vraag naar kantoren is op een structureel lager niveau beland, waardoor al snel overaanbod gecreëerd kan worden. In hoofdstuk 2 is reeds gewezen op de vergelijkbare ontwikkelingsplannen die voor stationslocaties opgesteld worden.

In paragraaf 5.2.1 is aangetoond dat Noord-Brabant voor een belangrijk deel een PUR is, volgens de voorwaarden die Parr (2004) heeft geformuleerd. Dit gegeven is van belang omdat het de basis vormt voor de creatie van complementariteit. In paragraaf 3.3.3 is uitvoerig aandacht besteed aan complementariteit in een polycentrisch stedelijk netwerk. Om te kunnen spreken van

complementariteit moeten de activiteiten, die in de verschillende steden in het netwerk

plaatsvinden, verschillen. Daarnaast moet sprake zijn van een minstens deels overlappende markt voor deze activiteiten (Meijers, 2005: 769). De Brabantse stationslocaties kunnen gebruikt worden om deze afstemming tussen de steden te bewerkstelligen. Door de goede bereikbaarheid liggen deze locaties relatief gezien het dichtst bij de andere steden. Bedrijven die op deze locaties gevestigd zijn, zijn goed bereikbaar vanuit andere steden in het netwerk.

BCI heeft in 2005 onderzoek gedaan naar de ontwikkelpotentie van de stationslocaties van de vijf steden in BrabantStad (zie paragraaf 5.1.1). BCI richtte zich in haar studie op specifieke doelgroepen en concepten die als aanknopingspunt kunnen fungeren bij de herontwikkeling van de stationslocaties (BCI, 2005). Met deze aanpak heeft BCI in feite een opstap naar complementaire steden geschetst. Voor elk van de vijf steden is, op basis van de bestaande economische structuur en positie in het netwerk, gezocht naar unieke ontwikkelmogelijkheden. Op die manier krijgt elke stad zijn eigen profiel. Concurrentie wordt op deze manier vermeden, omdat de steden zich gaan richten op specifieke doelgroepen. In hoofdstuk 6 zijn de ontwikkelmogelijkheden, als gevolg van

afstemming op basis van economische sectoren, voor de acht stationslocaties beschreven. Hierbij is onder andere aangesloten op de doelgroepen en concepten die BCI heeft benoemd.

In de workshop die voor dit onderzoek is georganiseerd kwam naar voren dat regionale samenwerking en afstemming wel degelijk mogelijkheden bieden volgens de deelnemers. De uitvoering roept echter de nodige vragen op. Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle regionale samenwerking is volgens de deelnemers de aanwezigheid van een gemeenschappelijk belang, dat groter is dan de individuele belangen. Dit sluit aan op wat in hoofdstuk 4 als een belangrijke

succesfactor van regionale samenwerking is bestempeld, namelijk de aanwezigheid van een gedeelde urgentie. Partijen moeten allemaal iets te winnen hebben bij regionale samenwerking en als ze niet samenwerken verliest iedereen. Op basis van het overzicht (zie bijlage 2) en de conclusies die hieruit getrokken zijn, lijkt een gedeelde urgentie aanwezig.

78

5.4 Conclusie

Dit hoofdstuk biedt een situatieschets van Noord-Brabant. Het beschrijft het beleid van de provincie ten aanzien van stationslocaties en maakt inzichtelijk wat acht gemeenten met hun stationslocatie willen. De ene gemeente verkeert nog in de planvormingsfase, terwijl de andere reeds met de uitvoering is begonnen. De opgaven waar gemeenten voor staan vertonen gelijkenissen. Zo hebben veel gemeenten te maken met spoorse doorsnijdingen en de negatieve effecten daarvan, zoals barrièrevorming. Daarnaast zien veel gemeenten stations als locaties die als centrumgebied fungeren.

De provincie ziet ook het belang van stations op een regionale schaal. Een goede

bereikbaarheid van Brabantse steden hangt voor een deel af van de bereikbaarheid van de stations en de functies die in de directe omgeving van stations gerealiseerd zijn. Stationslocaties (en

spoorzones) zijn vaak extensief gebruikte gebieden. Wanneer deze herontwikkeld worden, ten faveure van uitleglocaties langs de stedelijke rand, wordt open ruimte behouden. Ook dit is een belangrijk thema in Brabant, aangezien de provincie het mozaïek van steden en landelijk gebied als een typerende eigenschap van Brabant beschouwt. Misschien wel de belangrijkste conclusie die uit het overzicht van gemeentelijke plannen getrokken kan worden is het feit dat gemeenten problemen ondervinden bij het vullen van bouwprogramma’s. Gemeenten plannen veelal dezelfde functies op stationslocaties; kantoren, woningen en cultuur. Verschillende gemeenten geven aan dat het moeilijker is om investeerders en afnemers te vinden. Geplande programma’s kunnen zo niet gerealiseerd worden, waardoor de herontwikkeling van stationslocaties gevaar loopt.

De acht onderzochte steden vormen echter een stedelijk netwerk. Door binnen dit stedelijk netwerk afspraken te maken over de ontwikkeling van de verschillende stationslocaties kan een bijdrage geleverd worden aan een succesvolle herontwikkeling van deze gebieden. Wanneer elke stad een eigen profiel heeft kan complementariteit ontstaan. In Noord-Brabant is een goede basis aanwezig om regionale samenwerking en afstemming te organiseren. In alle regio’s werken gemeenten met elkaar samen. Daarnaast is er contact met het bedrijfsleven en hogere overheden. Deze samenwerkingsverbanden maken het mogelijk om op regionale schaal afspraken te maken over het spreiden van functies over de Noord-Brabantse spoorzones. Partijen kennen elkaar, waardoor er niet eerst een vertrouwensband gecreëerd hoeft te worden. Hoewel de provincie Noord-Brabant niet in zijn geheel als stedelijk netwerk beschouwd kan worden, kan regionale samenwerking wel degelijk een rol spelen.

79

6. Regionale afstemming in