• No results found

De sublieme sigaret, de opdracht

O, DIE RECLAME!

5. Samenvatting en conclusie

5.2 Praktijkkennis van docenten

Door de argumenten te verzamelen die de docenten maken bij het ordenen van

leerlingproducten (artikelen, betogen en brieven met bijbehorende opgaven) en leesteksten met opdrachten, kunnen we een beeld geven van de praktijkkennis die deze docenten daarbij gebruiken. We doen dat achtereenvolgens voor schrijven en lezen.

Meer dan 370 opmerkingen die bij het ordenen van de schrijfproducten zijn gemaakt, zijn hieronder in Tabel 1 ondergebracht in vier categorieën: inhoud, vorm, gebruik en aanpak.

Percentueel is daarbij aangegeven welk deel die opmerkingen uitmaken van het totaal aantal geordende opmerkingen (0 % is afgerond minder dan 0,5 %).

Opvallend is dat veel opmerkingen inhoudelijk van aard zijn (42%), waarbij het veelal gaat om de woordkeuze van de leerling, de gehanteerde argumentatie en de waargenomen diepgang van de tekst. Maar het meest komen toch opmerkingen over de vorm voor en dan met name over opbouw van teksten (15%) en zinnen (14%). Ook valt ons op dat docenten bij het beoordelen van de kwaliteit van teksten van leerlingen regelmatig de aanpak van de leerlingen in ogenschouw nemen (12%). De terminologie die docenten daarbij gebruikt hebben, valt af te lezen in onderstaande tabel.

Opmerkingen % %

Vorm 53

Tekststructuur 33

 mooie alinea-indeling/betere opbouw van de tekst/ gebrekkige opbouw 15

 conventies goed gehanteerd, vormgeving 7

 beter slot, afsluiting, ontbrekend slot 4

 betere inleiding, ontbrekende inleiding 4

 grotere tekstlengte 1

 elke alinea is een eenheid 1

 (meer of minder) goede titel 1

 fraaiere tussenkopjes 1

Zinsconstructie 14

 leerlingen maken vaak te lange zinnen, lengte is goed, mooie zinnen,

slechtlopende, gekunstelde zinnen 14

Spelling en interpunctie 3

 spelfouten 3

 (in)correcte interpunctie 2

 goed gekozen bijzondere interpunctie 1

Opmerkingen % %

 incorrecte werkwoordspelling 0

 hoofdletterfouten 0

Tekstlay-out 3

 lay-out is professioneler/laat te wensen over 2

 bronverwijzingen 0

Inhoud 42

Vocabulaire 15

 ruimere, mooie woordkeus, creatief, beleefdheidsvormen 11

 goed/verkeerd gebruik van signaal- en/of verwijswoorden 4

Argumentatie 12

 betere, armoediger, grondiger, eenvoudiger argumentatie 9

 doorleefdere, betrokken argumentatie/jonge mensen komen moeilijk met

goede argumenten/geen touw aan vast te knopen 3

Diepgang 10

 heeft minder, heeft meer inhoud, is slechter/meer of minder niveau, min of

meer diepgaand 10

 onderwerp is moeilijker/grotere afstand/zit er net naast 1

Communicatief, doelgerichtheid 5

 voldoet niet aan doel, bedoeling is onduidelijk, boodschap komt over 2

 bevat oproep tot actie, inhoudelijke motivatie 1

 verdieping in doelgroep/publiekgerichtheid 1

Gebruik 19

Stijl 11

 betere stijl, krachtig, wollig, warrig, academisch 5

 tekst bevat stijlbreuk, niet passende uitdrukkingen 2

 leuk om te lezen, humor, loopt goed 2

 omslachtig opgeschreven 1

 stelt vragen 0

 vat samen 0

Toon 8

 geen passende toon, netjes van toon, bewogen, te emotioneel, geen afstand,

(in)formeel 8

Aanpak 12

 opdracht is goed/niet goed uitgevoerd 6

 meer twijfel aan authenticiteit (knip- en plakwerk?) 2

 lastiger uit te voeren, verwarrender instructie 2

 hoeveelheid tekst die verwerkt moet zijn voor het schrijven, goed/te weinig

gebruik van bronnen 2

 leerling heeft (al dan niet) moeite gedaan/eigen inbreng 1

 neemt veel letterlijk over uit de opdracht 0

Tabel 1: opmerkingen van docenten bij de beoordeling van schriftelijke leerlingproducten met percentages (N = 363).

Het Referentiekader taal geeft voor het beoordelen van schriftelijke leerlingproducten zes kenmerken van de taakuitvoering:

 Samenhang

 Afstemming op doel

 Afstemming op publiek

 Woordgebruik en woordenschat

 Spelling, interpunctie en grammatica

 Leesbaarheid

We kunnen deze indeling van kenmerken leggen naast het gevonden beeld van de

praktijkkennis die docenten inzetten bij het beoordelen van schriftelijke leerlingproducten. Tabel 2 laat zien dat het eerstgenoemde tekstkenmerk Samenhang in de verzamelde opmerkingen sterk terug te vinden is (33 en 12%). Van de twee daarop volgende tekstkenmerken

(Afstemming op doel en publiek) kan dat bepaald niet gezegd worden. Opmerkingen over Woordgebruik en woordenschat en Spelling, interpunctie en grammatica worden elk ongeveer een op de zes keer genoemd. Aan de strategische component (Aanpak) besteedt het

Referentiekader in het geheel geen aandacht. De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen is echter zeer expliciet over het belang van taalleer- en taalgebruikstrategieën (2008, p. 10 en 11): het vormt in haar ogen een overkoepelend domein 0 en de strategieën zouden bij elk domein (mondelinge vaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid) herhaald moeten worden.

Opmerkingen % % Tekstkenmerken

Vorm 53

Tekststructuur 33 Samenhang

Zinsconstructie 14 Grammatica

Spelling en interpunctie 3 Spelling, interpunctie

Tekstlay-out 3 Leesbaarheid

Inhoud 42

Vocabulaire 15 Woordgebruik en woordenschat

Argumentatie 12 Samenhang

Diepgang 10 ?

Communicatief, doelgerichtheid 5 Afstemming op doel; op publiek

Gebruik 19

Stijl 11 Woordgebruik en woordenschat

Toon 8 Afstemming op publiek

Aanpak 12 -

Tabel 2: praktijkkennis van docenten gerelateerd aan de tekstkenmerken van het Referentiekader taal.

Bij het ordenen van de leesteksten en bijbehorende opdrachten is het aantal (124) en de variatie in de opmerkingen van de docenten aanzienlijk kleiner. Docenten zijn minder gewend leesteksten en -opdrachten dan schrijfproducten te beoordelen en hebben voor het eerste minder taal beschikbaar, zou je kunnen concluderen. Ook zou je kunnen concluderen dat het beoordelen van leerlingproducten andere reacties uitlokt dan het beoordelen van opdrachten.

Bij lezen zijn de opdrachten beoordeeld; niet de door leerlingen gemaakte uitwerkingen daarvan. Een derde conclusie kan zijn dat leesopdrachten minder reacties oproepen omdat ze minder diverse leerlingproducten opleveren: door hun sterke sturing bij leesopdrachten ligt

vrijwel vast wat de leerling moet opschrijven. Tabel 3 geeft een beeld van de gemaakte opmerkingen. De opmerkingen zijn weer geordend en van percentages voorzien.

Opmerkingen % %

Inhoud 37

 abstractieniveau van de tekst / onderwerp is dichterbij 14

 woordgebruik, eenvoudige taal, beeldende taal, kinderlijke

toon 8

 (hoog) filosofisch niveau van de tekst, gemakkelijker tekst,

lastiger tekst 4

 eenvoudiger van inhoud, concreet, bekende informatie 4

 lezer wordt wel/niet (met 'je') aangesproken 3

 gecondenseerde tekst, hoge informatiedichtheid 2

 minder frequente woorden 2

 veel voorbeelden, veel uitleg 1

Vorm 23

 korter/langer (lengte van de tekst), meer tekst (twee

teksten) 13

 duidelijke structuur aanwezig 5

 zinslengte (korter, eenvoudig) 3

 geen lastige constructies (zinsbouw) 1

 aanwezigheid kopjes structureren, lijken het lezen

gemakkelijker te maken dan het is 2

Vragen 35

 aanwezigheid functievragen, argumentatievragen, lastiger vragen, feiten/meningvragen, doel van de schrijver afleiden, lastiger vanwege de opdrachten die meer van je leesvaardigheid vragen, kritisch kunnen lezen,

betrouwbaarheid beoordelen, in eigen woorden

weergeven, secuur lezen vereist 15

 helderheid, eenvoud van de opdracht, letterlijke vragen, opzoekvragen, gestructureerde vragen 10

 hoofdgedachte, gericht op betekenis, vragen naar inhoud 2

 samenvatten 2

 examentraining 2

 aantal vragen (meer) 2

Steun voor de leerling 4

 het (mogen/moeten) samenwerken maakt de opdracht

gemakkelijker, vrijblijvender ook 3

 uitleg bij vragen 1

 veel structuur gegeven 1

Tabel 3: geëtaleerde praktijkkennis bij het ordenen van leesteksten en –opdrachten (N=124).

De meeste opmerkingen zijn inhoudelijk van aard over het niveau van de tekst, waarbij afstand tot het onderwerp of de mate van abstractie van de tekst (14%), de moeilijkheid van de tekst en van het woordgebruik (samen 12%) de hoofdmoot vormen. Daarnaast zijn er relatief veel opmerkingen gemaakt over de lengte van de te lezen tekst (13%). Ook gaan veel opmerkingen over de kwaliteit van de vragen of opdrachten bij de tekst (33 %).

Het Referentiekader taal geeft bij het lezen van zakelijke teksten onder Tekstkenmerken beschrijvingen van de structuur van de te lezen teksten, de informatiedichtheid en de lengte.

Ongeveer een vijfde van de opmerkingen van de docenten gaan daarover.

Bij de kenmerken van de taakuitvoering staat het volgende omschreven:

 Techniek en woordenschat

 Begrijpen

 Interpreteren

 Evalueren

 Samenvatten

 Opzoeken.

Deze kenmerken van de taakuitvoering zijn te relateren aan de opmerkingen over de vragen (35%). De mate van steun voor de leerling komt niet terug in het Referentiekader taal.