• No results found

Pragmatische redeneerlijn

Hoofdstuk 3 Shortlist kernindicatoren dummymonitor

3.3 Pragmatische redeneerlijn

Naast de inhoudelijke leerlijn kan gewerkt worden met pragmatische

uitgangspunten. Louter vanuit inhoudelijke, actuele en relevante trends in de informatiesamenleving kan een inhoudelijk beredeneerde set van robuuste indicatoren worden ontwikkeld die de manifestaties of impact van deze trends in beeld brengen.

Pragmatische uitgangspunten veronderstellen een alternatieve aanvliegroute die soms wel en soms niet samenvallen met de inhoudelijke aanvliegroute.

Getracht is om beide alternatieve routes zoveel mogelijk te verenigen door op basis van de inhoudelijke redeneerlijn long listen op te stellen en vervolgens op basis van de pragmatische uitgangspunten tot een beredeneerde selectie van kernindicatoren in de shortlist te komen. De gehanteerde pragmatische uitgangspunten staan in deze paragraaf centraal3.

3De voorgestelde shortlist is op basis van pragmatische uitgangspunten tot stand gekomen omdat een meer conceptueel-deductieve route om kernindicatoren te selecteren niet mogelijk is. Ten eerste vanwege het diffuse karakter van het begrip informatiesamenleving (een containerbegrip dat steeds andere gedaanten aanneemt), ten tweede vanwege de grote variëteit aan domeinen en ten derde vanwege het grensvervagende karakter van de informatiesamenleving dat grenzen tussen allerlei domeinen en technologieën doet vervagen. Helaas bestaat er (nog) geen omvattend theoretische concept op grond waarvan criteria kunnen worden afgeleid. Het ontwikkelen van een dergelijk theoretisch concept impliceert dat de meegegeven pragmatische uitgangspunten terzijde worden geschoven en dat louter theoretisch-inhoudelijke uitgangspunten worden gehanteerd, wat

Op basis van de inhoudelijke redeneerlijn zijn longlisten gemaakt met mogelijke kernindicatoren. De elf long listen zijn weergegeven in bijlage 1 tot en met 11.

Deze longlisten vormen de basis voor de shortlist. Bij de totstandkoming van de shortlist zijn de volgende pragmatische uitgangspunten, en daarmee

selectiecriteria, gehanteerd:

a) Focus op de Nederlandse context

Hoewel de informatiesamenleving een internationaal fenomeen is, een

‘ontgrensd’ karakter heeft en datastromen, sociale media e.d zich niet beperken tot landsgrenzen, ligt de beoogde focus van de monitor op ontwikkelingen in Nederland. Wanneer gesproken wordt over ontwikkelingen bij de overheid, dan ligt de focus op de Rijksoverheid. De opdrachtgever heeft aangegeven dat de kernindicatoren in de dummymonitor de volgende domeinen moeten bestrijken:

digitale infrastructuur, digitale overheid, zorg, infrastructuur, veiligheid, ondernemen, sociaal domein, wonen, onderwijs, defensie en cultuur. De beoogde focus is dus behoorlijk breed. In de informatiesamenleving zijn digitalisering en dataficatie belangrijke processen. Daarmee staan digitale data centraal, die zich bovendien letterlijk en figuurlijk niet laten begrenzen. In de informatiesamenleving is namelijk op verschillende manieren sprake van grensvervaging (publiek versus privaat, offline versus online, nationaal versus internationaal, etc.). Ontwikkelingen in de informatiesamenleving zullen dus veelal een domeinoverstijgend karakter (kunnen) hebben en daarom veelal niet in één specifiek ‘hokje’ (domein) te plaatsen zijn. Tevens is om een zekere balans in het aantal indicatoren per domein gevraagd.

b) Een beperkte set kernindicatoren

Ondanks deze brede scope is gevraagd om de beoogde monitor te vullen met een zo beknopt mogelijke set aan kernindicatoren, die de relevante trends in de informatiesamenleving in kaart brengen. Daarbij geldt als globale richtlijn circa vijftig kernindicatoren in de shortlist. De beoogde dummymonitor kan dus geen volledig beeld van alle ontwikkelingen in de informatiesamenleving schetsen. In dit geval zou de monitor immers een onleesbaar ‘telefoonboek’ worden. En dergelijke omvangrijke monitors werken doorgaans niet door in de

beleidspraktijk (zie casus monitor GSB in: De Kool, 2007). De keuze voor een beknopte en stabiele kernmonitor betekent echter niet dat daaromheen geen

‘flexibele’ schil gebouwd zou kunnen worden, waarin (thematische) verdiepingsslagen kunnen worden aangebracht.

c) Kwantitatieve en objectieve indicatoren

Een ander uitgangspunt is dat de indicatoren bij voorkeur zo kwantitatief (kwalitatief waar wenselijk) en objectief mogelijk zijn. Dit betekent harde en eenduidige indicatoren. Daarmee zijn alle kernindicatoren in de shortlist

kwantificeerbaar en objectief meetbaar in de zin dat de te meten ontwikkelingen geteld kunnen worden en dat ze in principe niet gaan over percepties,

meningen en (subjectieve) ervaringen van respondenten. Hiermee is niet gezegd dat meningen niet kwantificeerbaar zouden zijn. Tevredenheidscijfers van burgers en bedrijven over digitale dienstverlening kunnen bijvoorbeeld gekwantificeerd worden met behulp van rapportcijfers, maar dergelijke cijfers zeggen op zichzelf niet zo veel zonder een nadere kwalitatieve duiding. Deze duiding zou nader kwalitatief onderzoek vereisen, wat niet strookt met het volgende uitgangspunt.

d) Bestaande indicatoren uit gezaghebbende bronnen.

Een ander uitgangspunt is om daar waar mogelijk bestaande indicatoren te selecteren en op de te nemen in de beoogde dummymonitor. De gedachte hierachter is om de onderzoekslast voor overheden, bedrijven en burgers zo beperkt mogelijk te houden. Een mogelijke consequentie van dit uitgangspunt is dat niet in alle gevallen gekozen wordt voor ‘ideale’ optimale, maar

onderzoekslast verhogende, indicatoren, maar voor ‘bevredigende’ suboptimale indicatoren. Daar waar waar mogelijk zijn indicatoren van gezaghebbende instituten zoals het CBS opgenomen, al dan niet in aangepaste vorm. Het benutten van data van gezaghebbende instituten versterkt de betrouwbaarheid en het gezag van de beoogde monitor. Zeker bij een nieuwe monitor is het van groot belang dat de betrouwbaarheid van de daarin opgenomen kernindicatoren niet ter discussie staat.

e) Zo min mogelijk techniek- of platformafhankelijke indicatoren Ten slotte bevat de monitor zo min mogelijk specifieke techniek- of platformafhankelijke indicatoren, omdat technieken en platforms in de

dynamische informatiesamenleving snel achterhaald kunnen raken. Daarmee kunnen deze indicatoren hun zeggingskracht verliezen. Voorbeelden zijn platforms als Second Life en Hyves. Bij specifieke opkomende toepassingen kan het wel zinvol zijn om deze (kortstondig) te monitoren om erachter te komen of toepassingen gemeengoed worden. Een voorbeeld is de opkomst van drones die inmiddels door publieke organisaties, private organisaties en burgers worden gebruikt voor verschillende doeleinden zoals handhaving van de

openbare orde, commercie en recreatie. De opmars van drones roept ook verschillende ethische vragen op, onder meer op het gebied van privacy.

f) Door de overheid te beïnvloeden ontwikkelingen.

Een laatste criterium is dat de beoogde monitor ontwikkelingen in kaart brengt die in enige mate beïnvloedbaar zijn door de overheid, er vanuit gaande dat de monitor zowel is gericht op signalering als op sturing. De inzet van webcare door overheden is daarmee een relevantere indicator voor de monitor dan de inzet van webcare door bedrijven. Wel kan de laatstgenoemde indicator

fungeren als vergelijkingsmateriaal met als voorbehoud dat het potentieel aantal bedrijven dat webcare kan inzetten vele malen groter is dan het aantal

overheidsorganisaties.