• No results found

De programmaopzet: structuur, opbouw en rol van de professionals

6 Conclusie, discussie

6.4 De programmaopzet: structuur, opbouw en rol van de professionals

De programmabetrokkenen benadrukken dat ‘Voor dik & dun’ zich onderscheidt van andere programma’s rondom ditzelfde thema door zijn preventieve, realistische en haalbare opzet waarbinnen een impliciete vorm van leren door rolmodellen wordt afgewisseld met een meer expliciete vorm van leren door gezondheidsprofes- sionals.

De geïnterviewde gezondheidswetenschappers zijn daarentegen van mening dat ‘Voor dik & dun’ zich, juist door zijn grote nadruk op het aantal kilo’s dat de hoofd- personen al dan niet kwijt zijn geraakt, helemaal niet zo sterk onderscheidt van andere ‘afvalprogramma’s’. Om aan de preventieve doelstelling te voldoen had meer aandacht besteed moeten worden aan de overige positieve effecten van gezonder leven (hoewel de gezondheidswetenschappers erkennen dat dit in de praktijk moei- lijk is). Maar, er is meer kritiek op de structuur. Alle gezondheidswetenschappers benadrukken dat de diëtiste in ‘Voor dik & dun’ teveel op de voorgrond staat, wat maakt dat het programma meer de vorm aanneemt van ‘old school voorlichting’ dan van een E&E programma. Het is de diëtiste die de gezinnen aanspreekt op hun gedrag en hun vanuit een autoritaire positie commentaar geeft. Dit geeft het pro- gramma een negatieve bijsmaak, die nog eens versterkt wordt vanuit het gegeven dat slechts dat wat de gezinnen fout doen gevisualiseerd wordt, terwijl de alternatie- ven voor dat foute gedrag door de diëtiste voorgedragen worden (en niet in beeld gebracht worden).

De groepsdiscussies bevestigen dit beeld. Daarbinnen worden de afzonderlijke afle- veringen van ‘Voor dik & dun’ verscheidene malen als belerend gekarakteriseerd, met name door de rol van de diëtiste die de gezinnen continu wijst op hun fouten (zonder daarvoor duidelijke alternatieven aan te reiken). Daarnaast wordt ‘Voor dik & dun’ ook binnen de groepsdiscussies als afvalrace gekarakteriseerd en lijkt deze zich qua vorm en inhoud niet voldoende van andere programma’s te onderscheiden om de aandacht te kunnen trekken. Een aantal keer worden de andere afvalraces zelfs positiever beoordeeld; hoewel zij vaak minder herkenbaar zijn, bevatten zij meer praktische tips, en zijn zij bovendien leuker om te kijken. Tot slot worden de verschillende afleveringen van ‘Voor dik & dun’ binnen de groepsdiscussies als onduidelijk gekarakteriseerd. De structuur is niet helder en er wordt teveel tussen de gezinnen geswitcht wat kijkers belet op te gaan in het ‘verhaal’.

ken, de structuur wel degelijk als helder beschouwen. Dit lijkt nogmaals te bevestigen dat ‘Voor dik & dun’ geen serie is met afzonderlijke afleveringen. Kijkers die tijdens een willekeurige aflevering inschakelen, lijken wat middenin het verhaal te vallen, waardoor zij deze moeilijk kunnen volgen. Daarnaast laten de enquêtes zien dat de aansprekendheid van ‘Voor dik & dun’ (net als de informatieve waarde en de betrok- kenheid bij de hoofdpersonen), toeneemt naarmate de afleveringen vorderen. Het risi- co ontstaat echter dat een aanzienlijk deel van de kijkers op dat moment al afgehaakt is. Een laatste kritiekpunt binnen de groepsdiscussies is de grote mate van herhaling binnen de afzonderlijke afleveringen. Dit maakt het programma minder leuk.

6.5 Slot

Uit het voorgaande kunnen we een aantal slotconclusies trekken. ‘Voor dik & dun’ lijkt, onder een specifieke doelgroep van kijkers die alle afleveringen zien, enkele van de vooraf gewenste effecten waar te maken. En juist daar ligt een belangrijk dilemma. De kijkcijfers laten in de eerste plaats zien dat de gewenste doelgroep nauwelijks wordt bereikt. Hier lijken verschillende factoren aan bij te dragen. De zenderkeuze is daar een voorbeeld van. De Evangelische Omroep lijkt geen omroep die de door ‘Voor dik & dun’ beoogde doelgroep aan kan spreken. Zij trekt toch voornamelijk een vast kijkerspubliek. Daarnaast lijkt ook ‘Voor dik & dun’ zelf vlees noch vis, zeker binnen de eerste afleveringen. Deze blijken niet heel erg aansprekend te zijn, niet heel veel bruikbare en vernieuwende informatie te bevatten en ook niet direct een hele grote betrokkenheid bij de hoofdpersonen teweeg te brengen. Dit kan wellicht verklaren waarom een groot aantal kijkers na de eerste twee afleveringen van ‘Voor dik & dun’ afvalt. Naarmate de afleveringen vorderen wordt zowel de aansprekendheid, als de informatieve waarde hoger en ontstaat ook een grotere betrokkenheid bij de gezinnen (die echter op de proef gesteld wordt door het gebrek aan positieve ontwikkeling). Dit moment komt in de praktijk voor een groot aantal kijkers echter te laat; zij zijn al weg- gezapt. De doelgroep die men aanvankelijk wil bereiken (kijkers zonder betrokken- heid bij het thema) wordt niet snel door het programma aangesproken omdat deze daarvoor een te sterke informatieve insteek heeft (en te weinig inspringt op het E&E concept ‘incidental learning’), zich teveel richt op afvallen en (voor deze groep) niet echt herkenbare hoofdpersonen bevat. Kijkers die wel al een betrokkenheid voelen bij het thema en behoefte hebben aan meer informatie, lijken zich eerder door de serie aangesproken te voelen. Voor hen lijken de afzonderlijke afleveringen (en ook nu zeker in het begin van de serie) echter niet een zo grote mate van vernieuwende infor- matie te bevatten dat zij meer willen zien. Kijkers die tijdens een willekeurige afleve- ring inschakelen blijken daarnaast moeite te hebben met het volgen van de aflevering. De afleveringen lijken duidelijk onderdeel uit te maken van een serie, waardoor men er niet zomaar ‘in kan vallen’. Kijkers die de serie daarentegen wel van begin af aan volgen, hebben kritiek op de grote mate van herhaling binnen de afleveringen, wat ook afdoet aan de structuur.

De standpunten van zowel de televisieprofessionals, gezondheidsprofessionals als de gezondheidswetenschappers lijken binnen het kijkersperspectief tot op zekere hoog- te bevestigd te worden. De kijker heeft behoefte aan meer bruikbare en makkelijk toe- pasbare tips en alternatieven (hulpmiddelen als recepten en beweegschema’s bijvoorbeeld), maar, wil wel dat deze op een leuke manier verwerkt zijn binnen de ver- haallijnen van gezinnen die zelf met hun problemen aan de slag gaan en een ontwik- keling doormaken naar een positief resultaat (al dan niet met betrekking tot het aantal afgevallen kilo’s). Juist door het creëren van een betrokkenheid bij de gezinnen wordt ruimte gemaakt voor gevoelens van nieuwsgierigheid en kan men kijkers prikkelen tot het bekijken van de volgende afleveringen.

Zowel binnen de groepsdiscussies met kijkers als binnen de interviews met gezond- heidswetenschappers wordt een suggestie gedaan voor een programmaformat dat wellicht een grotere groep kijkers aan zou kunnen spreken. In plaats van te kiezen voor het volgen van drie gezinnen over zes afleveringen heen, wordt aanbevolen te kiezen voor één gezin per aflevering, waarbij elke aflevering een afgerond geheel vormt met een positief resultaat (vergelijkbaar het met concept van ‘Eerste Hulp bij Opvoeden’). Door te kiezen voor zes verschillende gezinnen met verschillende proble- men op het terrein van gezond leven (een gezin dat te dik is en verantwoord af wil val- len; een gezin dat te dun is en aan wil komen maar daarbij wel verantwoorde keuzes wil maken; een gezin waarbij de kinderen ongezond eten) wordt de herkenbaarheid van het programma vergroot voor een grotere doelgroep.

Daarnaast wordt het accent verlegd. Binnen ‘Voor dik & dun’ wordt zowel de informa- tieve waarde van de afleveringen als de aansprekendheid, als de betrokkenheid bij de hoofdpersonen door de afleveringen heen opgebouwd. De eerste afleveringen hebben nog weinig te bieden, waardoor het risico ontstaat dat een grote groep kijkers afvalt. Dit risico wordt ondervangen wanneer van elke aflevering een afgerond geheel gemaakt wordt. Men introduceert in het begin van de aflevering het gezin en de pro- blemen die daarbinnen spelen. Vervolgens ziet de kijker hoe zij, onder begeleiding van een professional, zelf aan de slag gaan met die problemen en uiteindelijk (na een weg van vallen en opstaan) nog binnen dezelfde aflevering een positief resultaat bereiken. Dat positieve resultaat zou op verschillende manieren gevisualiseerd kun- nen worden; in kilo’s, maar ook door bijvoorbeeld te laten zien wat de voordelen zijn van samen aan tafel eten (weer eens bijpraten met de kinderen) of van gezonder eten en sporten (lekkerder in je vel zitten en meer energie hebben). Doordat elke afleve- ring uiteindelijk met een positief resultaat wordt afgesloten, wordt de motiverende werking van het programma vergroot. Kijkers zien direct wat zij kunnen doen om hun gedrag te veranderen en wat de effecten daarvan zijn (wat zowel de gevoelens van self- als response-efficacy vergroot), zonder een week later nogmaals in te hoeven schakelen. Ook de grote mate van herhaling binnen ‘Voor dik & dun’ kan op deze manier ondervangen worden; men hoeft dezelfde gezinnen en hun situaties niet elke week opnieuw te introduceren. Een ander voordeel is dat kijkers de afleveringen niet van begin af aan hoeven te volgen. Zij kunnen tijdens een willekeurige aflevering inschakelen zonder het gevoel te hebben ergens ‘middenin te vallen’.

Het hier geschetste voorbeeld is een ideaalbeeld en zal in de praktijk moeilijk te realiseren zijn. Het vinden van 6 gezinnen met verschillende problemen die ook nog eens aan een programma rondom gezond leven mee willen werken is al een klus op zich. Een dergelijke opzet is dan ook tijdsintensief en zal mede daardoor oplopen in de kosten. Bovendien zijn er wel degelijk een aantal kanttekeningen te plaatsen bij de genoemde aanpak. Zo zou het introduceren van één gezin per afle- vering gevoelens van identificatie juist kunnen bemoeilijken, aangezien er sprake is van een meer beperkte tijd om de gezinnen te leren kennen. Desalniettemin bevat een dergelijke aanpak zeker enkele positieve suggesties voor toekomstige ontwikke- lingen op het E&E terrein.

Wat betreft ‘Voor dik & dun’: de enquêtes en de groepsdiscussies laten zien dat zij wel degelijk een aantal nuttige items bevat (met name in aflevering 4 en 5) en dat zij (binnen een door onderzoekers geconstrueerde situatie als een groepsdiscussie) tot op zekere hoogte ook sociale interactie kan oproepen, wat kijkers weer aan kan zet- ten tot reflectie op het eigen leven. Dit doet de suggestie dat in ieder geval delen uit ‘Voor dik & dun’ in een dergelijke situatie als ‘lesmateriaal’ ingezet zouden kunnen worden, gevolgd door een discussie over het zojuist bekeken materiaal.