• No results found

2. Situatie 2: geen zuivere definitie deeleconomie

3.3. Inzicht huidige situatie 1 Effectiviteit

Om de effectiviteit van de wet- en regelgeving te kunnen analyseren is het van belang te beoordelen of de regeling doel treft. Het belasten van voordelen uit verhuur via Airbnb in box 1 van de inkomstenbelasting gebeurt niet altijd. Duidelijk is dat continue moet worden teruggevallen op ‘omstandigheden van het specifieke geval’. Voor de particulier verhuurder levert dit veel verwarring. Als gevolg hiervan worden onnodig inkomsten niet belast en is er sprake van non-belasting bij verhuur via Airbnb.86 Hoewel het verschillend belasten van

inkomstenbronnen in lijn is met de wetssystematiek van de Wet IB 2001, lijkt dit met betrekking tot Airbnb niet te stroken met de bedoeling van de wetgever. Dit omdat juist op vrijwel identieke verhuur situaties verschillende inkomenscategorieën van toepassing zijn, met als gevolg dat het gelijkheidsbeginsel onder druk komt te staan. s

Als de particulier al door het web van theorieën, voorwaarden en kwalificaties is geworsteld, zullen zijn voordelen ofwel rechtstreeks worden belast in box 1 als wuo of row, of wordt over het vermogensbestandsdeel een fictief voordeel worden berekend en belast in box 3. Voor kort verhuur van onroerend goed, welke kwalificeert als eigen woning, kent de wet een specifieke bepaling waardoor bij tijdelijke verhuur de voordelen worden belast. Het is de particulier vaak ook niet geheel duidelijk waar de scheidingslijn ligt tussen tijdelijk en permanent verhuur. Met als gevolg dat lang niet alle belastbare inkomsten via de inkomstenbelasting daadwerkelijk worden belast. Door de eigenwoningregeling wordt veel non-belasting voorkomen, maar zo blijkt ook uit een recente uitspraak van de rechtbank Nood-Holland, ingeval van tijdelijke verhuur van een onzelfstandig deel van de eigen woning, blijven de huuropbrengsten nog onbelast.87

Terug vallend op wat Staatssecretaris Snel in zijn beantwoording op de gestelde Kamervragen aangaf -dat hij de mening deelde dat voordelen uit verhuren van een deel van de woning óók belast zouden moeten worden88-, betekent dit mijns inziens dat de huidige wetgeving niet

86 Mol-Verver 2017, p.2.

87 Rechtbank Noord-Holland 30 mei 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:4343

volledig doeltreffend is ten aanzien van de voordelen die worden behaald uit kort verhuur van onroerend goed via deelplatforms. Er lijkt namelijk een heffingslek te zijn. Denkbaar is dat deze door de belastingplichtigen in de toekomst zal worden uitgebuit, nu menig particulier lucht heeft gekregen van de non-belasting en het feit dat de huidige Kamer voorlopig geen actie gaat ondernemen.

3.3.2. Efficiëntie

Als we de doelmatigheid willen beoordelen, moeten we kijken of de huidige wet- en regelgeving de juiste en beste middelen kent om het gewenste doel ook te bereiken. Juiste en beste middelen is een vrij breed begrip.

In dit onderzoek is gebleken dat met name de informatievoorziening ter discussie staat. Het schort aan handvatten voor de particulier verhuurder. Dit wordt ook beaamd door de deelplatforms zelf, zo blijkt uit een onderzoek van ShareNL.89 Ondanks dat alsnog de behoefte

bij particulieren bestaat naar meer duidelijkheid en informatie, heeft de Belastingdienst al middels een tool voor een klein deel in informatie voor particulieren voorzien op de website.90 Hier bieden zij een ondernemerscheck aan, welke een indicatie geeft na het beantwoorden van een aantal vragen.

Vice versa is het zo dat de Belastingdienst vooral veel problemen ervaart door de niet transparante handelswijzen van de onlineplatforms. De Belastingdienst ontvangt nauwelijks tot geen informatie van de deelplatforms, waardoor het de Belastingdienst ontbreekt aan een inzicht van de hoeveelheid van de transacties, maar ook de omvang van de transacties en tussen welke partijen deze plaatsvindt (verhuurder – huurder). Op deze manier kan de Belastingdienst niet in alle volledigheid controleren of de particulieren die verhuurinkomsten genereren, deze ook daadwerkelijk aangeven. Gesteld kan worden dat de huidige wet- en regelgeving nog onvoldoende doelmatige is.

3.3.3. Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid kent eigenlijk twee benaderingen. Vanuit de visie van de Belastingdienst, maar ook vanuit de particulier. Beiden worden beoordeeld.

89 ShareNL 2015, p.22

Voor de particulier staat voorop dat de regelingen begrijpelijk en eenvoudig moeten zijn. De verwarring die er op dit moment hangt omtrent de deeleconomie als geheel, geeft al aan dat de uitvoerbaarheid niet op het wenselijke niveau is.91 Particulieren overzien op dit moment niet de fiscale gevolgen van de verhuur. Dit is mede het gevolg van een heel scala aan mogelijke kwalificaties, waarvoor ieder zijn eigen vereisten weer heeft en ieder leidt tot een andere mogelijke belasting.

Zoals eerder al is gebleken, is het voor de Belastingdienst ook een gecompliceerde materie en is de wens naar meer helderheid groot. Bij de overheid speelt een belangrijke rol dat de uitvoeringskosten ten alle tijden in verhouding zullen moeten staan tot de opbrengst die uit de belastingheffing volgt. Omdat de onlineplatforms nauwelijks tot geen informatie over de belastingplichtigen deelt, beschikt de Belastingdienst niet over informatie over behaalde voordelen van particulieren uit verhuur van hun woning. Het controleren van belastingplichtigen is een kostbaar en moeilijke aangelegenheid en maakt de uitvoerbaarheid complex.

De eigenwoningregeling ansich is een complexe wettelijke constructie en blijkt in de praktijk moeilijk uitvoerbaar.92 In de literatuur wordt derhalve door menigeen gehamerd op vereenvoudiging van de huidige regeling, mogelijk door overheveling van de eigen woning naar box 3. Dit zou neutraliteit creëren ten aanzien van de fiscale behandeling van kapitaalinkomen en zou het systeem begrijpelijker en eenvoudiger maken.93

3.4. Rechtsbeginselen

Casuïstische rechtsvinding staat haaks op de regelgeleide rechtsvinding, waarbij aan de hand van harde vaststaande regels wordt getoetst. Daar waar casuïstische rechtsvinding is gericht op de billijkheid en streven naar rechtvaardigheid, heeft de regelgeleide rechtsvinding ten doel rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid garanderen.94 Er zijn echter wel een aantal beginselen die botsen met de casuïstische benadering, met als gevolg dat deze beginselen mogelijk ook op gespannen voet staan met de hele deeleconomie-materie.

91 Mol-Verver 2017, p.2.

92 Caminada & Stevens, 2017, p. 639 e.v.

93 Van den Dool, 2017

3.4.1. Gelijkheidsbeginsel

Zo vormt het gelijkheidsbeginsel al jaar en dag een fundamenteel rechtsbeginsel in het Nederlandse (fiscale) recht. Dit beginsel is niet voor niets na de grondwetherziening in 1983 in de Grondwet opgenomen als eerste wetsartikel. Dit beginsel is eveneens op internationaal niveau van groot belang.

Vanuit het gelijkheidsbeginsel wordt verwacht dat een rechtsoordeel een regel oplevert die zich voor herhaaldelijke toepassing leent. Dit betekent dat niet alleen in een geval een bepaalde beslissing genomen moet worden, maar dat evengoed in de toekomstige bij gelijke gevallen dezelfde beslissing wordt genomen. De kern van het gelijkheidsbeginsel is; gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk. Ook hiervoor geldt dat een inhoudelijke definitie van ‘gelijk’ nodig is om te kunnen oordelen.95 De gevallen moeten dan

zowel rechtens als feitelijk gelijk zijn. Gaat het om gelijke gevallen? Dan nog kan een rechtvaardigingsgrond aanwezig zijn, zo blijkt uit de rechtspraak.96 Van een

rechtvaardigingsgrond is sprake wanneer én een legitiem doel wordt nagestreefd én aan de proportionaliteitstoets wordt voldaan. Ofwel, staan de ingezette middelen in verhouding ten aanzien van het doel.

Het grijze gebied maakt het praktisch onmogelijk voor de Belastingdienst om gelijke gevallen gelijk te behandelen. In theorie moet de behandeling van de traditionele exploitanten van overnachtingsmogelijkheden gelijk zijn aan de behandeling van verhuurders via Airbnb. In een situatie als deze wordt de ongelijke behandeling gerechtvaardigd door het argument van keuzevrijheid bij redelijk overheidsbeleid. In dit geval valt de gemaakte keuze binnen de beoordelingsmarge van de wetgever, waar ook de vrijheid onder valt om wenselijke maatschappelijke doeleinden te stimuleren zoals de ontwikkeling van de deeleconomie.97

3.4.2. Rechtszekerheidsbeginsel

Eerder in dit hoofdstuk is als één van de grootste knelpunten de onduidelijkheid aangestipt. Dit knelpunt geeft al aan dat de inconsistentie van de uitwerking van de deeleconomie weinig rechtszekerheid biedt aan de belastingplichtigen. De rechtszekerheid van belastingplichtigen is moeilijker te waarborgen, wanneer vanuit de wet of rechtspraak geen eenduidige rechtsregel

95 Gribnau, 2001, p. 53 96 Gribnau, 2001, p. 53

kan worden ontleend. Rechtszekerheid kan slechts worden geboden door algemene regels vooraf en door concrete verwachtingen in de gegeven omstandigheden.98

3.4.3. Draagkrachtbeginsel

Nu de Staatssecretaris bij brief heeft aangekondigd niet op korte termijn met aanvullende generieke wet- en regelgeving omtrent belastingheffing van de deeleconomie te komen, is het belangrijk de algemene regels en beginselen in specifiek de inkomstenbelasting te benadrukken.99 Als uitgangspunt voor de Nederlandse inkomstenbelasting geldt dat wordt geheven naar rato van een ieders financiële draagkracht, ofwel het draagkrachtbeginsel.100 De belangrijkste maatstaf voor de meting van draagkracht is het inkomen.101 Dusarduijn trekt reeds, mijns inziens terecht, in twijfel of heffing over een fictief voordeel uit een onroerende zaak in box 3 aansluit bij de draagkracht gedachte.102 Box 3 vormt immers de zogezegde

restcategorie en er wordt over het vermogensbestandsdeel belasting geheven, ongeacht of daadwerkelijke verhuur plaatsvindt. Hij meent dat een belastingheffing naar werkelijke opbrengst beter spoort met het draagkrachtbeginsel.

98 Taekema, Gaakeer & Loth, 2013 99 Kamerbrief, 2015, p. 6

100 Dusarduijn, 2015, p. 41

101 Essers & Van Kempen, 2013, p. 1 102 Dusarduijn, 2015, p. 274