• No results found

3. Methodologie

3.2. Onderzoek

3.2.2. Procedure – wat is onderzocht?

In wat volgt is het de bedoeling om op een gestructureerde en duidelijke manier weer te geven welke vragen gesteld zijn in de enquête en op welke manier deze vragen gesteld zijn. In bijlage 1 is er een niet-ingevulde enquête bijgevoegd om verder te illustreren hoe de respondenten dit ervaren hebben.

Alvorens de survey-link door te mailen naar het klantenbestand van ABS Bouwteam, is de vragenlijst verschillende keren herwerkt en verbeterd, op basis van opmerkingen en tips van de promotor van deze Masterproef. Na goedkeuring is deze enkele malen ingevuld door dichte vrienden en familie om eventuele laatste aanpassingen te doen en ervoor te zorgen dat alles duidelijk beschreven en opgebouwd was, alvorens de survey publiek te maken.

De vragenlijst is onderverdeeld in vijf blokken, met elk hun eigen soort vra(a)g(en). Het eerste blok is een inleidend deel met daarna de eerste vraag die er meteen voor moet zorgen dat de respondent relevant is voor dit onderzoek. Het volgende blok bevat alle vragen die betrekking hebben op de onderzoeksvraag. Het derde blok vraagt de mensen naar een aantal standpunten over duurzaamheidsstellingen. Het vierde blok dient ertoe om de respondenten te kunnen kaderen, met een aantal socio-demografische vragen en het laatste blok is een ruimte waar de respondenten hun e-mailadres kunnen invullen om kans te maken op het winnen van een fles gin (hier zal in het volgende stuk niet verder op worden ingegaan).

3.2.2.1.

Inleiding

Zoals gebruikelijk in een enquête, start de vragenlijst met een inleidende tekst waar kort beschreven wordt in welk kader deze masterproef gemaakt wordt, wat de bedoeling precies is, hoelang de vragenlijst gemiddeld in beslag zal nemen, en worden de deelnemers alvast bedankt voor hun medewerking. Om de potentiële respondenten aan te moedigen om aan deze enquête deel te nemen was er kans op het winnen van een fles gin, indien op het einde een e-mailadres werd ingevuld. Uiteraard is het belangrijk de deelnemers hier kort duidelijk te maken waarover de vragenlijst juist zal gaan, maar zonder de achterliggende duurzaamheids-insteek prijs te geven, om sociaal wenselijke antwoorden te vermijden.

Aangezien het onderzoek draait rond een gedragsverandering waarbij de respondenten verhuizen van een vorige woning naar een nieuwe (hun huidige) woning, moeten ze zichzelf meteen na de inleidende tekst onderverdelen

in een van de drie opgegeven situaties. De eerste mogelijkheid is dat ze nu hun eerste eigen woning bezitten, zonder daarvoor gehuurd te hebben, en dus rechtsreeks vanuit het ouderlijke huis verhuisd zijn naar deze woning. De tweede mogelijkheid is dat ze nu in hun eerste eigen woning wonen, nadat ze een vorige woning gehuurd hebben. De laatste mogelijkheid is dat ze reeds minstens één eigen woning in bezit hebben gehad, en dat ze van daaruit naar een nieuwe woning verhuisd zijn. Als de deelnemers aan de enquête deze vraag niet kunnen beantwoorden, kunnen deze uiteraard niet verder gaan met de enquête, aangezien zij geen relevante respondenten zouden zijn in dit onderzoek.

3.2.2.2. Onderzoeksvraag

In het volgend blok begint de enquête met de vermelding dat de respondenten nu een aantal vragen zullen gaan beantwoorden over hun vorige woning (ouderlijk, gehuurd of in bezit) en hun huidige woning. De bedoeling hiervan is om uiteindelijk een beeld te krijgen in hoe de respondenten hun woonsituatie is veranderd, hoe duurzaam deze woningen zijn en welke elementen daar effect op hebben. Deze vragen, die een beeld moeten geven over de woonsituatie en de factoren die hier spelen, worden voorafgegaan door een aantal vragen over data, geografische ligging, woonsituatie en financiële situatie om de woonmarkt waarin dit onderzoek gevoerd wordt te schetsen.

Als eerste wordt er gevraagd naar het jaar waarin de mensen verhuisd zijn naar hun huidige woning. Dit moet aangeduid worden op een slider die rijkt van het jaartal 1950 tot het jaartal 2020. Vervolgens wordt gevraagd aan de respondenten om de postcodes van hun vorige woning en hun huidige woning in de daarvoor voorziene vakjes te typen. Ze krijgen ook de mogelijkheid om de plaatsnaam op te geven indien ze de viercijferige postcode niet meer kennen.

Vervolgens moeten de respondenten zowel voor hun vorige als hun huidige woning, het type woning aanduiden. Onder ‘type woning’ vallen volgende types: een studio, een appartement, een rijhuis, een huis in halfopen bebouwing en een huis in open bebouwing. Het is de bedoeling dat zij hier één mogelijkheid aanduiden voor de vorige woning, en één mogelijkheid voor de huidige woning.

Hierna vraagt de enquête naar de bewoonbare oppervlakte in vierkante meter van zowel de vorige woning als de huidige woning. Dit kan men doen aan de hand van twee sliders die lopen van 0 tot 500 vierkante meter. Bij de vraagstelling wordt ook duidelijk gemaakt dat indien het huis meer dan 500 vierkante meter bewoonbare

oppervlakte heeft, de respondenten dit kunnen aanduiden bij zowel de vorige als de huidige woning door het vakje ‘>500’ aan te vinken.

De vragen die hierna gesteld worden hebben allemaal te maken met de woonsituatie in de vorige en de huidige woning. Eerst moeten de respondenten aangeven met hoeveel mensen ze in de vorige en in de huidige woning samenwoonden en samenwonen door bij beide een slider te verzetten op een stand tussen 0 en 7. Bij meer dan 7 bewoners hadden ze de mogelijkheid om een vakje aan te duiden ‘>7’. Verder werd het ook duidelijk gemaakt dat het in de vorige woning ging om het aantal bewoners nét voor verhuis, om ervoor te zorgen dat de resultaten vergelijkbaar zijn.

Vervolgens moeten de respondenten aangeven in een matrix-tabel of ze in hun vorige woning en in hun huidige woning al dan niet met hun partner samenwoonden. Als laatste vraag die de gezinssituatie in vorige woning en huidige woning in kaart moet brengen, moeten de respondenten aanduiden met hoeveel kinderen ze samenwoonden of samenwonen. Dit kunnen ze doen op twee sliders van 0 tot 5. Indien er meer dan 5 kinderen zijn is er een mogelijkheid om een vinkje te zetten bij ‘>5’.

Het laatste type vragen in het eerste deel van de enquêtevragen omtrent de onderzoeksvraag gaan over de financiering en kostprijs van de woningen. Dit domein wordt ingeleid door te zeggen dat indien de vorige woning een ouderlijke woning of een huurwoning was, de respondenten hier dan het vakje ‘ik wens hier niet op te antwoorden’ aan moeten duiden. Dat staat daar omdat de respondenten die als vorige woning de ouderlijke woning of een huurwoning hadden, niet op de daaropvolgende vragen kunnen antwoorden. Verder wordt er ook uitdrukkelijk vermeld dat men ook gewoon ‘ik wens hier niet op te antwoorden’ aan mag duiden, indien men de gevraagde financiële informatie niet wil verstrekken.

De eerste vraag hieromtrent is hoeveel men bij benadering voor vorige en huidige woning betaald heeft, exclusief grondprijs. Er wordt hier ook nog eens vermeld dat, zoals de rest van deze enquête, deze vraag volledig anoniem is. De respondenten kunnen zowel voor de vorige als de huidige woning een bedrag aan duiden op twee sliders van 0 tot 1.000.000 euro, of aanvinken dat ze hier niet op willen antwoorden, zodat er geen respondenten verloren gaan indien ze deze informatie niet willen verschaffen.

De tweede vraag hieromtrent is hoeveel percent men van de totale kost van de vorige en huidige woning plus grond heeft moeten lenen. Ook hier wordt vermeld dat deze vraag, net als de rest van de enquête, uiteraard

volledig anoniem is. Men kan hier op twee sliders een percentage van 0 tot 100 aanduiden voor zowel de vorige woning als de huidige woning, of men kan opteren om ook hier aan te duiden dat ze niet op deze vraag willen antwoorden.

De laatste vraag hieromtrent is hoeveel percent van de totale kost van de vorige en huidige woning plus grond men bij benadering als gift heeft gekregen van ouders. Opnieuw wordt hier vermeld dat, net zoals de rest van de enquête, deze vraag volledig anoniem is. Ook hier kan men op twee sliders een percentage van 0 tot 100 aanduiden voor zowel de vorige als de huidige woning, of kan men weer kiezen om ook hier niet op te antwoorden.

In het tweede luik van de vragen in het blok van de onderzoeksvraag wordt dieper ingegaan op de mate waarin verschillende factoren spelen bij een verhuis, en op de vraag welke investeringen gedaan zijn om duurzaam te bouwen, wat het E-peil is en welke de primaire energiebron is om de woning te verwarmen. Ook hier wordt telkens een onderscheid gemaakt tussen de vorige woning en de huidige woning.

Één van de meest belangrijke, zoniet dé belangrijkste vraag in dit onderzoek, is hoe zwaar bepaalde redenen doorwogen bij de keuze om nieuw te bouwen of te verhuizen naar de huidige woning. Hier wordt gewerkt met een vijf-punts Likert schaal, die de mogelijkheden biedt tussen absoluut niet, niet echt, gemiddeld, zwaar en heel zwaar. In deze vraag worden verschillende redenen gegeven die zouden kunnen spelen bij een verhuis, en hier moeten de respondenten bij elke reden op de Likert schaal aanduiden in welke mate deze reden meespeelde in de verhuis. De verschillende redenen staan opgelijst in de blanco enquête in bijlage 1. Bij de vraagstelling werd duidelijk gemaakt dat indien men niets schreef bij ‘andere’, men hier dan ‘absoluut niet’ moest aanduiden.

De volgende vraag is welke investeringen gedaan werden of worden (afhankelijk van indien het gaat over de vorige woning of de huidige woning) om groen en duurzaam te bouwen en wonen. Voor de respondenten die dit voor hun vorige woning niet wisten werd in de vraagstelling ook duidelijk gemaakt dat ze in dat geval niets moesten aanduiden. Er werd ook vermeld dat het uiteraard mogelijk was om meerdere elementen aan te duiden. In tegenstelling tot de vorige vraag wordt hier niet met een Likert schaal gewerkt maar kan men gewoon zowel bij de vorige woning als bij de huidige woning aanvinken welke elementen van toepassing waren of zijn. De mogelijke duurzaamheidsinvesteringen zijn te vinden in de blanco enquête in bijlage 1.

De volgende vraag in de enquête is wat het E-peil van de woning is. Zoals steeds is het ook hier de bedoeling dat respondenten dit aanduiden voor zowel de vorige woning en de huidige woning. In de vraagstelling wordt kort

verduidelijkt wat het E-peil is, om mensen die niet weten waarover het hier gaat, te informeren. Er staat dat het E-peil de score is die aangeeft hoe energiezuinig het gebouw is: hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger het gebouw. De respondenten hebben, zowel bij de vorige woning als bij de huidige woning, de mogelijkheid om een E-peil-categorie aan te duiden waar hun vorige woning en hun huidige woning aan voldoen. Deze categorieën zijn terug te vinden in de blanco enquête in bijlage 1.

De laatste vraag in deze enquête in het blok over de onderzoeksvraag wil weten welke energiebron er hoofdzakelijk gebruikt wordt om de woning te verwarmen. Het is hier opnieuw de bedoeling dat de respondenten, zowel voor de vorige woning als voor de huidige woning, slechts één keuzemogelijkheid aanduiden. Ook deze verschillende energiebronnen staan opgelijst in de blanco enquête in bijlage 1.

3.2.2.3. Duurzaamheidsstandpunten

Om de respondenten te kunnen kaderen, en om hun antwoorden te vergelijken met hoe ze antwoorden op andere vragen omtrent duurzaamheid, is er in de enquête een vraag opgenomen die op erg subtiele wijze polst naar hoe duurzaam ze zijn ingesteld. De vragen zijn opgesteld aan de hand van een onderzoek van (Gifford & Nilsson, 2014), genaamd ‘Personal and social factors that influence pro-environmental concern and behaviour: A review’. Deze studie is onderverdeeld in 18 invloeden die uiteindelijk bepalen in welke mate men belang hecht aan duurzaamheid. In deze vraag heb ik de voornaamste invloeden met betrekking tot het eigen onderzoek gefilterd, en deze op basis van een zeven-punts Likert schaal weergegeven voor de respondenten. Het is de bedoeling om op elk van de negen stellingen aan te duiden op de Likert schaal in welke mate je akkoord bent met de stelling.

De Likert schaal is onderverdeeld in helemaal niet akkoord, niet akkoord, eerder niet akkoord, noch akkoord noch niet akkoord, eerder akkoord, akkoord, helemaal akkoord. De stellingen waar een antwoord op moet worden gegeven luiden als volgt: “ik ben als kind vaak blootgesteld aan natuurprikkels” (bv: praten over natuur of een natuurfilm), “ik heb veel kennis over klimatologische problemen”, “ik beschouw mijzelf eerder als open, empathisch en gedisciplineerd”, “ik heb het gevoel zelf in controle te zijn over de dingen die zich voordoen in mijn leven”, “ik sta open voor verandering”, “ik heb (een) bepaald(e) doel(en) voor ogen omtrent duurzaamheid”, “ik voel me verantwoordelijk voor de klimaatsverandering”, “ik beschouw mezelf eerder als buitenmens dan als binnenmens” en “ik ben bezorgd over de klimaatsverandering”.

3.2.2.4. Socio-demografisch

In 3.2.1. ‘Respondenten – wie heeft de enquête ingevuld’ wordt reeds beschreven op welke manier de respondenten in kaart worden gebracht. Deze antwoorden zijn verzameld op basis van de vragen die gesteld zijn in het blok ‘Socio-demografisch’ in de enquête. Omdat dit reeds uitvoerig is besproken, zal hier slechts kort beschreven worden wat de vraag precies is, en hoe deze vraag gesteld wordt.

Allereerst wordt er gevraagd naar het geslacht van de respondenten door twee keuzemogelijkheden aan te bieden, namelijk man of vrouw, waarop slechts één van beide kon aangeduid worden. Vervolgens wordt gevraagd naar het jaar waarin de respondent geboren is. Dit aan de hand van een slider met de jaartallen op, reikend van het jaar 1930 tot het jaar 2000, telkens met intervallen van 7 jaar. Hierna moeten de respondenten kiezen tussen acht keuzemogelijkheden die aangeven wat hun situatie op de arbeidsmarkt is. Men kon kiezen tussen: werkend - voltijds, werkend – deeltijds, werkzoekend (u ontvangt een werkloosheidsuitkering), gepensioneerd, arbeidsongeschikt, langdurig ziek of invalide (u ontvangt een uitkering), in volledige loopbaanonderbreking of tijdskrediet (en ingeschreven bij de RVA), huisman/huisvrouw (u ontvangt geen uitkering) of student. Er kan uiteraard slechts één van deze mogelijkheden worden aangeduid.

De respondenten moeten ook aanduiden wat hun hoogst behaalde diploma is. Hier kan men kiezen tussen vijf mogelijkheden, namelijk: lager onderwijs, lager secundair onderwijs (diploma na 3 of 4 jaar secundair), hoger secundair onderwijs (diploma na 6 of 7 jaar secundair), Bachelor/A1/A2 (graduaat) – hoger onderwijs kort type en master/licentiaat – hoger onderwijs lang type. Ook hier is uiteraard maar één antwoordkeuze mogelijk.

De volgende vraag polst naar het gezinsinkomen per maand. Er wordt verduidelijkt aan de respondenten dat het gaat over de som van de gecombineerde netto-inkomens en uitkeringen in het gezin, en dat men ook rekening moet houden met eventuele extralegale voordelen, huurinkomsten, dividenden, kinderbijslag en anderen. Omdat dit een dermate gevoelige vraag is, wordt nog eens uitdrukkelijk vermeld dat, net zoals de rest van de enquête, ook deze vraag volledig anoniem is. Men kan slechts één van de volgende keuzemogelijkheden aanduiden: kleiner dan 499, 500 – 999, 1000 – 1999, 2000 – 2999, 3000 – 3999, 4000 – 4999, 5000 – 5999, 6000 – 6999, meer dan 7000 en “deze vraag wens ik liever niet te beantwoorden”.

Vervolgens wordt van de respondenten gevraag hoe ze zich positioneren in het politieke spectrum. Ze krijgen de mogelijkheid om twee sliders te verzetten op een stand tussen 0 en 100, waar 0 staat voor uiterst links en 100

staat voor uiterst rechts. De eerste slider staat voor hoe ze zich economisch positioneren: links = socialistisch en rechts = liberaal, terwijl de tweede slider staat voor hoe ze zich ethisch positioneren: links = progressief en rechts = conservatief.

De laatste vraag van dit blok én daarmee ook de laatste vraag van deze enquête meet hoe de respondenten hun eigen persoonlijkheid zouden omschrijven. Een zeven-punts Likert schaal met volgorde 3 – 2 – 1 – 0 – 1 – 2 – 3 met aan elke kant tegenovergestelde eigenschappen moest de respondenten de mogelijkheid bieden om aan te duiden met welke persoonlijkheidskenmerken ze zichzelf zouden omschrijven. Op basis van het werk van Hendriks, Hofstee & De Raad (1999) moeten ze zichzelf plaatsen op de Likert schaal volgens de volgende eigenschappen: inventief en nieuwsgierig of consistent en voorzichtig, efficiënt en georganiseerd of nonchalant en gemoedelijk, hartelijk en actief of solidair en gereserveerd, vriendelijk en medelevend of uitdagend en terughouden, gevoelig en nerveus of zelfzeker en veilig.