• No results found

4 Wetenschappelijke inzichten

4.4 De communicatieve context

Vergelijking met andere programma’s: EHBO

Meerdere gezondheidswetenschappers vergelijken ‘Voor dik & dun’ met het pro- gramma EHBO4 (‘Eerste Hulp Bij Opvoeden’) en beschouwen het format van dit

laatste programma als positiever. In EHBO staat per aflevering één gezin centraal dat te kampen heeft met opvoedingsproblemen. Een zogenaamde ‘supernanny’ helpt dit gezin aan de hand van hele praktische tips binnen hun eigen dagelijks leven weer op de goede weg. Vervolgens vertrekt de nanny; het gezin wordt nu geacht zelf de tips toe te gaan passen. Vaak ontstaat dan een terugval in het oude gedragspatroon, waarop de nanny terugkeert en de ouders wederom helpt met het bereiken van een positief resultaat. Onderscheid met ‘Voor dik & dun’ is dat binnen EHBO gedragingen heel concreet gemaakt worden; de nanny zegt niet alleen wat de ouders zouden moeten doen (en waarom), maar de kijker ziet hoe zij deze gedragin- gen zelf toepassen en daar vervolgens van leren, wat het programma visueler maakt. Bovendien is elke aflevering een afgerond geheel met een positief eindresultaat. Dit alles maakt het programma leuker, praktischer en motiverender. Bij een thema als overgewicht zou eenzelfde opzet volgens de wetenschappers goed kunnen werken. Knelpunt is echter dat de positieve resultaten bij overgewicht veelal op de lange ter- mijn liggen en dat kost programmamakers tijd en geld.

‘Maar als ik me probeer de verplaatsen in de programmamakers, dan kan ik begrijpen dat ze deze keuze (voor een afvalrace - K.M.) maken. Het is goedkoper, sneller en mak- kelijker; grotere veranderingen in gedrag, want dan zie je snel resultaat en hoef je mensen niet zo lang te volgen. En dat uitdrukken in kilo’s. Maar daardoor wordt wel de verkeerde boodschap overgebracht’ (Stef Kremers, Universiteit Maastricht).

4.5 Conclusies

De gezondheidsboodschap

Alle gezondheidswetenschappers karakteriseren ‘Voor dik & dun’ als een afvalpro- gramma; het programma bestaat slechts uit dikke (vrouwelijke) hoofdpersonen en afvallen voert, ondanks de verbale nadruk op het voorkómen van overgewicht, in de beelden de boventoon. Hoewel het programma een grote informatiedichtheid heeft, brengt het weinig nieuws. De gegeven informatie werkt bovendien demotiverend voor kijkers. Men benadrukt vooral wat de hoofdpersonen verkeerd doen maar schenkt nauwelijks aandacht aan alternatieven voor dit gedrag. De praktische tips zitten verstopt in het programma en slaan dikwijls de plank mis. Er is weinig aan- dacht voor kleine, haalbare veranderingen binnen het dagelijks leven en de positie- ve effecten die deze met zich mee kunnen brengen.

De vorm van het programma

‘Voor dik & dun’ bevat een aantal herkenbare hoofdpersonen en situaties, maar wel voor een specifieke doelgroep (dikkere vrouwen uit lagere SES groepen). Onder deze groep zou motiverende identificatie kunnen ontstaan, maar aangezien de hoofdper- sonen slechts een beperkte positieve ontwikkeling doormaken, zal deze moeilijk standhouden. Ook in de vormgeving van het programma schemert de negatieve insteek door. Enkel de slechte gedragspatronen van de hoofdpersonen worden gevi- sualiseerd, en het is de professional die vervolgens vanuit een autoritaire positie alternatieven aanreikt. Om het programma concreter, leuker, herkenbaarder en motiverender te maken, zouden de hoofdpersonen zelf een meer actieve rol in moe- ten nemen waarbij zij ondersteund worden door gezondheidsprofessionals (die van- uit een positieve invalshoek advies geven). De nadruk zou daarbij minder op afvallen en de risico’s van ongezond leven moeten liggen en meer op concrete positieve gedragingen en de effecten daarvan.

De communicatieve context

Verschillende wetenschappers vergelijken ‘Voor dik & dun’ met het programma ‘Eerste Hulp bij Opvoeden’ en spreken hun voorkeur uit over het format van dit laat- ste programma waarin één gezin per aflevering centraal staat dat, aan de hand van praktische en haalbare tips van een professional uiteindelijk via een weg van vallen en opstaan een positief resultaat bereikt.

4.6 Analyse

De gezondheidsboodschap

Hoewel ‘Voor dik & dun’ een grote informatiedichtheid heeft, is de insteek van die informatie volgens de gezondheidswetenschappers voornamelijk negatief. Men hamert continu op de foute gedragingen van de hoofdpersonen, reikt nauwelijks alternatieven aan en benadrukt tevens voortdurend de moeilijkheid van het aanbe- volen gedrag. Dit gaat ten koste van de gevoelens van self-efficacy van kijkers (Bandura, 1982). Men zou volgens de wetenschappers veel meer in moeten sprin- gen op kleine, haalbare gedragsveranderingen die na verloop van tijd de vorm van gewoontes aan zullen nemen. Hoewel het programma bij kan dragen aan bewust- wording onder een specifieke doelgroep, belemmert zij de oversteek naar de ‘action stage’ (Prochaska & DiClemente., 1983). Kijkers zullen eerder beslissen dat het ver- anderen van hun gedrag teveel moeite kost.

‘Voor dik & dun’ heeft een dreigende ondertoon en de gezondheidswetenschappers zijn van mening dat deze insteek niet werkt. Overgewicht draagt geen directe drei- ging met zich mee en het inspelen op de mogelijke (lange termijn) risico’s zal kij- kers dan ook niet snel tot gedragsverandering aanzetten. De wetenschappelijke literatuur toont aan dat ‘fear appeals’ een positieve werking kunnen hebben wan- neer zij een gemiddeld niveau van angst oproepen (Meijnders et al., 2001). Het

oproepen van zowel teveel als te weinig angst kan leiden tot vermijding van de bood- schap. Dit laatste is volgens de gezondheidswetenschappers het geval bij ‘Voor dik & dun’. Daarnaast is meermaals aangetoond dat risicocommunicatie slechts werkt wanneer deze gelijktijdig de gevoelens van self-efficacy verhoogt (Cho & Witte, 2004). Volgens de gezondheidswetenschappers is dit echter, zoals gezegd, in dit programma niet het geval; het wordt de kijker onvoldoende duidelijk wat deze (op een haalbare manier) kan doen om eerdergenoemde risico’s te voorkomen.

De vorm van het programma

Het feit dat ‘Voor dik & dun’ door de gezondheidswetenschappers als belerend wordt ervaren, valt vanuit de E&E literatuur te verklaren (Bouman, 1999): De hoofd- personen zijn slechts passieve actoren binnen het programma. Het is de gezond- heidsprofessional die vanuit een autoritaire positie commentaar geeft op de hoofdpersonen en alternatieven aandraagt. Hierdoor slaat het programma door naar de ‘education’ kant. De informatie staat op de voorgrond en wordt maar in beperkte mate ondersteund door de beelden, wat het programma uiteindelijk belerend maakt (Sood et al., 2004).

De hoofdpersonen zelf benadrukken continu de moeilijkheid van het aanbevolen gedrag en maken nauwelijks ontwikkeling door. Het zijn geen ‘transactionele’ rol- modellen die uiteindelijk, na een proces van vallen en opstaan, een positief resultaat bereiken. Het zijn vooral de gezondheidsprofessionals die moeten vertellen wat dat positieve resultaat dan inhoudt, terwijl de hoofdpersonen zelf grotendeels blijven hangen in het ‘foute gedrag’. Dit komt niet ten goede aan de gewenste identificatie. Kijkers identificeren zich volgens de wetenschappers immers liever met positieve rolmodellen en juist die overgang van slecht naar goed gedrag (en de dilemma’s die daarmee gepaard gaan), kan ook kijkers zelf aan het denken zetten en bijdragen aan (para)sociale interactie (Bouman, 1999). Het is dan ook belangrijk dat de rolmodel- len zelf ook een leerproces doormaken. Dat maakt het programma zowel spannen- der (er ontstaat meer dynamiek, aangezien het leerproces eerder impliciet dan expliciet is), als herkenbaarder (men wil zich liever identificeren met de hoofdperso- nen) als motiverender (de rolmodellen maken zelf een ontwikkeling door naar posi- tief gedrag, en ervaren de voordelen van dat gedrag, wat ten goede komt aan de gevoelens van self- en response-efficacy). Daarnaast kan men tevens kiezen voor het toevoegen van enkele spel- en showelementen om het programma nog wat leuker te maken.

De visie van de gezondheidswetenschappers valt terug te koppelen naar de ‘Uses and gratifications theory’ waarin vier soorten behoeften van kijkers onderscheiden worden. Van daaruit valt te concluderen dat ‘Voor dik & dun’ ten eerste weinig ‘ont- spanning’ biedt; de amusementswaarde is niet hoog, het programma is niet erg meeslepend en bevat weinig spanning en drama. Een aantal keer wordt zij zelfs als deprimerend gekarakteriseerd. Ook de behoefte aan de ontwikkeling van ‘persoon- lijke relaties’ wordt volgens de wetenschappers niet vervuld. Het programma spreekt niet tot de verbeelding en wegens de passiviteit van de rolmodellen zal er niet snel

sprake zijn van parasociale interactie. Aan de behoefte van ontwikkeling van de ‘per- soonlijke identiteit’ voorziet het programma deels. De problemen van de hoofdper- sonen zullen voor bepaalde kijkers herkenbaar zijn. Ook nu blijft het probleem echter de geringe ontwikkeling van de hoofdpersonen; aangezien zij blijven hangen in het negatieve gedrag en geen duidelijke positieve ontwikkeling doormaken, zal de identificatie moeilijk standhouden. De behoefte aan informatie (‘surveillance en decisional utility’) wordt niet voldoende bevredigd. Het programma heeft dan wel een hoge informatiedichtheid, maar deze is dikwijls niet relevant voor de kijker en heeft slechts een beperkte gebruikswaarde. Zij biedt kijkers daarmee niet datgene dat zij nodig hebben om veranderingen in hun eigen leven door te kunnen voeren.

De productie van E&E

Uit de interviews met de wetenschappers blijkt dat zij zich bewust zijn van de dilem- ma’s die gepaard kunnen gaan met de ontwikkeling van E&E programma’s. In het geval van ‘Voor dik & dun’ willen zowel wetenschappers als televisieprofessionals een leuk preventief programma maken. Probleem voor programmamakers is echter het gebrek aan tijd en geld. Voor televisieprofessionals is het daarom makkelijker te kiezen voor de afvalrace, die immers grote resultaten binnen een korte tijd met zich meebrengt (en ook een groot publiek zal trekken). Dit gaat echter ten koste van de doelstelling van het programma. Eenzelfde conflict wordt genoemd door Bouman (1999).