• No results found

1. De lidstaten bepalen ten minste dat personen die zijn toegelaten in de zin van de Achtste Richtlijn 84/253/EEG van de Raad van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden ( 1 ), en die bij een verzekerings- of herverzekerings­

onderneming de wettelijke controle verrichten zoals bedoeld in artikel 51 van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG, artikel 37 van Richtlijn 83/349/EEG of artikel 31 van Richtlijn 85/611/EEG, dan wel een andere wettelijke taak, verplicht zijn aan de toezichthoudende autoriteiten on­

verwijld melding te maken van elk feit of besluit met betrekking tot deze onderneming waarvan zij bij de uitvoering van die taken kennis hebben gekregen en dat tot het volgende kan leiden:

a) een inbreuk ten gronde op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepa­

lingen tot vaststelling van de voorwaarden voor vergunning of van specifieke voorschriften betreffende de uitoefening van de werk­

zaamheden van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

b) aantasting van de bedrijfscontinuïteit van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

▼B

( 1 ) PB L 126 van 12.5.1984, blz. 20.

c) weigering van de goedkeuring van de jaarrekening of het uiten van voorbehouden;

d) niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste; of e) niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste.

De in de eerste alinea bedoelde personen maken ook melding van alle feiten of besluiten waarvan zij kennis hebben gekregen bij de uitvoering van taken als beschreven in de eerste alinea, bij een onderneming die uit een zeggenschapsband voortvloeiende nauwe banden heeft met de verzekerings- of herverzekeringsonderneming waar zij deze taken uitvoeren.

2. Melding te goeder trouw aan de toezichthoudende autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in de zin van Richtlijn 84/253/EEG, van in lid 1 bedoelde feiten of besluiten vormt geen in­

breuk op ongeacht welke op grond van een overeenkomst of van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie en leidt voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid.

HOOFDSTUK V

Gelijktijdige uitoefening van het levens- en het schadeverzekerings­

bedrijf

Artikel 73

Gelijktijdige uitoefening van het levens- en het schadeverzekerings­

bedrijf

1. Verzekeringsondernemingen mag geen vergunning worden ver­

leend om gelijktijdig levens- en schadeverzekeringsactiviteiten uit te oefenen.

2. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten het volgende bepalen:

a) ondernemingen waaraan vergunning is verleend om het levensver­

zekeringsbedrijf uit te oefenen, kunnen ook een vergunning verkrij­

gen voor schadeverzekeringsactiviteiten die betrekking hebben op de risico’s in de branches 1 en 2 in deel A van bijlage I;

b) ondernemingen waaraan uitsluitend voor de risico’s in de branches 1 en 2 in deel A van bijlage I, vergunning is verleend, kunnen tevens een vergunning verkrijgen om het levensverzekeringbedrijf uit te oefenen.

Wel wordt overeenkomstig artikel 74 voor elk bedrijf een gescheiden beheer gevoerd.

3. De lidstaten mogen bepalen dat de in lid 2 bedoelde ondernemin­

gen voor al hun activiteiten de boekhoudkundige regels in acht moeten nemen die voor levensverzekeringsondernemingen gelden. Tevens mo­

gen de lidstaten in afwachting van een latere coördinatie op dit gebied bepalen dat wat de liquidatieregels betreft, ten aanzien van de door deze ondernemingen verrichte activiteiten die verband houden met de risico’s in de branches 1 en 2 in deel A van bijlage I, ook de regels gelden die van toepassing zijn op levensverzekeringsactiviteiten.

▼B

4. Wanneer een schadeverzekeringsonderneming financiële, commer­

ciële of administratieve banden heeft met een levensverzekeringsonder­

neming, zien de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van her­

komst erop toe dat de rekeningen van de betrokken ondernemingen niet worden vertekend ten gevolge van tussen deze ondernemingen gesloten overeenkomsten of door afspraken die de verdeling van de kosten en inkomsten kunnen beïnvloeden.

5. De ondernemingen die op de volgende data gelijktijdig levens- en schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenden die onder deze richtlijn val­

len, mogen zulks blijven doen mits zij overeenkomstig artikel 74 voor elk bedrijf een gescheiden beheer voeren:

a) 1 januari 1981 voor ondernemingen waaraan in Griekenland ver­

gunning is verleend;

b) 1 januari 1986 voor ondernemingen waaraan in Spanje en Portugal vergunning is verleend;

c) 1 januari 1995 voor ondernemingen waaraan in Oostenrijk, Finland en Zweden vergunning is verleend;

d) 1 mei 2004 voor ondernemingen waaraan in Cyprus, Estland, Hon­

garije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië vergunning is verleend;

e) 1 januari 2007 voor ondernemingen waaraan in Bulgarije en Roe­

menië vergunning is verleend;

▼M3

ea) 1 juli 2013 voor ondernemingen waaraan in Kroatië vergunning is verleend;

▼B

f) 15 maart 1979 voor alle andere ondernemingen.

De lidstaat van herkomst kan verzekeringsondernemingen ertoe ver­

plichten binnen een door hem bepaalde termijn een einde te maken aan het gelijktijdig uitoefenen van levens- en schadeverzekeringsactivi­

teiten die zij op de in de eerste alinea genoemde data verrichtten.

Artikel 74

Scheiding van levens- en schadeverzekeringsbeheer 1. Het in artikel 73 vermelde gescheiden beheer is zodanig opgezet dat het levensverzekeringsbedrijf gescheiden is van het schadeverzekeringsbedrijf.

De belangen van hen die uit hoofde van een levensverzekering en hen die uit hoofde van een schadeverzekering verzekerd zijn, mogen niet worden geschaad, en met name komen de winsten uit de levensver­

zekeringen ten goede aan degenen die een levensverzekering hebben gesloten alsof de levensverzekeringsonderneming uitsluitend het levens­

verzekeringsbedrijf uitoefent.

2. Onverminderd de artikelen 100 en 128 berekenen de in artikel 73, leden 2 en 5, bedoelde verzekeringsondernemingen:

a) een theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun levensverzekerings- of -herverzekeringsbedrijf. Deze vereiste wordt op basis van de in lid 6 bedoelde gescheiden boekhouding berekend alsof de betrokken onderneming alleen deze werkzaamheden zou verrichten; en

▼B

b) een theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun schadeverzekerings- of -herverzekeringsbedrijf. Deze vereiste wordt op basis van de in lid 6 bedoelde gescheiden boekhouding berekend alsof de betrokken onderneming alleen deze werkzaamheden zou verrichten.

3. De in artikel 73, leden 2 en 5, bedoelde verzekeringsondernemin­

gen dekken ten minste de volgende vereisten met een overeenkomstig bedrag van in aanmerking komende kernvermogensbestanddelen:

a) de theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun levensverzekeringsbedrijf;

b) de theoretische minimumkapitaalvereiste met betrekking tot hun schadeverzekeringsbedrijf.

De in de eerste alinea bedoelde financiële minimumverplichtingen res­

pectievelijk voor het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf mogen niet door het andere bedrijf worden gedragen.

4. Zolang aan de in lid 3 bedoelde financiële minimumverplichtingen is voldaan en onder voorbehoud van kennisgeving ervan aan de toe­

zichthoudende autoriteit mag de onderneming ter dekking van het in artikel 100 bedoelde solvabiliteitskapitaalvereiste de nog beschikbare expliciete in aanmerking komende eigenvermogensbestanddelen voor het ene of voor het andere bedrijf gebruiken.

5. De toezichthoudende autoriteiten zien via een analyse van de re­

sultaten van het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf erop toe dat de leden 1 tot en met 4 worden nageleefd.

6. De boekingen moeten zodanig worden gedaan dat de bronnen van de resultaten van levensverzekeringen en van schadeverzekeringen ge­

scheiden tot uiting komen. Alle inkomsten, met name premies, uitbeta­

lingen van herverzekeraars, inkomsten uit beleggingen, en uitgaven, met name verzekeringsuitkeringen, stortingen in de technische voorzienin­

gen, herverzekeringspremies en beheeruitgaven voor het verzekerings­

bedrijf worden op basis van hun oorsprong onderverdeeld. De bestand­

delen welke beide werkzaamheden gemeen hebben, worden geboekt volgens een verdeelsleutel die door de toezichthoudende autoriteit moet zijn aanvaard.

De verzekeringsondernemingen stellen aan de hand van de boekinghou­

ding een document op waarin de in aanmerking komende kernver­

mogensbestanddelen ter dekking van elk van de beide in lid 2 bedoelde theoretische minimumkapitaalvereisten duidelijk zijn onderscheiden, zulks overeenkomstig artikel 98, lid 4.

7. Wanneer het bedrag aan in aanmerking komende kernvermogens­

bestanddelen ontoereikend is voor de dekking van de in lid 3, eerste alinea, bedoelde financiële minimumverplichtingen, passen de toezicht­

houdende autoriteiten op het bedrijf in kwestie de maatregelen van deze richtlijn toe, ongeacht de resultaten van het andere bedrijf.

In afwijking van lid 3, tweede alinea, kunnen deze maatregelen ver­

gunning tot een overdracht van expliciete in aanmerking komende kern­

vermogensbestanddelen van het ene bedrijf naar het andere inhouden.

▼B

HOOFDSTUK VI

Voorschriften voor de waardering van activa en verplichtingen, tech­

nische voorzieningen, eigen vermogen, het solvabiliteitskapitaalvereis­

te, het minimumkapitaalvereiste en beleggingsvoorschriften

A f d e l i n g 1

W a a r d e r i n g v a n a c t i v a e n v e r p l i c h t i n g e n

Artikel 75

Waardering van activa en passiva

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekerings­

ondernemingen, tenzij anders vermeld, activa en passiva als volgt waar­

deren:

a) activa worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor ze kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn;

b) passiva worden gewaardeerd tegen het bedrag waarvoor ze kunnen worden overgedragen of afgewikkeld tussen ter zake goed geïnfor­

meerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.

Bij de waardering van de onder b) bedoelde passiva wordt niet gecor­

rigeerd voor de eigen kredietwaardigheid van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

▼M5

2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de methoden en aannames die moeten worden gebruikt bij de waardering van activa en passiva als beschreven in lid 1.

3. Om een consistente harmonisatie met betrekking tot de waardering van activa en passiva te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens ar­

tikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

a) de mate waarin de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen het gebruik behoeven van internationale boekhoudstandaarden voor jaar­

rekeningen zoals goedgekeurd door de Commissie in overeenstem­

ming met Verordening (EG) nr. 1606/2002, de consistentie van die standaarden met de waarderingsmethoden van activa en passiva als bedoeld in de leden 1 en 2;

b) de te gebruiken methoden en aannames indien er geen marktnoterin­

gen voorhanden zijn of wanneer de door de Commissie overeenkom­

stig Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale boekhoudstandaarden voor jaarrekeningen hetzij tijdelijk, hetzij per­

manent inconsistent zijn met de in de leden 1 en 2 vastgelegde beoogde waardering van activa en passiva;

▼B

c) de methoden en aannames die moeten worden gebruikt bij de waar­

dering van activa en passiva als vastgesteld in lid 1, indien de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen het gebruik van alternatieve waarderingsmethoden toestaan.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeen­

komstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

▼B

A f d e l i n g 2

V o o r s c h r i f t e n v o o r t e c h n i s c h e v o o r z i e n i n g e n

Artikel 76 Algemeen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekerings­

ondernemingen technische voorzieningen vormen voor al hun verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen jegens verzekeringne­

mers en begunstigden van verzekerings- of herverzekeringsovereenkom­

sten.

2. De waarde van de technische voorzieningen moet overeenstemmen met het huidige bedrag dat een verzekerings- of herverzekeringsonder­

neming zou moeten betalen indien zij haar verzekerings- en herverzeke­

ringsverplichtingen met onmiddellijke ingang op een andere verzeke­

rings- of herverzekeringsonderneming zou overdragen.

3. De berekening van technische voorzieningen maakt gebruik van en strookt met informatie van de financiële markten en algemeen be­

schikbare gegevens over verzekeringstechnische risico’s (marktconsis­

tentie).

4. Technische voorzieningen worden op een prudente, betrouwbare en objectieve wijze berekend.

5. De berekening van technische voorzieningen wordt uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 77 tot en met 82 en 86, uitgaande van de beginselen die zijn vastgesteld in de leden 2, 3 en 4 en rekening houdend met de beginselen die zijn vastgesteld in artikel 75, lid 1.

Artikel 77

Berekening van technische voorzieningen

1. De waarde van technische voorzieningen is gelijk aan de som van een beste schatting en een risicomarge zoals beschreven in de leden 2 en 3.

2. De beste schatting stemt overeen met het kansgewogen gemid­

delde van toekomstige kasstromen, waarbij rekening wordt gehouden met de tijdswaarde van geld (verwachte contante waarde van toekom­

stige kasstromen) en gebruik wordt gemaakt van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur.

Bij de berekening van de beste schatting wordt uitgegaan van geactua­

liseerde en betrouwbare informatie en realistische aannames en worden deugdelijke, toepasselijke en relevante actuariële en statistische metho­

den gebruikt.

De kasstroomprognose die bij de berekening van de beste schatting wordt gebruikt, houdt rekening met alle instroom en uitstroom van kasmiddelen die nodig zijn voor de afwikkeling van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen gedurende de looptijd ervan.

▼M5

De beste schatting wordt bruto berekend, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald. Overeenkomstig artikel 81 worden deze be­

dragen apart berekend.

3. De risicomarge is zodanig dat de waarde van de technische voor­

zieningen gelijk is aan het bedrag dat verzekerings- en herverzekerings­

ondernemingen naar verwachting zouden vragen voor de overname en de nakoming van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen.

4. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarderen de be­

ste schatting en de risicomarge afzonderlijk.

Wanneer de toekomstige kasstromen in verband met verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen echter op betrouwbare wijze kunnen wor­

den gerepliceerd met behulp van financiële instrumenten met een waar­

neembare betrouwbare marktwaarde, wordt de waarde van technische voorzieningen in verband met die toekomstige kasstromen bepaald op basis van de marktwaarde van deze financiële instrumenten. In dit geval zijn geen afzonderlijke berekeningen van de beste schatting en de risi­

comarge vereist.

5. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de beste schatting en de risicomarge afzonderlijk ramen, wordt de risicomarge berekend door vaststelling van de kosten om een bedrag aan in aan­

merking komend eigen vermogen te verschaffen dat gelijk is aan het solvabiliteitskapitaalvereiste die nodig is om de verzekerings- en her­

verzekeringsverplichtingen gedurende de looptijd ervan te dragen.

Voor alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wordt bij de bepaling van de kosten van dit bedrag hetzelfde percentage gehanteerd (het kapitaalkostenpercentage - COST-of-Capital rate) en dit percentage wordt periodiek herzien.

Het kapitaalkostenpercentage is gelijk aan de opslag op de relevante risicovrije rente die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou betalen die overeenkomstig afdeling 3 een bedrag aan in aanmer­

king komend eigen vermogen aanhoudt dat gelijk is aan het solvabili­

teitskapitaalvereiste die nodig is voor de verzekerings- en herverzeke­

ringsverplichting gedurende de looptijd van die verplichting.

▼M5

Artikel 77 bis

Extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur Bij de bepaling van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77, lid 2, wordt gebruikgemaakt van informatie van relevante financiële instrumenten, en de bedoelde relevante risicovrije rentetermijnstructuur dient met die informatie consistent te zijn. De markten voor de desbetreffende relevante financiële instrumenten en voor obligaties dienen zodanige looptijden te hebben dat zij kunnen worden beschouwd als diepe, liquide en transparante markten. Wanneer het looptijden betreft waarbij de markten voor zowel de desbetreffende relevante financiële instrumenten, als voor obligaties niet langer als diep, liquide en transparant kunnen worden beschouwd, dient de rele­

vante risicovrije rentetermijnstructuur te worden geëxtrapoleerd.

▼B

Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstruc­

tuur dient gebaseerd te zijn op forward rates die vloeiend van een forward rate of een reeks forward rates voor de langste looptijden waar­

tegen de relevante financiële instrumenten en obligaties in een diepe, liquide en transparante markt te vinden zijn, convergeren naar een „ul­

timate forward rate”.

Artikel 77 ter

Matchingopslag in verband met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen een matchingopslag in verband met de relevante risicovrije rentetermijn­

structuur toepassen voor de berekening van de beste schatting van een portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, met in­

begrip van lijfrenteverzekeringen van niet-levensverzekerings- of her­

verzekeringscontracten, waarvoor de toezichthoudende autoriteiten voor­

afgaand toestemming moeten geven, indien aan de volgende voorwaar­

den wordt voldaan:

a) de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hebben voor dat doel een uit obligaties en andere activa met vergelijkbare kasstroom­

karakteristieken toegewezen activaportefeuille samengesteld ter dek­

king van de beste schatting van de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, en behouden die samenstelling gedu­

rende de looptijd van de verplichtingen, tenzij het de bedoeling is de replicatie van de verwachte kasstromen tussen activa en passiva te behouden wanneer de kasstromen wezenlijk zijn veranderd;

b) de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen waarvoor de matchingopslag wordt toegepast en de toegewezen ac­

tivaportefeuille worden afzonderlijk van andere activiteiten van de ondernemingen geïdentificeerd, georganiseerd en beheerd, en de toe­

gewezen activaportefeuille kan niet worden gebruikt ter dekking van verliezen die ontstaan bij andere activiteiten van de ondernemingen;

c) de verwachte kasstromen uit de toegewezen activaportefeuille cor­

responderen met elk van de verwachte kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in dezelfde valu­

ta, en een eventuele mismatch levert geen wezenlijke risico's op in verhouding tot de risico's die eigen zijn aan de verzekerings- of herverzekeringsactiviteit waarop een matchingsopslag wordt toegepast;

d) de contracten waaruit de portefeuille verzekerings- en herverzeke­

ringsverplichtingen is samengesteld, resulteren niet in toekomstige premiebetalingen;

e) de enige aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekerings­

verplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico's zijn het langleven-, het kosten-, het herzienings- en het mortaliteitsrisico;

f) indien de aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekerings­

verplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico's het morta­

liteitsrisico omvatten, neemt de beste schatting van de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in het geval van een in overeenstemming met het bepaalde in artikel 101, leden 2 tot en met 5, gekalibreerde mortaliteitsrisicostress met niet meer dan 5 % toe;

▼M5

g) de contracten die ten grondslag liggen aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen voorzien voor de po­

lishouder niet in enigerlei opties, behalve in een afkoopoptie indien de afkoopwaarde niet hoger is dan de waarde van de activa die beschikbaar zijn ter dekking van de verzekerings- en herverzeke­

ringsverplichtingen op het moment dat de afkoopoptie wordt uitge­

oefend, berekend overeenkomstig artikel 75;

h) de kasstromen uit de toegewezen activaportefeuille zijn vastgelegd en kunnen niet door de emittenten van de activa of door eventuele derden worden gewijzigd;

i) de aan verzekerings- of herverzekeringscontracten verbonden verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen worden niet in afzon­

derlijke delen opgesplitst wanneer ze voor de toepassing van dit lid onderdeel uitmaken van de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.

Onverminderd hetgeen is bepaald in de eerste alinea, onder h), kunnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gebruikmaken van ac­

tiva met vastgelegde maar inflatiegebonden kasstromen, op voorwaarde dat deze activa de inflatiegebonden kasstromen van de portefeuille verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen repliceren.

Indien emittenten of derde partijen de kasstromen van activa mogen wijzigen op voorwaarde dat beleggers met de compensatie die ze via herinvesteringen in activa van eenzelfde of een betere kredietkwaliteits­

categorie ontvangen dezelfde kasstromen kunnen genereren, sluit dit recht de activa niet uit van toegang tot de gereserveerde portefeuille als bedoeld onder h) van de eerste alinea.

2. Verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die de matching­

opslag op een portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplich­

tingen toepassen, mogen niet opnieuw teruggrijpen naar een methode waarbij geen matchingopslag wordt gebruikt. Wanneer verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een matchingopslag toepast niet meer in staat is om te voldoen aan de voorwaarden van lid 1, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis en treft zij de nodige maatregelen om weer aan die voorwaarden te voldoen. Indien de onderneming niet in staat is om binnen twee maanden na de datum van niet-naleving opnieuw aan deze voorwaarden te voldoen, past deze de matchingsopslag niet meer toe op haar verzekerings- en herverzeke­

ringsverplichtingen en past de matchingsopslag niet toe voor een peri­

ode van nog eens 24 maanden.

3. De matchingopslag wordt niet op verzekerings- of herverzeke­

ringsverplichtingen toegepast indien de relevante risicovrije renteter­

mijnstructuur voor de berekening van de beste schatting van die ver­

plichtingen een volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quin­

quies omvat of overgangsmaatregelen ten aanzien van de risicovrije rentevoeten als bedoeld in artikel 308 quater.

Artikel 77 quater

Berekening van de matchingopslag

1. Voor elke munteenheid wordt de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter berekend in overeenstemming met de volgende beginselen:

a) de matchingopslag moet gelijk zijn aan het verschil tussen:

▼M5

i) de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de

i) de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de