Artikel 48 Actuariële functie
4. in rechtszaken ingevolge deze richtlijn
▼M5
Artikel 67 bis
Onderzoeksbevoegdheden van het Europees Parlement De artikelen 64 en 67 laten de onderzoeksbevoegdheden van het Euro
pees Parlement uit hoofde van artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet.
▼B
Artikel 68
Uitwisseling van informatie met andere autoriteiten 1. De artikelen 64 en 67 vormen geen beletsel voor het volgende:
a) de uitwisseling van informatie tussen meerdere toezichthoudende autoriteiten in dezelfde lidstaat bij de uitoefening van hun toezicht
houdende taak;
▼M5
b) de uitwisseling van informatie bij de uitoefening van hun toezicht
houdende taak tussen de toezichthoudende autoriteiten en een van de volgende, zich in dezelfde lidstaat bevindende partijen:
i) autoriteiten aan wie het toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen is opgedragen, alsmede autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten;
ii) instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemin
gen en bij andere soortgelijke procedures;
iii) met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en andere financiële instellin
gen belaste personen;
▼M8
iv) de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de meldingsplichtige entiteiten als opgesomd in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), ten behoeve van de naleving van die Richtlijn;
▼B
c) de verstrekking aan instanties die het beheer voeren over een ge
dwongen liquidatieprocedure of over een garantiefonds, van de in
formatie die nodig is voor de vervulling van hun taak.
De onder b) en c) bedoelde informatie mag ook tussen verschillende lidstaten worden uitgewisseld.
De door deze autoriteiten, instanties en personen ontvangen informatie valt onder de in artikel 64 neergelegde geheimhoudingsplicht.
2. De artikelen 64 tot en met 67 beletten de lidstaten niet toe te staan dat informatie wordt uitgewisseld tussen de toezichthoudende autoritei
ten en een van de volgende partijen:
a) de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van verzekerings
ondernemingen en herverzekeringsondernemingen en bij andere soortgelijke procedures;
b) de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de personen belast met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekerings
ondernemingen, herverzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen;
c) de van de verzekeringsondernemingen of herverzekeringsonder
nemingen onafhankelijke actuarissen die wettelijk toezicht op deze ondernemingen uitoefenen, en de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op deze actuarissen.
De lidstaten die de eerste alinea toepassen, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) de informatie dient bestemd te zijn voor de uitoefening van de in de eerste alinea bedoelde toezichthoudende taken;
▼B
( 1 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verorde
ning (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
b) de ontvangen informatie dient onder het in artikel 64 vastgestelde beroepsgeheim te vallen;
c) informatie die afkomstig is uit een andere lidstaat, mag alleen wor
den bekendgemaakt met de uitdrukkelijke instemming van de toe
zichthoudende autoriteit van wie deze afkomstig is, en mag in voor
komend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteit heeft ingestemd.
De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de namen mee van de autoriteiten, personen of instanties die op grond van de eerste en tweede alinea informatie mogen ontvangen.
3. De artikelen 64 tot en met 67 beletten de lidstaten niet om ter versterking van de stabiliteit en integriteit van het financiële stelsel toe te staan dat informatie wordt uitgewisseld tussen de toezichthoudende autoriteiten en de autoriteiten en instanties die belast zijn met de op
sporing en het onderzoek van inbreuken op het vennootschapsrecht.
De lidstaten die de eerste alinea toepassen, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) de informatie dient bestemd te zijn voor opsporing en onderzoek als bedoeld in de eerste alinea;
b) de ontvangen informatie dient onder de in artikel 64 neergelegde geheimhoudingsplicht te vallen;
c) informatie die afkomstig is uit een andere lidstaat, mag alleen wor
den bekendgemaakt met de uitdrukkelijke instemming van de toe
zichthoudende autoriteit van wie deze afkomstig is, en mag in voor
komend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteit heeft ingestemd.
Indien de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties in een lidstaat bij de uitoefening van hun opsporings- of onderzoekstaken een beroep doen op personen die op grond van hun specifieke deskundig
heid met een opdracht worden belast en die geen openbaar ambt be
kleden, kan de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tot deze personen worden verruimd op de in de tweede alinea genoemde voorwaarden.
Voor de toepassing van de tweede alinea, onder c), delen de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten of instanties aan de toezichthoudende auto
riteiten van wie de informatie afkomstig is, de namen en de precieze verantwoordelijkheden mee van de personen aan wie deze informatie zal worden doorgegeven.
4. De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de namen mee van de autoriteiten, personen of instanties die op grond van lid 3 informatie mogen ontvangen.
Artikel 69
Bekendmaking van informatie aan overheidsdiensten die met financiële wetgeving zijn belast
De artikelen 64 en 67 beletten de lidstaten niet om op grond van wettelijke bepalingen de bekendmaking toe te staan van bepaalde gege
vens aan andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn ter zake van de wetgeving inzake het toezicht op kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekerings- of herverzekerings
ondernemingen, alsmede aan de inspecteurs die in opdracht van deze overheidsdiensten optreden.
▼B
Deze gegevens mogen alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het prudentiële toezicht nodig is. De lidstaten bepalen evenwel dat de informatie die op grond van artikel 65 en artikel 68, lid 1, is ont
vangen, en informatie welke is verkregen naar aanleiding van in arti
kel 33 bedoelde verificatie ter plaatse, alleen bekend mag worden ge
maakt met uitdrukkelijke instemming van de toezichthoudende autoriteit van wie de informatie afkomstig was, of van de toezichthoudende au
toriteit van de lidstaat waar de verificatie ter plaatse is verricht.
Artikel 70
Overdracht van informatie aan centrale banken, monetaire autoriteiten, toezichthouders van betalingssystemen en het
Europees Comité voor systeemrisico's
1. Onverminderd de artikelen 64 tot en met 69 mag een toezicht
houdende autoriteit voor de uitoefening van haar taken dienstige infor
matie doen toekomen aan de volgende entiteiten:
a) centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), met inbegrip van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, indien deze informatie van belang is voor hun respectieve wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel;
b) indien nodig, andere nationale overheidsinstanties die verantwoorde
lijk zijn voor het toezicht op de betalingssystemen; alsmede
c) het Europees Comité voor systeemrisicos (ESRB), opgericht krach
tens Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), indien die informatie relevant is voor de uitoefening van zijn taken.
2. In een noodsituatie, waaronder een noodsituatie als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, staan de lidstaten de toezichthoudende autoriteiten toe dat zij onverwijld gegevens toezenden aan de centrale banken van het ESCB, met inbegrip van de ECB, als die gegevens van belang zijn voor hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaar
stelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en effectenafwikkelingssystemen en waarborging van de sta
biliteit van het financiële stelsel, en aan het ESRB, als die informatie van belang is voor zijn taken.
3. Op hun beurt mogen die autoriteiten of instanties de toezichthou
dende autoriteiten de informatie toezenden die zij nodig hebben ter uitvoering van artikel 67. De in dit verband ontvangen informatie valt onder de in deze afdeling neergelegde bepalingen inzake het beroepsgeheim.
▼M5
( 1 ) Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).
Artikel 71
Convergentie van het toezicht
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in de mandaten van de toezicht
houdende autoriteiten op passende wijze een EU-dimensie in aanmer
king wordt genomen.
▼M5
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten bij de uitoefening van hun taken aandacht schenken aan de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn worden vastgesteld. Te dien einde dragen de lidstaten er zorg voor dat:
a) de toezichthoudende autoriteiten deelnemen aan de werkzaamheden van de EIOPA;
b) de toezichthoudende autoriteiten al het mogelijke doen om zich te houden aan de overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 door de EIOPA geformuleerde richtsnoeren en aan
bevelingen, en redenen geven indien zij dit niet doen;
c) nationale mandaten die aan de toezichthoudende autoriteiten zijn toegekend, hun taakvervulling als leden van de EIOPA of in het kader van deze richtlijn niet in de weg staan.
__________
▼B
A f d e l i n g 6 A c c o u n t a n t s t a k e n
Artikel 72