De tweede redactie van het Emsingoër Boeteregister (BEm2) is te vinden in Emsingoer 2 en telt 219 bepalingen. Dat zijn 48 bepalingen meer dan BEm1 en 68 bepalingen minder dan BEm3. BEm2 staat in verschillende opzichten tussen de andere twee redacties in.
De belangrijkste observatie is dat de structuren van BEm1 en BEm2 grosso modo overeenkomen, terwijl er bij BEm3 een herschikking heeft plaatsgevonden. De structuur van het Emsingoër Boeteregister was
Schomerus, Der Aufbau des Emsinger Bussregisters, 5.
189
Sipma (ed.), De eerste Emsinger codex, 80–88.
190
Het zijn: E1 VII,43, 54, 89, 90, 104, 110, 118, 130, 153, 154 (BEm). Voor de parallellen in E2 III: zie
191
concordantietabel 8.5.6.
E1 VII,43 (BEm). Schomerus, Der Aufbau des Emsinger Bussregisters, 20, denkt ook dat deze bepaling tot de
192 oerredactie behoort. E1 VII,54 (BEm). 193 E1 VII,104 en 110 (BEm). 194
dus vóór de modernisering die in BEm3 plaatsvond, redelijk consistent. Deze valt uiteen in twee delen: 1) de wondlijst en 2) andere vergrijpen. Hierbinnen zijn de bepalingen als volgt gerangschikt: 189
1a) hoofd; b) oren; c) ogen; d) neus; e) tanden; f) lippen; g) tong; h) baard; i) hals;
j) hand, arm, schouder; k) soldede;
l) voeten, knieën, benen; m) geslachtsdelen; n) romp (buik, borst, rug);
2a) verwondingen toegebracht door vee, minderjarige kinderen of echtgenote;
b) openbare geweldspleging (desma, bekhlep); c) swarte sweng; d) huisvredebreuk; e) beroving; f) wapeldepene; g) swimslek; h) bende;
i) contumacia (opstandigheid tegen het gerecht); j) londbrekma.
BEm2 voegt hier aan toe: k) kleren van een ander beschadigen; l) paard van een ander berijden of gebruiken. Deze laatste twee categorieën komen ook in BEm3 terug. De structuur is in BEm2 grotendeels aangegeven met behulp van kopjes, die voor de helft in het Latijn gesteld zijn (zie tabel 8.5.4). Deze structuur is overigens ook in BEm1 terug te vinden, in de vorm van grotere kapitalen, die zich over twee regels uitstrekken.190
BEm2 vertoont dezelfde volgorde als BEm1 met betrekking tot de ontwikkelingsfasen die we voor die laatste redactie konden reconstrueren. Tegen het einde van BEm2 vinden we achter elkaar: 1) opstandigheid tegen het gerecht (contumacia) [202–205]; 2) het groepje bepalingen dat ook in E1 X staat (zonder E1 X,8 maar met E1 X,5: zie tabel 8.5.3) [206–208]; 3) bepalingen over londbrekma [209–215]. BEm2 gaat dus terug op een legger die niet alleen de oudste kern van het Emsingoër Boeteregister gaf, maar een redactie gelijkend op BEm1, echter met een afwijkende laatste groep bepalingen over londbrekma. Zoals we lieten zien wijkt de redactie van deze bepalingen in BEm1 immers af van die in BEm2 en BEm3 (zie de citaten hierboven).
BEm1 en BEm2 hebben 10 bepalingen gemeenschappelijk die niet in BEm3 terug te vinden zijn.191
Meestal hebben BEm2 en BEm3 bepalingen gemeenschappelijk waar BEm1 een lacune heeft – deze worden besproken in de volgende paragraaf. Omdat deze 10 bepalingen dus uitzonderlijk zijn verdienen ze enige aandacht. Ten eerste is er een bepaling over het doorsteken van de drie schotten van de neus, die we ook in BEm3 zouden hebben verwacht. Bovendien komt deze bepaling ook voor in het Hunsingoër192 Boeteregister. Het tweede geval is een totaal misplaatste bepaling – tussen de behandeling van de lippen in – over een geval waarin een man beroofd is van zijn verstand (door een klap op het hoofd?). Dan een193
bepaling over het been. De drie redacties hebben hier slechts een bepaling gemeenschappelijk. BEm1 en BEm2 hebben daarna twee bepalingen gemeenschappelijk, over het doorsteken van en lithsmelinge ‘kleiner worden van een ledemaat’ aan het been. Daarna gaan BEm2 en BEm3 nog verder met drie bepalingen die alleen zij gemeenschappelijk hebben. We zien met andere woorden dossiervorming over verwondingen aan het been of veel lacunes bij elkaar.
De zes bepalingen die nog over zijn vallen uiteen in drie groepen. Eerst twee waarbij BEm1 en BEm2 slechts toevoegingen gemeenschappelijk hebben op bepalingen die ook in BEm3 te vinden zijn.194
E1 VII,118 en 130 (BEm). 195 H IX,17 (BHu). 196 E1 VII,153 en 154. 197 E2 III,16, 18, 97, 98, 103, 154, 180, 186, 204, 207, 217, 218 (BEm). 198 E2 III,207 (BEm). 199 E2 III,16 en 18 (BEm). 200
E2 III,154 (BEm ); zie hoofdstuk 5.5.2 en hierboven, §3.3.
201
E2 III,186 (BEm). Mogelijk is deze bepaling terug te vinden in E3 I,198: Huasa enre frouwe hir gold ofbreckt:
202
thria pund ‘Wie een vrouw van haar goud berooft: 3 pond’. E2 III,94 (BEm).
203
E3 I,140 (BEm).
204
Dan twee bepalingen die niet in BEm3 voorkomen, maar wel in het Hunsingoër Boeteregister: ze zijn dus oud. De eerste is een bonte opsomming van vergrijpen die alle een compensatie van 4 penningen195
vereisen: unriuchta onfeng ‘onkuis betasten’, biarskeppene ‘met bier gooien’, wedskemmene ‘kleren beschadigen’,
vnriuchta ber mith edze and mit orde ‘onrechtmatige bedreiging met zwaard en speer’, mon vnuuertelike onespien ‘een man onterend bespuugd’, en ten slotte ene huse tha osa uteletzen ‘van een huis de goot afgerukt’ of en leid
erent ‘een steunbalk gebroken’. Zulke opsommingen van zaken die dezelfde compensatie vereisen, maar inhoudelijk weinig met elkaar te maken hebben komen vaker voor in het Hunsingoër Boeteregister, maar weinig in het Emsingoër Boeteregister. Daar heeft men zaken inhoudelijk bij elkaar gebracht. De tweede is een interessante bepaling over een beroving van een bruid. Ten slotte zijn er twee bepalingen die deel196
uitmaken van het aparte tekstje dat we hierboven behandeld hebben, en dat als fase 2 in de reconstrueerbare voorgeschiedenis van BEm1 werd geïdentificeerd (zie tabel 8.5.3). Dit tekstje heeft197
geen weerslag gevonden in BEm3.
Het genoemde tekstje vormt een brug naar de bepalingen die uniek zijn in BEm2. Een daarvan is198
namelijk de opmerking dat 15 ons gelijk is aan 20 Engelse penningen, die niet in BEm1 of BEm3 te vinden zijn (maar dus wel in E1 X; zie 8.5.3). Bij het merendeel van de twaalf unieke bepalingen in199
BEm2 gaat het om toevoegingen op bestaande dossiers, zoals twee bepalingen die extra informatie geven over waar een metewunde ‘maatwond’ getaxeerd moet worden. De bepaling over de beschadiging van de200 thriu welde ‘drie machten’ is reeds behandeld. Hij is uniek voor BEm2 en geënt op de bepaling over de201
verwonding aan de rug, die oorspronkelijk in het Hunsingoër Boeteregister te vinden was en overgenomen en uitgebreid is in het Emsingoër Boeteregister. BEm2 voegt, teruggaand op de originele bepaling in het
Hunsingoër Boeteregister, nog eens deze bepaling toe. Uniek ook is de bepaling over het afroven van de spon ‘broche, mantelspeld’ van een vrouw. De twee voorlaatste bepalingen in BEm2 ten slotte zijn202
procesaanwijzingen die nergens anders voorkomen: in bepaling 217 wordt verteld wanneer de redjeva recht heeft op vredegeld, en in 218 wordt een boete (hier is het echt een boete) bepaald voor een huiszoeking die wordt gedaan zonder toestemming van de overheid. Dit zijn opnieuw, zoals we ook bij andere boeteregisters hebben kunnen constateren, typisch bepalingen die aan het einde van een tekst worden toegevoegd.
Ten slotte brengt een vergelijking van drie redacties van het Emsingoër Boeteregister een kleine lacune in BEm2 aan het licht. Het betreft hier een bepaling binnen een groot cluster over verwondingen aan de vingers. BEm2 heeft: Thet inrasta lith inna fingerum: achtendehalf skilling ‘Het onderste lid van de vingers: 7 ½ schelling’. BEm3 heeft hier de correcte tekst: Thet inreste lith lom eta fingerem: achtendehalf scilling ‘Het203
onderste lid van de vingers verlamd: 7 ½ schelling’.204
Tabel 8.5.4: Structuur BEm2
Bepalingen Onderwerp Kopjes in tekst
1–37 hoofd De capite
38–43 oren Aerbote
44–57 ogen Aghenbote
58–64 neus Nosebota
65–71 tanden De dentibus
72–75 lippen Ura were bota
E3 II, 9–11 = 114–116 / 93 = 101 / 123 = 127 / 151 = 160 / 184 = 204. Zie ook tabel 8.5.6.
205
82–83 baard
84–85 hals Halsbota
86–112 handen, armen, schouder, sleutelbeen Hondbota
113 soldede
114–116 duimgewrichten lam 117–118 soldede
119–128 voeten, benen, knieën Fotabota
129–136 geslachtsdelen De viribus
137–141 eerkrenking bij vrouwen Basfeng
142–150 romp: buik, borst, tepels, longen, wondetter De ventre
151–154 verwondingen aan ruggenmerg, buik, ribben en rug
De dorso waldwaxa
155–156 daden door vee, vrouw of kind De animalibus brutis
157–160 achtervolging (desma, bekhlep) Fuga
161–165 swarte sweng
166 zaken die 4 penningen kosten: betasten, beschadiging van kleren, bedreiging, bespugen, lichte beschadiging huis
167–174 huisvredebreuk, belegering, brandstichting
175–186 raf De spolio
187–189 wapeldepene Wapeldepene
190–193 dathswima / swimslek De semi morte
194–201 bende De ligatis
202–205 opstandigheid tegen het gerecht De contumacia
206–208 vrouw + omrekening van geld
209–215 londbrekma Thi hagista londbrecma
216 kleren scheuren of snijden De ruptura vestium
217–218 voorschriften m.b.t. de rechter en huiszoeking
219 paard van een ander berijden of gebruiken