• No results found

Betekenisgeving aan plekken

landschapspraktijken literatuuroverzicht en theoretisch kader

2.4 Betekenisgeving aan landschap en plekken: claims en bevindingen

2.4.2 Betekenisgeving aan plekken

In de sociale geografie (waartoe binnen dit proefschrift ook de humane en culturele geografie gerekend worden) hebben veel onderzoekers het lastig te vertalen concept ‘sense of place’ gebruikt als grondslag voor onderzoek naar betekenisgeving aan de omgeving (Lovell, 1998; Relph, 1976; Soini, 2004; Tuan, 1974). Hoewel het concept op verschillende wijze is gedefinieerd door onderzoekers, is een algemene lijn te ontwaren: ‘sense of place’ duidt op het geheel aan betekenissen dat een persoon met een plek verbindt (Cheng et al.; 2003, Jacobs & Buijs, 2011; Gustafson, 2001). Het onderzoek is grotendeels complementair aan het eerder besproken onderzoek naar aangeboren

voorkeuren: juist de aangeleerde aspecten staan centraal, en niet de passieve reacties op landschappen worden bestudeerd maar juist de actief

geconstrueerde betekenissen die aan plekken worden gegeven. Onderzoekers, en het concept impliceert dat ook al min of meer, benadrukken dat deze

betekenissen van individu tot individu, van sociale groep tot sociale groep, van plek tot plek, en van tijd tot tijd kunnen verschillen (Jacobs & Buijs, 2011; Tuan, 1976). Sommigen hebben op grond hiervan beweerd dat het lastig is om

generieke uitspraken te doen over ‘sense of place’ (Relph, 1976; Tuan, 1974). Het is inderdaad lastig, zo niet ondoenlijk om op grond van bestaande kennis voor een nieuwe context te kunnen voorspellen welke betekenissen een individu aan een plek op een bepaald tijdstip toekent. Toch lijken andere typen generieke uitspraken die individuele case studies overstijgen, zoals uitspraken over typen van betekenissen, de totstandkoming en achtergronden van betekenisgeving, en

verschillen in betekenisgeving tussen groepen mensen, wel degelijk gerechtvaardigd.

Zo is de constatering dat ‘sense of place’ in hoge mate contextueel is, en dus kan verschillen naar tijd, plek, individu, en groep, in zichzelf een generieke uitspraak. De diversiteit aan betekenissen wordt bevestigd door tal van

empirische studies (Jacobs & Buijs, 2011; Manzo, 2006; Massey, 1995). Hieruit volgt dat indien men de betekenissen die bepaalde mensen aan bepaalde

plekken toekennen wil kennen, er empirisch onderzoek nodig is, omdat deze betekenissen niet te voorspellen zijn op grond van generieke kennis. Hetzelfde geldt dan voor landschappelijk erfgoed: empirisch onderzoek is nodig om te weten welke betekenissen groepen mensen toekennen aan concrete historische objecten en structuren in landschappen.

Sommige onderzoekers zijn, zonder de diversiteit aan betekenissen te

ontkennen, op zoek gegaan naar algemenere categorieën van betekenissen. Altman en Low (1992) onderscheiden in het concept ‘sense of place’ drie typen betekenissen. Cognitieve betekenissen, affectieve betekenissen en conatieve betekenissen. Een vergelijkbaar onderscheid maken Jorgensen en Stedman (2001; 2006), tussen ‘attachment’ (de emotionele verbinding met een plek), ‘dependence’ (welk gedrag een plek faciliteert) en ‘identity’ (de rol van de plek in het zelfbeeld). Naast deze op grond van theorie geformuleerde categoriseringen bestaan ook inductief geformuleerde categoriseringen. Jacobs & Buijs (2011) komen in een onderzoek naar ‘place meanings’ in twee case studies tot vijf abstracte categorieën van betekenissen: schoonheid, functionaliteit,

verbondenheid, biodiversiteit en risico. Deze categorieën komen, soms in andere benamingen, voor in meerdere onderzoeken (Buijs, 2009; Buijs et al., 2008; Davenport & Anderson, 2005). Wat mensen mooi, functioneel, enzovoorts

vinden, verschilde in deze studies tussen groepen mensen, maar iedereen kende deze typen betekenissen toe aan een plek. Dit impliceert dat ondanks de

diversiteit aan betekenissen, toch overkoepelende patronen kunnen bestaan die een reflectie zijn van de wijze waarop mensen geneigd zijn betekenissen toe te kennen aan plekken.

‘Sense of place’ kan ook een verklaring bieden voor sommige gedragingen van mensen, en dan met name (maar niet exclusief) voor gedragsintenties die te maken hebben met mogelijke veranderingen van een plek (Altman & Low, 1992; Davenport & Anderson, 2005). Zo bleken in een case studie de intenties van bewoners om het herstel van een beek naar een natuurlijke meanderloop te ondersteunen begrijpelijk vanuit de betekenissen die zij aan de plek toekenden, evenals in een andere casus de intenties van polderbewoners om een

waterpeilbesluit de ondersteunen (Jacobs & Buijs, 2011). Ook uit kwantitatief onderzoek onder bezitters van vakantiehuisjes aan een meer in Wisconsin bleek dat sense of place een goede voorspeller was voor de bereidheid actie te

ondernemen om de plek te beschermen (Stedman, 2002).

Veel onderzoekers hebben benadrukt dat ‘sense of place’ een holistisch fenomeen is (Relph, 1976; Tuan, 1974). Holistisch in de zin dat betekenissen vaak een samenhangend en min of meer consistent geheel vormen. Maar ook holistisch in de zin dat dit geheel van betekenissen geen mentale representatie is die los staat van het alledaagse leven van mensen, maar daar juist uit voortkomt (Jacobs & Buijs, 2011, Manzo, 2005). We moeten betekenissen aan historische landschappelijke objecten daarom niet los zien van het geheel aan betekenissen dat met toekent aan de plek, en niet los zien vanuit de alledaagse praktijken waarin mensen zich bewegen. De constructie van landschappelijk erfgoed is een onderdeel van de ruimere ruimtelijke context (Fontein, 2006; Smith, 2006 in Abu-Khalajah, 2010).

Studies naar sense of place zijn doorgaans niet specifiek gericht op landschappelijk erfgoed. Wel laten meerdere studies zien dat fysieke

overblijfselen uit het verleden vaak (maar niet altijd) onderdeel uitmaken van de ‘sense of place’ van mensen (Relph, 1976; Tuan, 1974; Van Gorp et al., 2003). Een voorbeeld hiervan zijn twee casestudies in Nederland waar de bewoners herhaaldelijk en spontaan historische artefacten noemen zoals oude

perceelsvormen, oude gebouwen of de historische weidsheid van een

polderlandschap op de vraag wat een plek voor hen betekent (Jacobs & Buijs, 2011). Een ander voorbeeld vormt een onderzoek naar betekenissen die

inwoners van New York aan verschillende plekken toekennen: een plek als een ‘bridge to the past’ komt hierin naar voren als een belangrijk thema (Manzo, 2005).

Uit de besproken literatuur volgen een aantal lessen voor dit onderzoek: • Erfgoed is relevant voor landschapsvoorkeuren en ‘sense of place’; • Betekenissen die mensen toekennen aan plekken zijn divers, en kunnen

verschillen naar tijd, plek, sociale groep en individu – empirisch onderzoek is daarom nodig om deze betekenissen in concrete situatie te leren

kennen;

• Waarschijnlijk zijn wel patronen in deze diversiteit te herkennen, in de vorm van abstracte categorieën van betekenissen – vergelijkingen van bevindingen uit verschillende case studies kunnen leiden tot de

identificatie van patronen;

• Betekenisgeving aan landschappelijke historische objecten en structuren kan niet los worden gezien van de brede betekenisgeving aan de plek waarin deze voorkomen;

• Tevens wordt deze betekenisgeving pas begrijpelijk door deze te

bestuderen tegen de achtergrond van praktijken waarin deze betekenissen tot stand komen.