• No results found

Hoofdstuk 2.6 Poussin en het Oude Testament

3.4 Schilderijen gebaseerd op Antiquitates judaicae van Josephus

3.4.3 Rebecca bij de waterput

Rebecca is in de Bijbel de vrouw van Isaak en moeder van Jakob en Esau. De geschiedenis van deze familie wordt in de beeldende kunst veelvuldig afgebeeld. Het zijn met name de vertellingen omtrent; het offer van Isaak, de zegening van Jakob door Isaac en de worsteling van Jakob met de engel die geschilderd worden. Het schilderij Rebecca bij de waterput uit 1648 is gebaseerd op de vertelling uit Genesis 24 (Afb.18). Hierin staat de moeder van het gezin centraal. Het Bijbelboek beschrijft hoe aartsvader Abraham, die al op hoge leeftijd was, een zoektocht initieert naar een geschikte vrouw voor zijn zoon Isaac. Hij geeft zijn knecht, vermoedelijk Eleziër de opdracht op reis te gaan naar zijn geboorteland. Hij wordt hierbij vergezeld door een engel. Te midden van zijn familie zal de knecht een goede vrouw voor Isaac vinden. Met tien kamelen en allerlei kostbaarheden vertrekt de knecht richting Nachor. Buiten de stad houdt hij halt bij een waterput. De knecht weet dat tegen de avond de vrouwen uit de stad gaan om water te putten. Hij spreekt naar zijn God het voornemen uit om een meisje te vragen hem te drinken te geven. Als het meisje daar positief op reageert en ook zijn kamelen water wil geven, is het voorbestemd om de vrouw van Isaac te worden. Direct komt Rebecca de stad uit gelopen en vult haar kruik bij de waterput. De knecht vraagt het meisje om water, waarop ze antwoordt: “Ga u gang, heer, … Ik zal ook voor

uw kamelen putten tot ze genoeg hebben gehad”. Toen de kamelen genoeg gedronken hadden gaf

73

ze de dochter was van Betuel, de zoon van Milka en Nachor, viel de knecht op zijn knieën en bad tot zijn God. Dit was namelijk de bevestiging dat ze uit de familie van Abraham kwam en de geschikte vrouw was voor Isaac. In het Bijbelboek wordt vervolgens aandacht geschonken aan de kennismaking met de familie van Rebecca, de zegening van de familie, de terugkeer naar Kanaän en de kennismaking met Isaac.

De vertelling van Josephus in boek 1 hoofdstuk 16, paragraaf 1 tot en met 3 van

Antiquitates Judaicae is overeenkomstig met een groot aantal gebieden uit het Genesis verhaal,

hoewel hij de lezer voorziet van meer achtergrondinformatie. Er zijn echter ook een aantal opvallende verschillen. Zo vertelt Josephus dat het voorbestemd was dat Isaac met Rebecca, de dochter van de zoon van Nachor, de broer van Abraham zou trouwen. Men moest haar enkel nog vinden. En in plaats van een gouden neusring en twee gouden armbanden krijgt het meisje in de publicatie van Josephus een halsketting aangeboden. Josephus laat de engel die de knecht begeleidt, de tien kamelen en de kennismaking met Isaac op het einde van het verhaal weg, hier wordt geen enkele melding van gemaakt. Het belangrijkste verschil tussen beide boeken is echter het proces van kennismaking tussen de knecht en Rebecca. Hoewel het meisje ook in Antiquitates

Judaicae te herkennen zou zijn aan haar bevestigende antwoord op het verzoek van de knecht om

hem van water te voorzien, gaat dit niet zonder slag of stoot. Josephus benadrukt namelijk dat de knecht meerdere meisjes tegen kwam die op weg waren water te halen. In regel 246 beschrijft hij: “Hij ging bij de bron staan en vroeg de meisjes hem drinken te geven. Maar ze wendden zich af en

zeiden dat ze het water naar huis wilden dragen en het niet aan hem wilden geven, want het water was niet gemakkelijk te krijgen.” Na deze afwijzingen is het Rebecca zelf die zich meldt bij de

knecht. Josephus beschrijft: “Onder hen was er echter één die de anderen verwijten maakte over

hun onvriendelijkheid tegenover de vreemdeling. ‘Als jullie iemand zelfs geen water willen geven, ‘sprak ze, ‘wat zullen jullie de mensen dan ooit wél willen geven?’ En ze gaf hem met een vriendelijk gebaar water.” De nadrukkelijke aanwezigheid van andere vrouwen bij de waterput in

de publicatie van Josephus is van belang voor het onderzoek naar het schilderij Rebecca bij de

waterput van Poussin.

Poussin heeft de vertelling van Rebecca bij de waterput driemaal geschilderd. Het schilderij uit 1648, dat zich bevindt in de collectie van het Louvre in Parijs, is voor deze masterscriptie het meest interessant om nader te onderzoeken. Volgens André Félibien is het doek geschilderd voor Jean Pointel, bankier en zijdehandelaar, die naast dit schilderij nog een vijftal andere schilderijen van Poussin aankocht. Op het grote doek, bijna twee meter in lengte, heeft Poussin een

74

veertiental figuren afgebeeld. Ze bevinden zich bij een waterput, aan de rand van de stad. Centraal in de compositie staan de knecht van Abraham en Rebecca. Hij biedt haar een ring aan. Met een vriendelijke blik drukt zij nederig haar hand tegen de borst. Deze intieme en verstilde scene staat in schril contrast met de twaalf vrouwen bij de waterput, die druk bezig zijn met het vullen en dragen van de kruiken. Er is een energieke uitwisseling van blikken, gebaren en woorden tussen hen. Terwijl sommigen de hoofdpersonen scherp in de gaten houden, gaan anderen geheel op in hun dagelijkse taak. De drie vrouwen die rechts in de compositie staan afgebeeld kijken nieuwsgierig, en ook een beetje wantrouwend, naar hetgeen dat zich voor hen afspeelt. In het oog springen de contrastrijke kleuren van de gewaden van de figuren. Poussin is er wederom in geslaagd om een evenwichtige balans te vinden. De kille, geometrische gebouwen van de stad vormen een mooi tegenwicht met de organische bewegingen van de vrouwen en de plooival van de gewaden.

Afb.18. Nicolas Poussin. Rebecca bij de waterput. 1648. Olieverf op doek. 118 x 199 cm. Musée du

Louvre, Parijs.

Poussin heeft bij het schilderen van deze vertelling nadrukkelijk ervoor gekozen om de ontmoeting tussen Eleziër en Rebecca te laten plaatsvinden in het bijzijn van een groot aantal andere vrouwen. Hun aanwezigheid wordt enkel in de publicatie van Josephus benadrukt. Ze

75

vervullen een cruciale rol in het afwijzen van Eleziër Het is een teken voor Rebecca om zich openlijk kenbaar te maken en om te doen wat van de toekomstige vrouw van Isaac verwacht wordt, namelijk het geven van water aan de vreemdeling. In de Bijbel wordt de interactie tussen de knecht en de andere vrouwen niet benoemd. In Genesis 24 wordt beschreven dat Rebecca alleen de stad uit komt gelopen. Hoewel het in de beeldtraditie van de vertelling over Rebecca bij de waterput niet ongewoon is om enkele vrouwen af te beelden, is de nadrukkelijke aanwezigheid van maar liefst twaalf vrouwen zeer ongebruikelijk. De hoeveelheid en betrokkenheid van deze vrouwen bij de ontmoeting van Eleziër en Rebecca laat zich alleen verklaren door de tekst van Josephus. Een tweede belangrijke aanwijzing dat Poussin bij het vervaardigen van de compositie zich voornamelijk gebaseerd heeft op Antiquitates Judaicae is het weglaten van de kamelen in de compositie. Er is geen enkele aanwijzing dat Rebecca naast Eleziër ook zijn tien kamelen van water heeft voorzien, zoals in Genesis 24 staat vermeld. De reden voor het weglaten van de dieren is vanuit de compositie moeilijk te verklaren, er is immers op het tweede plan, tussen de groep vrouwen en de stad, genoeg ruimte om een of twee kamelen te schilderen. Vanuit de Bijbeltekst is het weglaten ervan ook moeilijk te verklaren, het is namelijk een belangrijk onderdeel van het tonen van de dienstbaarheid van Rebecca. Het is met name door de aanwezigheid van de vrouwen en de afwezigheid van de kamelen dat het zeer aannemelijk is dat Poussin bij het schilderen van

Rebecca bij de waterput gebruik heeft gemaakt van Antiquitates Judaicae. Poussin heeft zich

echter ook bediend van een aantal vrijheden. De ring die Eleziër aan Rebecca geeft is niet overeenkomstig met de neusring en armbanden uit Genesis of de halsketting uit Antiquitates

Judaicae. Het is zonder twijfel een symbolische verwijzing naar het ophanden zijnde huwelijk

tussen Rebecca en haar toekomstige echtgenoot Isaac.

Uit de geanalyseerde schilderijen, die in dit hoofdstuk besproken worden, is het aannemelijk gebleken dat Nicolas Poussin op de hoogte moet zijn geweest van de publicaties van Flavius Josephus. Hij heeft meerdere malen expliciet gebruik gemaakt van Antiquitates Judaicae om zijn composities te vervaardigen. Hij maakt daarnaast dankbaar gebruik van prenten van tijdgenoten en oude meesters om zijn figuren vorm te geven en van zijn eigen studies van het antieke Rome en het platteland om gebouwen en de natuurlijke elementen weer te geven. Naast het gebruik van Antiquitates Judaicae blijft de Bijbel een essentiële bron. Het is zeer waarschijnlijk dat Poussin bij het opzetten van zijn composities beide boeken raadpleegde voor inspiratie. Zijn kunsthistorische en archeologische kennis stelden hem vervolgens in staat deze composities verder vorm te geven en het verhaal tot leven te brengen met een strakke lijnvoering en een

76

contrastrijk kleurgebruik. Er blijven na deze constatering nog een aantal belangrijke vragen onbeantwoord. Welke thema’s uit Josephus’ publicaties worden met name gebruikt, welke reden is hiervoor aan te wijzen, wat is de betekenis van het gebruik van Josephus’ publicaties voor de schilder Poussin en welke rol spelen opdrachtgevers in deze kwestie? In de conclusie van deze masterscriptie probeer ik deze vragen te beantwoorden en met elkaar te verbinden.

77

Conclusie

Deze masterscriptie stelde zichzelf ten doel om een connectie tot stand te brengen tussen Nicolas Poussin, de belangrijkste vertegenwoordiger van het Franse classicisme in de 17e eeuw, en Flavius Josephus, een van de meest gelezen historici uit de oudheid. De onderzoeksvraag: “Hoe groot is de

invloed en wat is de betekenis van Flavius Josephus voor de uitbeelding van thema’s uit het Oude Testament in het oeuvre van Nicolas Poussin?” ging gepaard met een drietal belangrijke

observaties. Ten eerste was onderzoek naar het gebruik van Josephus in de Europese schilderkunst nog onvoldoende in kaart gebracht. Ten tweede werden toeschrijvingen in de literatuur onvoldoende onderbouwd en toch veelvuldig overgenomen. Ten derde werden vertellingen uit het Oude Testament binnen de historieschilderkunst grotendeels overschaduwd door vertellingen uit het klassieke gedachtegoed en het Nieuwe Testament. Deze masterscriptie heeft geprobeerd deze uitgangspunten te doorbreken. Het onderzoek kon niet buigen op schriftelijke bronnen die aantonen dat Poussin in het bezit was van Flavius Josephus’ publicaties. Zijn boeken staan niet vermeld op de inventarislijst die is opgemaakt na het overlijden van de schilder. In de brieven die Poussin heeft nagelaten, spreekt hij ook nimmer over Josephus of over een van zijn publicaties. Ook zijn belangrijkste biograaf Giovanni Pietro Bellori maakt geen melding van Josephus. Het is echter aannemelijk dat Poussin wel op de hoogte was van Josephus’ publicaties. Zo is het mogelijk dat Poussin via zijn opdrachtgevers Cassiano dal Pozzo en kardinaal Camillo Massimi in Italië en De Noblesse de Robe in Frankrijk in contact is gekomen met het werk van Josephus. Daarnaast moet Poussin, die toegang had tot de bibliotheken van de Barberini, ook zelf in de gelegenheid zijn geweest om geschriften van klassieke schrijvers, historici, kerkvaders, theologen, filosofen, archeologen te ontdekken en te bestuderen. Het iconografisch onderzoek moest uitsluitsel bieden of Poussin in de composities van zijn schilderijen werkelijk gebruik heeft gemaakt van Josephus’ publicaties. Het onderzoek richtte zich daarbij voornamelijk op de 34 schilderijen van Poussin met een oudtestamentisch thema. Het onderzoeksproces combineerde het bestuderen van teksten uit het Oude Testament en Antiquitates judaicae met een grondige

visuele analyse van het schilderij.

Het iconografisch onderzoek toont aan dat het aannemelijk is dat Nicolas Poussin bij ten minste 7 schilderijen gebruik heeft gemaakt van publicaties van Flavius Josephus om zijn composities te voltooien. Het schilderij De verovering van Jeruzalem door Titus is gebaseerd op

Bello judaico en de schilderijen De tocht door de Rode Zee, Mozes die de kroon van de farao vertrapt, De Israëlieten verzamelen het manna, De Expositie van Mozes, Mozes wordt gered uit het

78 water en Rebecca bij de waterput zijn tot stand gekomen met behulp van Antiquitates Judaicae.

Met betrekking tot deze laatste groep zijn een aantal opmerkelijke conclusies te trekken. Ten eerste valt de aanwezigheid van de Bijbelse figuur Mozes op in deze werken. In maar liefst 5 van de 6 werken speelt hij een prominente rol. In drie schilderijen gaat de vertelling over zijn kinderjaren en in de twee andere vertellingen leidt hij het Joodse volk door de woestijn richting het Beloofde Land. Ten tweede is vast te stellen dat alle werken met een oudtestamentisch thema als een prefiguratie gezien kunnen worden van gebeurtenissen die in het Nieuwe Testament staan te gebeuren. Zo kunnen de schilderijen De Expositie van Mozes en Mozes wordt gered uit het

water worden beschouwd als prefiguratie van De vlucht naar Egypte en de ontsnapping van de

Heilige Familie aan De Kindermoord van Bethlehem. In de vertellingen omtrent De tocht door de

Rode Zee en De Israëlieten verzamelen het manna staat de verlossing van het Joodse volk centraal.

Beide werken verwijzen naar katholieke sacramenten en kunnen beschouwd worden als prefiguratie van de doop en de eucharistie. Net als in een drietal andere schilderijen neemt,- water,- in de vertelling van Rebecca bij de waterput een prominente plaats in. Hoewel hier ook een verwijzing naar de doop in gezien kan worden, is het aannemelijker dat het schilderij een prefiguratie is van de Annunciatie. De derde conclusie die getrokken kan worden heeft betrekking op het gebruik van Josephus’ Antiquitates Judaicae door Poussin. De schilder heeft de publicatie waarschijnlijk ter ondersteuning van de vertellingen uit het Oude Testament gehanteerd. Er kan niet worden vastgesteld dat Poussin in de weergave van oudtestamentische verhalen uitsluitend gebruik heeft gemaakt van Josephus. Poussin gaat selectief te werk in het ter hand nemen van

Antiquitates Judaicae voor zijn composities. Hij gebruikt de publicatie met name voor het

opnemen of weglaten van bepaalde figuren en specifieke gebaren of handelingen. In de schilderijen De Expositie van Mozes en Mozes wordt gered uit het water zijn de aanwezigheid van Vader Amaram in het eerste schilderij en de mannelijke duiker in het tweede schilderij belangrijke aanwijzingen voor het gebruik van Josephus. In De tocht door de Rode Zee is de toeschrijving te danken aan de aanwezigheid van de donkere wolkenpartij en het verzamelen van de wapens van de verdronken Egyptenaren. In De Israëlieten verzamelen het manna zijn de aanwezigheid van de zwakkeren onder de bevolking en Mozes die expliciet zijn hand omhoog heft belangrijke redenen om aan te nemen dat Poussin gebruik heeft gemaakt van Antiquitates Judaicae. Tot slot ligt met betrekking tot het schilderij Rebecca bij de waterput het antwoord besloten in de aanwezigheid van het groot aantal andere vrouwen bij de waterput enerzijds en de afwezigheid van de tien kamelen anderzijds. De vierde conclusie die getrokken kan worden heeft betrekking op de rol van de prentkunst. Men kan vaststellen dat Poussin niet, zoals zijn Noord Nederlandse collega’s,

79

veelvuldig gebruik heeft gemaakt van prentenbijbels. In plaats van teruggrijpen naar geïllustreerde handschriften, didactische blokboeken of prentenseries met dezelfde Bijbelse thema’s, ontwierp Poussin zijn eigen composities of kopieerde hij figuren, houdingen, gebaren, uitdrukkingen, voorwerpen en attributen van prenten afkomstig van tijdgenoten en oude renaissance meesters zoals Raphael, Titiaan, Romano, Polidoro da Caravaggio en Mantegna. Deze prenten, afkomstig uit de collecties van zijn opdrachtgevers of openbare instellingen, verbeelden meestal een klassiek thema en niet een Bijbelse vertelling. Hij gebruikte daarnaast zijn eigen studies van het antieke Rome en het platteland om gebouwen en de natuurlijke elementen weer te geven.

De vraag waarom Poussin gebruik heeft gemaakt van Josephus’ werk, blijft in de literatuur onderbelicht. Om een verklaring te vinden voor het gebruik van Josephus’ publicaties door Poussin is het naar mijn idee belangrijk om in kaart te brengen welke rol de Bijbelse figuur Mozes speelde in het oeuvre van Poussin, in de publicaties van Josephus, in het leven aan het Franse Hof en in het leven van Poussins opdrachtgevers. Maar liefst 18 schilderijen heeft Poussin geschilderd met Mozes in de hoofdrol. Geen enkele schilder uit Frankrijk of Italië heeft deze Bijbelse figuur zo vaak geschilderd als Poussin in de 17e eeuw. De schilder noemt Mozes in een brief aan zijn goed vriend Jacques Stella zelfs: son législateur.193 Ook in het oeuvre van Josephus speelt Mozes een belangrijke rol. Hij beschrijft Mozes uitvoerig en neemt zelfs de niet-Bijbelse tekst, Mozes vertrapt de Kroon van de Farao, op in Antiquitates Judaicae. Josephus benadrukt Mozes als een individu en niet zozeer als een instrument van god. Hij beschrijft uitvoerig zijn karakter, knappe uiterlijk en uitstekende vaardigheden als spreker. De positieve aandacht voor Mozes vindt ook aan het Franse Hof een vruchtbare voedingsbodem. Historicus Todd P. Olson maakt in zijn publicatie Poussin and

France: painting, humanism, and the politics of style duidelijk waarom Mozes zo’n belangrijke

positie aan het Franse Hof kon verwerven. Ten eerste werd hij door velen gezien als een groot politiek leider, vanwege zijn rol in het aandragen van een wetboek voor het volk. In Frankrijk dienden Joodse en Romeinse wetten als voorbeeld voor het inrichten van de rechtstaat.194 Het gegeven dat deze leider, wetgever en spreker zijn invloed en kracht liet gelden in een tijd van crises maakte van hem daarnaast een uitermate goed rolmodel. De autoriteit en het geloof van Mozes werden constant op de proef gesteld maar niet gebroken.195 Ten derde werd Mozes niet enkel gezien als een historische figuur afkomstig uit de Joodse geschiedenis, maar ook uit het Romeinse keizerlijke verleden. De klassieke oudheid was de sociale norm aan het Hof van de Bourbon dynastie en kennis ervan betekende meer aanzien, macht en privilege.196 Naast een toename in populariteit van klassieke literatuur en mythologie werden klassieke artefacten een

80

belangrijk statusobject in Frankrijk. Onderzoek naar en het delen van kennis over de klassieke oudheid zorgden voor solidariteit, sociale cohesie en het ondersteunde de staat in zijn zoektocht naar identificatie met deze periode.197 Door het grote aanzien van de klassieke oudheid aan het hof is het niet vreemd dat Josephus’ publicaties een grote belangstelling genoten, met name bij de Noblesse de Robe. Het werk van Josephus was geschreven tijdens de Romeinse overheersing en had daarmee een directe link met deze periode. Vanwege deze oorsprong stonden zijn publicaties op gelijke voet met andere klassieke teksten en werden ze aan het hof bestudeerd en bediscussieerd.198 De historische figuren uit de Joodse geschiedenis werden hierdoor gezien als personages die afkomstig waren uit het Romeinse keizerlijke verleden en kregen hetzelfde gewicht