• No results found

Probleemstelling, conceptueel kader, en onderzoeksvragen

landschapspraktijken literatuuroverzicht en theoretisch kader

2.11 Probleemstelling, conceptueel kader, en onderzoeksvragen

De volgende probleemstelling, geïnformeerd door voorgaande argumenten, geeft richting aan dit onderzoek:

Hoe construeren mensen erfgoed binnen landschapspraktijken, en in

hoeverre is daarbij sprake van impliciet erfgoed, gebruik van expertkennis, verandering van deze constructies in de context van ruimtelijke

veranderingen, en bereidheid om samen te werken aan erfgoedbeleid en - beheer?

Aangezien praktijktheorie, hoewel veelvuldig aanbevolen, binnen erfgoedstudies alsmede aanpalende vakgebieden nog niet eerder helder is uitgewerkt tot een conceptueel kader dat duidelijk richting kan geven aan systematisch onderzoek, zal een dergelijk kader eerst geformuleerd moeten worden. De grondslag

daarvoor is gevonden in een overzichtsartikel van Reckwitz (2002). Hij erkent dat er geen sprake is van de praktijktheorie, maar veeleer van een diversiteit aan praktijktheorieën, zoals bijvoorbeeld beschreven door Bourdieu, Giddens, Foucault, Latour en Schatski. Op grond van een analyse van deze diverse theorieën identificeert Reckwitz een aantal gemeenschappelijke kenmerken die elementen van een praktijk vormen: “forms of bodily activities, forms of mental activities, ‘things’ and their use, a background knowledge in the form of

understanding, knowhow, states of emotion and motivational

knowledge” (Reckwitz, 2002, p.249). Deze elementen zijn met elkaar verbonden in een routine: “[A practice] forms so to speak a ‘block’ whose existence

necessarily depends on the existence and specific interconnectedness of these elements, and which cannot be reduced to any one of these single

elements” (Reckwitz, 2002, p.249-250). Deze elementen worden hieronder nader beschreven:

• Vormen van fysieke en mentale activiteiten (forms of bodily and mental activities): Fysieke activiteiten worden in sociale praktijken begrepen als lichamelijke vaardigheden, waarbij het lichaam meer is dan een

instrument: het is verbonden met mentale activiteiten, vaardigheden, begrip en emoties. De mentale activiteiten leiden tot handelen door de verbinding in een routine met fysieke activiteiten, achtergrondkennis en andere elementen uit een routine.

Objecten en het gebruik ervan (things and their use): In praktijken zijn rond specifieke dingen die van belang zijn specifieke manieren van

gebruik ontstaan. Objecten zijn daarmee een essentieel element in sociale praktijken.

• Achtergrondkennis en informatie (a background knowledge in the form of understanding, knowhow, states of emotion): Een routine kent

verschillende elementen van kennis. Zo bestaat er tussen mensen die met elkaar verbonden zijn in een praktijk onderling begrip, deskundigheid, waarden en normen, en gedeelde emoties. De elementen van kennis zorgen ervoor dat een handelend persoon de wereld om zich heen begrijpt: de objecten daarin, de andere mensen en zichzelf.

Motieven (motivational knowledge): In elke sociale praktijk ontwikkelen mensen een routine die enerzijds voortkomt uit, en anderzijds verder duidelijk maakt wat zij willen bereiken en wat zij juist willen vermijden. Toegepast op het specifieke onderwerp van de constructie van erfgoed binnen landschapspraktijken, worden deze elementen als volgt nader gekarakteriseerd: • Vormen van fysieke en mentale activiteiten: Hierbij gaat het om

activiteiten gericht op het landschap, inclusief de daar aanwezige historische elementen (objecten en structuren); de activiteiten die

mensen ondernemen gerelateerd aan landschappelijke elementen kunnen fysiek zijn, zoals het knotten van wilgen, en evenzeer mentaal zoals het denkwerk bij het schrijven van een nieuwsbrief over lokaal erfgoed. De fysieke activiteiten en mentale activiteiten zijn met elkaar verbonden. Zo wilgenknotten vooraf door een denkproces over wanneer je een wilg moet knotten en hoe je dit doet.

• Objecten: Dit zijn de landschapselementen, patronen en structuren die op de een of andere wijze van belang kunnen zijn in bepaalde

landschapspraktijken. Teksten in een nieuwsbrief over lokaal

landschappelijk erfgoed, bijvoorbeeld, verwijzen naar landschappelijke objecten.

• Achtergrondkennis en informatie: Dit is de binnen een landschapspraktijk collectief gedeelde kennis, inclusief emoties, waarden, zoals de

toegekende waarde aan een historische landschap, en normen die wijzen van handelen geleiden.

• Motieven: Dit zijn de motieven, zoals ze binnen praktijken bestaan, die richting geven aan de activiteiten, die vaak verbonden zijn met gedeelde emoties, en die een vitale rol spelen bij de bepaling van het belang van objecten.

Deze elementen komen terug in het conceptueel kader (Figuur 1), dat als grondslag zal dienen voor de verdere empirische uitwerking van dit onderzoek. Centraal in dit kader staan landschapspraktijken, gezien als routines met een basis van achtergrondkennis. Binnen deze praktijken spelen motieven,

activiteiten, en landschappelijke elementen een rol, en zijn onderling verbonden. Daarbij construeren mensen erfgoed, gezien als de betekenissen die worden toegekend aan historische landschappelijke elementen. Dit geconstrueerde erfgoed kan impliciet zijn, als de toegekende betekenissen de betreffende objecten niet als historisch articuleren, of expliciet, als dit juist wel het geval is. Praktijken zijn niet geïsoleerd, maar interacteren met de fysieke en sociale omgeving. Zo kan expertkennis binnen praktijken een rol gaan spelen. Ook kunnen praktijken reageren op ruimtelijke dynamiek in de omgeving. Tenslotte kan binnen landschapspraktijken al dan niet een bereidheid ontstaan om te participeren in activiteiten die tegemoet komen aan overheidsdoelen voor erfgoed.

Figuur 1. Conceptueel model voor de bestudering van de constructie van erfgoed binnen landschapspraktijken.

Van het conceptueel model zijn de volgende onderzoeksvragen afgeleid, die door dit onderzoek zullen worden beantwoord:

• Welke motieven, activiteiten, en landschappelijke elementen spelen een rol binnen landschapspraktijken, en welke betekenissen geven mensen daarbinnen aan historische artefacten?

• In hoeverre is het onderscheid tussen impliciete en expliciete betekenissen relevant voor het begrijpen van de constructie van landschappelijk erfgoed in landschapspraktijken?

• Wat zijn de rollen van externe expertkennis bij het construeren van landschappelijk erfgoed in landschapspraktijken?

• In hoeverre hebben ruimtelijke veranderingen invloed op de erfgoedconstructies in landschapspraktijken?

• In hoeverre willen burgers binnen landschapspraktijken participeren met de Expertkennis R u im te lij ke dy n am ie k

Motieven Activiteiten Landschappelijke elementen

Landschappelijk erfgoed als betekenisconstructie
 - Expliciete betekenissen - Impliciete betekenissen

Hoofdstuk 3: Methodologie