• No results found

The Tudors

Hoofdstuk 5: reacting to the past

Dit hoofdstuk bespreekt een aantal momenten waarop de gebruikte films het verleden tonen vanuit een modern perspectief. Een diepgaande analyse is hier niet mogelijk omdat slechts korte fragmenten werden besproken waarin steekspelen voorkwamen. Het bekijken van de volledige film of serie is vaak noodzakelijk om een goed zicht te krijgen hoe filmmakers omgingen met het verleden vanuit het heden (reacting to the past) of hoe de symbolische laag van Vos zichtbaar is in de film.

Middeleeuwse steekspelen worden in Hollywoodfilms gefilmd met de nadruk op actie en spanning en worden voorgesteld als het duel tussen goed en kwaad ( ​El Cid, A knight’s Tale en Game of Thrones ) en/of als sport (​Henry VIII, The Tudors, Game of Thrones, A knight’s Tale). Het goed ​versus kwaad-principe is een klassieke filmtechniek die niet overeenkomt met de (historische) werkelijkheid die per definitie complexer is dan de tegenstelling goed/slecht. In de geziene fragmenten wordt ​the good guygespeeld door het voor de hand liggende personage: de heldhaftige ridder die vrede wil in het land, de ​underdog die de sociale standen uitdaagt en de ​knight of the flowers​ , die stuk voor stuk duelleren tegen een (letterlijk) zwarte ridder. Behalve het steekspel als (allesbepalend) due, tonen films en series de ​joust dus ook als sport, hetgeen trouwens dichter bij de laatmiddeleeuwse werkelijkheid komt. Het is vooral de film99 ​A knight’s tale die dit sportieve aspect van steekspelen in de schijnwerper zet, maar hierbij wel vaak de vergelijking met een modern sportevenement laat primeren boven de historische werkelijkheid.

Reeds in de beginscène 100 doet ​A knight’s tale de kijker denken aan een van de vele sportwedstrijden die hij/zij onlangs bijwoonde of bekeek: het meezingen en klappen van de Queen-klassieker “We will rock you” die gespeeld wordt door de trompettisten (luidsprekers), het juichende publiek, de aanwezigheid van een groepje toeschouwers (hooligans?) die reeds te diep in het glas gekeken hebben, de opschepperij van de deelnemers en zelfs de (​Mexican) wave​, die “uitgevonden” werd in de jaren 1960. 101Ook in fragmenten 4 en 5 102zijn de enthousiaste toeschouwers aanwezig en vooral in fragment 7 103wordt de vergelijking met hedendaagse sportevenementen duidelijk gemaakt: de helm die wegvliegt en gevangen wordt door het publiek, kan evengoed vervangen worden door een honk- of rugbybal. Ook het feit dat het team van William deelt in de winst en de populariteit van en eerbetoon aan William door hem tot ridder te slaan, doen denken aan moderne sportteams en atleten. Het trademark op Williams harnas is ten slotte niets anders dan een kristalheldere vergelijking met het hedendaagse sportmerk Nike (te zien op 01.00.40. Dit beeld is geen deel van een besproken fragment). Deze voorstelling van het sportieve aspect van een laatmiddeleeuws steekspel is dus duidelijk niet geïnspireerd op historische bronnen maar wel op hedendaagse fenomenen. Regisseur Brian Helgeland deed dit echter heel bewust: hij was op de hoogte dat steekspelen in de late middeleeuwen als sport werden beoefend in de 99 Joachim K Rühl, “Behind the scenes of popular spectacle and courtly tradition: the ascertainment of the best jouster,” ​Stadion ​12 (1986): 39-48; Emma Griffin. “Sports and celebrations in English market towns, 1660-1750,” ​Historical research ​75 (2002): 188-208.

100​A knight’s tale​, fragment 1: 00.03.10 - 00.05.25.

101 Finlo Rohrer, “Who invented the Mexican wave?,” BBC news, geraadpleegd 13.05.20,

http://news.bbc.co.uk/2/hi/8742454.stm.

102​A knight’s tale​, fragment 4: 00.44.10 - 00.47.30; fragment 5: 00.56.35 - 01.00.14. 103​A knight’s tale​, fragment 7: 01.20.28 - 01.21.00.

aanwezigheid van toeschouwers en wilde duidelijk maken aan de filmkijker hoe een middeleeuwse toeschouwer zich zou kunnen gevoeld hebben. Aangezien de middeleeuwen een onbekende periode is, gebruikte Helgeland elementen die een filmkijker uit de 21e eeuw wel zou herkennen.104 De openingsscène van ​A knight’s tale is ondanks de anachronismen (of net dankzij) een uitstekende instap voor een lessenreeks over laatmiddeleeuwse toernooien.

Het personage van William Thatcher zelf is ook terug te brengen tot een modern fenomeen of beter een modern ideaal: het ideaal van de ​selfmade (American) man die de gevestigde waarde trotseert. Vertaald naar de film wordt het feodale systeem uitgedaagd door publieksfavoriet William die - zelf geen ridder zijnde - zichzelf traint en door hard werk en zelfvertrouwen een ridder van de oude stempel verslaat met de woorden “​welcome to the new world.” Het feit dat William hiervoor zelf tot ridder moest geslagen worden en dus eigenlijk deel wordt van het feodale systeem, wordt weliswaar minder diep uitgewerkt in de film; de focus blijft op het geloof van William (en zijn vrienden) in zichzelf. Haydock ziet gelijkenissen tussen ​A knight’s tale en ​Gladiator (2000) waarin de heersende macht (graaf Adhemar en keizer Commodus in ​Gladiator​) de democratie wil misbruiken, maar waarin de democratie hersteld wordt door het spektakel. Het spektakel wordt in deze films voorgesteld als een publiek forum van sociale gelijkheid met plaats voor dialoog. Deze voorstelling van het spektakel als de ultieme vorm van democratie komt pas tot stand door de analogie met moderne sportevenementen.105 Het personage van William staat verder ook symbool voor de arme derde stand, hetgeen kan geactualiseerd worden naar de minder bedeelden van de 20e en 21e eeuw (de film kwam uit in 2001). De overwinning van William draagt een bepaalde hoop voor de armen met zich mee dat ook zij in staat zijn om hun lot (of ​stars zoals het in de film gezegd wordt) te veranderen.

104 SonyMovieChannel, “Reel 6: a knight’s tale,” Youtube, geraadpleegd 14.05.20,

https://www.youtube.com/watch?v=5DKj_H0OyOQ.

105 Nickolas Haydock, “Arthurian melodrama, Chaucerian spectacle, and the waywardness of cinematic pastiche in ​First knight ​and ​A knight’s tale,​”​ ​in ​Film and fiction: reviewing the middle ages, eds Tom Shippey en Martin Arnold, studies in medievalism XII (Cambridge: D. S. Brewer, 2003), 25-9.