• No results found

4. Buitenlandse situaties

4.3. Rechtsvergelijking buitenlandse fiscale wet en regelgeving

1. België

Het Belgische heffingssysteem op ‘inkomstenbelasting’ kent vier categorieën. Te weten inkomsten uit: onroerende goederen, roerende goederen, beroep en diverse. Opbrengsten uit verhuur van onroerend goed kunnen daarmee thuis horen in de categorie onroerend inkomsten en beroepsinkomsten. Ook is denkbaar verhuurinkomsten (deels) thuishoren in roerende inkomsten, wanneer een gemeubileerde kamer wordt verhuurd. Dit zal vaker het geval zijn bij verhuur van een woning via Airbnb.114 Komen er nog heel andere diensten bij kijken, dan is zelfs denkbaar dat deze thuis horen als diverse inkomsten of mogelijk als beroepsinkomsten.115

Door de Belgische sociale partners is een grondig onderzoek ingesteld naar de evolutie van de deeleconomie en mogelijke vereiste maatregelen. Op federaal niveau is per 1 juli 2016 de zogeheten wet-De Croo (Programmawet) ingevoerd.116 De aldaar gehanteerde definitie voor deeleconomie betreft: ‘’Deeleconomie gaat over het ruilen en delen van ruimtes, goederen,

werktuigen, geld, kennis en diensten, tussen particulieren, via een elektronisch platform (erkend of georganiseerd door een overheid)’’.117

Hierop wordt in de wet wel een nuance aangebracht. Zo wordt louter verhuren van kamers niet onder de specifieke regeling voor de deeleconomie geschaard. Wanneer hier extra diensten bij komen kijken is de regeling voor de deeleconomie wel van toepassing.118 Denk aan het schoonmaken van kamer, serveren van ontbijt, aanbieden van vervoer enzovoorts.

112 Kamerstukken II, 2015-2016, 22 112, nr. 2172, p. 6

113 Kamerstukken II, 2017-2018, 34 785 nr. G

114 EY, 2016, p. 5

115 FOD Financiën, 2016

116 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, 2018

117 FOD Financiën, 2017

Noemenswaardig is dat het ‘diensten’ gedeelte hierbij onder de regeling komt te vallen, maar de gewone kamerverhuur onveranderd onder inkomsten uit (on)roerende zaken wordt belast.

Met de nieuwe regeling beoogde minister Alexander de Croo in zijn voorstel niet alleen heffing van diensten binnen de deeleconomie die aanvankelijk veelal aan belastingheffing ontsnapten uit de grijze zone te halen, maar evengoed beoogde hij een stimulans naar het ondernemerschap in de deeleconomie.119 De speerpunten van de nieuwe regeling zijn lagere lasten, eenvoud en transparantie.120

De regeling geldt ten aanzien van voordelen die voortkomen uit diensten die door de particulier zelf worden verleend aan derden, niet zijnde winsten uit het uitoefenen van en beroepswerkzaamheid, middels tussenkomst van een erkend elektronisch platform. Tevens moet via het platform een vergoeding worden ontvangen en betaald voor de diensten.121

Wederom zijn de feiten en omstandigheden van het geval de sleutel bij de beoordeling van een beroepsactiviteit. De traditionele criteria zijn: de aard en de frequentie van de verrichte handelingen, hun onderling verband, de mate van organisatie, het feit of er al dan niet met geleend kapitaal wordt gewerkt of met andere personen wordt samengewerkt en het feit of het een nevenactiviteit betreft die nauw aansluit bij de hoofdactiviteit.122

Wordt voldaan aan de voorwaarde met betrekking tot participatie aan de deeleconomie, dan worden de voordelen uit verhuur via Airbnb belast tegen een effectief tarief van 10%. De inkomsten zijn belast tegen 20%, met en forfaitaire kostenaftrek van 50%. Vanuit het hoofddoel van de nieuwe regeling -eenvoud en gebrek aan administratieve rompslomp- is het niet toegestaan bewijsbare werkelijke kosten in aftrek te brengen.123 Van belang is niet uit het oog te verliezen dat het alleen verhuren van een ruimte onverminderd wordt belast als inkomsten uit (on)roerende zaken. Alleen de extra diensten vallen onder de nieuwe regeling. Indien er één vergoeding wordt ontvangen voor de verhuur en de bijkomende diensten, geschiedt de splitsing van de baten forfaitair. 20% van de totaalprijs wordt geacht overeen te stemmen met de

119 Geel, 2016, p. 1 120 Persbericht 7 april 2018

121 Art. 90, lid 1, 1°bis, WIB 1992 jo. art. 36, PW 2016

122 Kamerstukken II, 2015-2016, 1875/1, p. 22

bijkomende diensten.124 In tegenstelling tot het kostenforfait, is men niet aan dit forfait gebonden, want het kan evengoed aan de orde zijn dat een particulier verhuurder op voorhand zijn verhuur en bijkomende diensten afzonderlijk in rekening brengt. De voorwaarde, ziend op deze gunstige fiscale behandeling van de ‘extra’ diensten bij onroerend goed verhuur via een deelplatform, is dat jaarlijks niet meer dan € 5.000 aan inkomsten vanuit de categorie deeleconomie mag worden behaald. Is dat wel het geval, dan wordt de totale vergoeding, zowel de huur voor de kamer als de vergoeding voor de bijkomende diensten, belast als beroepsinkomen.125 Nieuw is dat vanaf 15 juli 2018 de via erkende deelplatforms verkregen aanvullende inkomens, tot een maximum van € 6.000 op jaarbasis, volledig belastingvrij zijn.126

Naast dit besluit inzake de gunstige fiscale behandeling, is ook bepaald dat de deelplatformen als inhoudingsplichtigen zullen gaan fungeren.127 Airbnb heeft zich echter nog niet als

deelplatform laten erkennen.

2. Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk heeft de regering met het doel ‘het VK tot een mondiaal centrum voor de deel economie maken’ de deeleconomie zelfs tot een prioriteit gemaakt.128 Dit naar

aanleiding van een spraakmakende rechtszaak in oktober 2015.129 In maart 2016 heeft het Verenigd Koninkrijk in zijn begroting aangekondigd dat verhuurders via Airbnb en kleine ondernemers belastingvoordelen zullen krijgen, met als doel voor individuen de fiscale positie zekerder en gemakkelijker te maken. Sinds april 2017 zijn twee nieuwe belastingvrije vergoedingen ingevoerd van £ 1.000 voor inkomsten uit vastgoed en ruil.130 Particulieren hoeven hierdoor de eerste £ 1.000 die zij verdienen uit verhuur van onroerend goed via bijvoorbeeld Airbnb niet aan te geven in hun belastingaangifte.131

Deze maatregel wordt aangekondigd als de 'eerste belastingverdeler' voor delen in de wereld van de deeleconomie. Deze stap kwam bovenop de uitbreiding van de belastingaftrek 'Rent a Room' op de eerste £ 7.500 huurinkomsten uit een kamer in een hoofdverblijf in 2015.132

124 Art. 36, lid 3, PW 2016 125 Wellens, 2016, p. 3.

126 NBB Economisch Tijdschrift, p. 78; art. 37 bis §2 Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

127 Programmawet van 1 juli 2016, p. 40970e.v.

128PwC UK, 2016

129HvJ EU 20 december 2017, C-434/15, ECLI:EU:C:2017:981

130 The Guardian, 21 maart 2016

131 OECD, 2018

Aanvullend hierop is door het Verenigd Koninkrijk in 2017 onderzoek gedaan naar de compliance van binnen de deeleconomie actieve belastingplichtigen met als doel de participanten en hun compliance ten aanzien van belastingbetaling in kaart te brengen.133 Dit onderzoek onderscheidt zich van de vele anderen, omwille van de focus op de positie van de particulier en niet -zoals bij vele aanbevelingen en onderzoeken vanuit de Europese Unie- op de deelplatformen als bedrijf. NatCen maakt in zijn onderzoek inzichtelijk dat de belastingplichtigen over het algemeen zeer bereidwillig zijn ten aanzien van hun belasting verplichtingen. Er wordt ook een sterke relatie gelegd tussen het inkomen van de particulier en de bewustheid van mogelijke belastingplicht. Ofwel, hoe meer iemand verdient, des te bewuster hij er van is, dat inkomsten mogelijk aangegeven moeten worden.134 Echter, onwetendheid en gebrek aan kennis over welke inkomsten zij moeten aangeven en hoe zij dit moeten aangeven lijkt op het niveau van particulieren eerder regel dan uitzondering.135

3. Italië

Ook Italië heeft in het voorjaar van 2016 een wetvoorstel ingediend, waarin werd gesproken over een algeheel nieuwe wettelijke behandeling van de deeleconomie. Met het wetsvoorstel gaat Italië voor een zogenaamde quick-fix aanpak van de huidige fiscale wetgeving. Deze wet is specifiek gericht op digitale platformen die short-term verhuur (niet meer dan 30 dagen) faciliteren. Het huidige inkomstenbelastingsysteem van Italië is net als in Nederland een progressief heffingssysteem. In Italië onderscheiden ze een drietal inkomens, namelijk inkomsten uit: arbeid, een onderneming, vermogen. In tegenstelling tot Nederland, kent Italië geen vermogensbelasting, derhalve gaat het dus echt om inkomsten uit vermogen, maar het vermogensbestandsdeel ansich wordt niet belast tegen een fictief voordeel.

Zoals uit het wetsvoorstel blijkt, heeft het ten doel het erkennen en bevorderen van de deeleconomie en het verstekken van hulpmiddelen en het stellen van maatregelen ter waarborging van transparantie, rechtszekerheid en eerlijke concurrentie.136 Hierbij hebben zij

het AGCM -ofwel de Italiaanse Mededingingsautoriteit- aangewezen als toezichthoudend orgaan ten aanzien van het reguleren en controleren van de activiteiten van de deelplatforms, het categoriseren van de platforms en het opzetten van een nationaal elektronisch register voor

133 Research on the Sharing Economy, 2018, p.5

134 Research on the Sharing Economy, 2018, p.5

135 Research on the Sharing Economy, 2018, p.44

aan de deeleconomie deelnemende platforms.137 Er zal een beleidsdocument moeten worden opgesteld waarin de contractuele voorwaarden tussen het platform en de gebruikers en hun informatieverplichtingen worden vastgelegd. Advies en goedkeuring van de AGCM ten aanzien van dit beleidsdocument is een bindende voorwaarde voor registratie in het nationale elektronische register van platforms voor deeleconomie. Omwille van de uitvoerbaarheid en beperking van de administratieve lasten, schijft dit wetsvoorstel eveneens voor dat alle geldtransacties uitsluitend plaatsvinden via elektronische betalingssystemen en dat de methoden voor eenduidige registratie van gebruikers uiteen worden gezet, ter voorkoming van valse of niet-traceerbare profielen voor feitelijke gebruikers.138

In het voorstel wordt duidelijk dat de transparantie en billijkheid de rode draad door de heffing van belasting over inkomsten uit de deeleconomie moeten vormen. Hierbij wordt getracht diegene die een ‘onprofessionele micro-activiteit’ uitvoeren met minimale inkomsten te scheiden van diegene die hun diensten via de platforms aanbieden op professioneel- of ondernemersniveau met inkomsten vergelijkbaar aan een basis inkomen. Dit wetsvoorstel gaat uit van een tarief van 10% op inkomsten uit deelplatforms met een jaarlijks maximum van € 10.000. Hierbij zullen de deelplatforms als inhoudingsplichtige worden aangemerkt.139 Bij overschrijden van de drempel, wordt alleen datgene er boven tegen normale regels belast.

4. Estland

Estland lijkt ten aanzien van deelplatform Airbnb ver voor te lopen op de andere landen. Zo heeft de Estlandse regering in december 2018 een overeenkomst gesloten met Airbnb, waarbij gearrangeerd werd dat Airbnb-hosts vrijwillig én automatisch hun inkomsten via Airbnb kunnen melden aan de Estse belastingautoriteiten. De regering ambieert hiermee uitvoering te geven aan de wens van vergemakkelijking van belastingaangiftes voor particulieren. Deze vrijwillige meld-tool fungeert als een eerste stap richting transparantie en geeft de Estlandse overheid meer zekerheid ten aanzien van compliance van een van de belangrijkste inkomstenbronnen.

137 Wetsvoorstel Italiaans Parlement, 2016, art. 3 138 Wetsvoorstel Italiaans Parlement, 2016, art. 4