• No results found

De jongste redactie van het Emsingoër Boeteregister, BEm3, telt 287 bepalingen. Dat is 68 meer dan BEm2 en 117 meer dan BEm1. Bij deze aantallen moeten twee kanttekeningen gemaakt worden. In de editie van BEm3 worden verschillende malen bepalingen die in de andere twee redactie een nummer krijgen, opgeknipt tot twee of drie bepalingen. Ten tweede herhaalt BEm3 zich: zeven bepalingen komen twee maal in de tekst voor. Hoe omvangrijk BEm3 ook is, de drie redacties hebben veel bepalingen205

gemeenschappelijk. Bijna de hele redactie BEm1 is in de andere twee redacties terug te vinden. BEm2 en BEm3 hebben verder een flink aantal bepalingen gemeenschappelijk ten opzichte van BEm1 (zie tabel 8.5.6). We bespreken de overeenkomsten en verschillen. Verder zullen we zien dat BEm3 een jonger idioom heeft: er is een duidelijke Nederduitse invloed aan te wijzen. BEm3 heeft soms ook een andere woordkeuze dan de andere twee redacties in bepalingen die ze gemeenschappelijk hebben. In enkele gevallen komen BEm1 en BEm3 overeen, terwijl BEm2 een afwijkende lezing van een bepaling heeft. Tenslotte kijken we naar de unieke uitbreiding van BEm3 ten opzichte van de andere redacties en bespreken we de herstructurering die heeft plaats gevonden.

BEm2 en BEm3 hebben een groot aantal bepalingen gemeenschappelijk tegenover BEm1. Niet in alle 57 gevallen echter vertegenwoordigen zij een gemeenschappelijke volgende fase in de ontwikkeling van het Emsingoër Boeteregister. Vijftien ervan wijzen namelijk op lacunes in BEm1, een vermoeden dat

E2 III,19, 21, 41, 50, 69, 90, 103, 104, 112, 126, 127, 144, 148, 150, 152 (BEm). Zie voor de

206

corresponderende bepalingen tabel 8.5.6 en 8.3.6.

E2 III,37 (BEm) / E3 I,47 (BEm) / E1 VI,3 (BAg).

207

E2 III,32 (BEm).

208

Zie ook Munske, Der germanische Rechtswortschatz, §297 (208).

209 E3 I,119 (BEm). 210 E3 I,162 (BEm). 211 E3 I,19, 73, 243, 245 (BEm). 212

E3 I,183, 199, 202 (BEm). Andere voorbeelden zijn: E3 I,5: houwe i.p.v. hneze, E3 I,26: bunkana i.p.v. bena,

213

E3 I,59: wtspliten i.p.v. vteriwen, E3 I,97, 103, 106: tusk i.p.v. toth, E3 I,105: halfte / halfte i.p.v. herna / stapel, E3 I,129:

griplom i.p.v. griphalt, E3 I,267: fulnisse i.p.v. quade, E3 I,257: waterdepene i.p.v. wapeldepene, E3 I,273: arbeidet i.p.v. wirkt. E3 I,242–245 (BEm). 214 E3 I,175–199 (BEm). 215 E3 I,199 (BEm). 216 E3 I,47, 48, 63, 99, 135 (BEm). 217 E3 I,135 (BEm). 218

meestal bevestigd wordt door de aanwezigheid van de betreffende bepalingen in de Nederduitse redactie A en soms in het Hunsingoër Boeteregister. 206

De gemeenschappelijke toevoegingen van BEm2 en BEm3 kunnen overal vandaan gehaald zijn. In een geval is een bepaling terug te vinden in de genoemde eerste tien bepalingen van de Emsingoër redactie van het Algemene Boeteregister (BAgE). In veel gevallen lijkt het om absolute vernieuwingen te gaan, die207

niet in de andere boeteregisters terug te vinden zijn, zoals gristelsiama ‘fistel in het kraakbeen’. Deze laag208

bestaat voornamelijk uit het uitbouwen van de bestaande dossiers.

In verschillende opzichten toont BEm3 een eigen gezicht. Dit uit zich in de eerste plaats in de woordkeuze, die jonger aandoet en duidelijk onder invloed van het Nederduits staat. Verschillende209

archaïsche Oudfriese woorden die waarschijnlijk niet meer helemaal begrijpelijk waren, worden in BEm3 toegelicht. Het woord mete ‘voedsel, eten’ wordt bijvoorbeeld verduidelijkt met de toevoeging thet is iten

anda drinken ‘dat is eten en drinken’. De term stefgenze, dat letterlijk ‘stafgaand’ betekent, en slaat op210

iemand die zodanig verwond is dat hij met een stok moet lopen, wordt uitgelegd met de woorden: thet hi bi

tha stoc gunge. Het oorspronkelijke woord voor een blauwe plek, wedene wonnelsa, wordt vervangen door211

het doorzichtigere blawelsa, en ook het adjectief, weden, wordt ingeruild voor blau. Het typisch Friese bern212

wordt stelselmatig vervangen door kind.213

De unieke bepalingen van BEm3 vertegenwoordigen de jongste uitbreiding van het Emsingoër

Boeteregister. Hierbij zijn opnieuw bepalingen toegevoegd aan de bestaande dossiers. Er is alleen een nieuw dossier gevormd over het mishandelen van het paard. Verder worden zaken waarover slechts een enkele bepalingen voorhanden was flink uitgediept, zoals een collectie bepalingen over wegversperring (weiwendene).214

Buitensporig veel aandacht besteedt BEm3 aan de vrouw – maar liefst 25 bepalingen achter elkaar. Niet alleen veegt BEm3 alle bepalingen die reeds in het Emsingoër Boeteregister te vinden waren215

over het onderwerp bij elkaar, er wordt bovendien een subdossier ingeschoven over beschadiging van de foetus van een zwangere vrouw. In hoofdstuk 5 besteedden we reeds aandacht aan wat het Oudfriese recht zegt over het beschadigen van ongeboren vruchten. BEm3 voegt twee van de teksten die over dit onderwerp circuleerden aan het Emsingoër Boeteregister toe met als doel het berekenen van de compensatie voor het doden van een foetus aan de hand van de maand van de zwangerschap. Een daarvan is de Oudfriese embryologie, die begint met de woorden ‘Augustinus zegt’ (Avgustinus thi seith anda queth).216

Uit een aantal bepalingen blijkt dat BEm3 op eigen houtje nog eens te rade is gegaan bij het

Algemene Boeteregister. Omdat dit boeteregister in zoveel regionale boeteregisters terug te vinden is217

worden de ontleningen haast onzichtbaar: ze zijn immers overal te vinden en lijken daardoor algemeen. In enkele gevallen echter gaat het aantoonbaar om een ontlening. In BEm3 is de bepaling over de extra compensatie voor het verlies van de drie middelste vingers van de rechterhand vanwege de zegening tegen de duivel opgenomen. In dit geval levert niet alleen het feit dat deze bepaling ontbreekt in BEm1 en218

BEm2 (en A) een aanwijzing dat het om een latere ontlening gaat, maar ook de systematiek van het

ringvinger en pink. Elk deel wordt gesteld op eenderde van de compensatie voor het verlies van de gehele hand. BEm3 past de ontleende bepaling in deze systematiek in, door niet extra compensatie niet voor de drie vingers te laten gelden, maar alleen voor de wijsvinger en de middelvinger.

Ten slotte wijkt de structuur van BEm3 af van de andere twee redacties. Hierbij gaat het weliswaar niet om een schokkende, maar wel om een onmiskenbare herstructurering. De indeling in wondlijst en overige vergrijpen is gehandhaafd, maar de oude volgorde wapeldepene, swimslek, bende (teruggaand op het

Hunsingoër Boeteregister) is bijvoorbeeld losgelaten. Doordat alle bepalingen over wat een vrouw kan worden aangedaan, met de genoemde toevoegingen, bij elkaar gezet zijn, is er een apart dossier geschapen. Nieuw zijn dossiers over de kaak en het mishandelen van een paard.

Tabel 8.5.5: Structuur BEm3 Bepalingen Onderwerp

1–8 hoofd (haar + muts)

9–11 baard 12–56 hoofd 57–64 oren 65–74 ogen 75–82 neus 83 ooglid 84–86 kaak 87–93 lippen 94–96 mond 97–107 tanden 108–113 tong

114–117 baard (herhaling van 9–11) 118–122 hals

123–127 walduwaxe (buklamethe + beklamethe) 128–160 handen, armen, schouder, sleutelbeen 161–169 voeten, benen, knieen

170–174 romp (borst) 175–199 vrouw

200–204 geslachtsdelen (man)

205–213 achtervolging + iemand op de rug springen (desma, bekhlep) 214–215 over wonden

216–223 raf

224–229 opstandigheid tegen het gerecht (contumacia) 230–240 bende 241–245 wegversperring (weiwendene) 246–256 huisvredebreuk (hemsekene) 257–259 wapeldepene 260–263 dathswima (swimslek) 264–267 soldede 268–272 londbrekma

273–275 paard van een ander berijden of gebruiken 276–277 paard mishandelen

278–279 daden door vee 280–281 slaan met hund en bitze 282–287 swarte sweng

His, ‘Untersuchungen zu den älteren Rechtsquellen Ostfrieslands’, 107–115; Munske, Der germanische

219

Rechtswortschatz, 196.

Munske, Der germanische Rechtswortschatz, 210; Algra, Zeventien Keuren en Vierentwintig Landrechten, 53–75.

220

H VII,8 (BHu); E1 VII,135–145 (BEm).

221 E1 VII,3–4 (BEm). 222 H VII,39 (BHu). 223 H XII,62 (BHu). 224 F X,337 (BKJ); E3 I,214 (BEm). 225