• No results found

Om nog even op Pompom-anadyomène terug te komen (hebt U bij het lezen van mijn betoogje niet gedacht aan Ravel's Boléro, die ik zo juist aan de radio beluisterde?)

Om nu kort te zijn: aan dat ‘anadyomène’ is vermoedelijk de Griekse Sappho, die

alles, maar dan ook alles van de vrouwenbenen wist, debet. Ik heb eens tegen een

huidspecialist gezegd: hoe kleiner broekjes, hoe groter eczemen, wat overdrachtelijk

weer betekenen kan dat èn door kousen èn moderne kultuur de benen hun expansie

in mannenogen-bevredigende vorm hebben gekregen. Wij moeten nu wel oppassen,

dat wij niet in het overdrijfelijke vervallen, maar dat is nog een kwestie van eeuwen

en wie weet, welke oorzaken dan het ‘sempre avanti’ van onze moderne

zorgendeelsters-onderdanen deze laatste niet een halt toeroepen, tot heil van een

subliem ‘in res medio’ wat de pompoms betreft.

Hebt U gedurende mijn schriftelijk betoog de zee niet horen ruisen, althans het

schuim er van? Ik hoop het vurig, want dan zijn wij plotseling ineens waar wij wezen

moeten. De Grieken spreken of spraken niet van Venus, maar van Aphrodite en daar

zijn wij in de kern van het vraagstuk. Vénus anadyomène moet zijn Aphrodite

anadyomène oftewel: de Aphrodite uit het schuim der zee geboren, of iets korter: de

uit het schuim der zee geborene. Het is eigenlijk simple comme bonjour, als alles bij

die grote en grootse Grieken!!

Om nog even op Pompom-anadyomène terug te komen (hebt U bij het lezen van

mijn betoogje niet gedacht aan Ravel's Boléro, die ik zo juist aan de radio beluisterde?)

De Pompom uit de Engelse verfdoos droeg bij haar openbaring aan mij een rood

(mooiste

CIBA

-rood) kleedje met witte noppen, die iets heelal-aandoenlijks aan haar

pompom-meuse beaux gestes gaven. Na haar afsterven zou men misschien gaan

denken, nu zal het bij de dichter wel per aspera ad astra zijn; dit is niet het geval. Ik

hoop Pompom-anadyomène niet in de Hemel te ontmoeten. Aan haar verblijf op

aarde heb ik genoeg gehad. Amen.

Met de uitgelezenste anti-Pompomale dichtergroeten... (1.7.1960).

(

A

. de

R

.)... Welke precies omlijnde betekenissen de kleuren bij mij

hebben weet ik niet juist. Het zal wel het een en het ander kunnen zijn, maar toch

gaan de kleuren vooral uit van de grondstoffen hunner samenstelling, omdat ik jaren

lang geschilderd heb. Op Uw vraag kunt U gerust besluiten, dat de kleuren in mijn

poëzie in de eerste (hoewel niet enige) plaats een picturale functie hebben, al doet

de muziek als kleurbestanddeel ook nog vage aanspraken gelden. Ik wil niet zeggen,

dat de la paars zou zijn, en/of de do rood, maar geheel zonder hun invloed is het niet

bij mij. Ik heb U meen ik reeds geschreven, dat ik liefst componistenlevens lees,

vervolgens die van schilders en dan eerst die van literatoren.

Dat ik wit niet bijzonder sympathiek ben heeft niets met communicantjes,

kersebomen en/of witte bruiden te maken. Mijn mindere sympathie is een

schilderkwestie. Mijn leermeester de Limburgse schilder Robert Graafland

(1876-1940) leerde mij, dat wit geen kleur was en mijn gebruik van zuiver wit voor

sterk-verlichte wolken de oorzaak was van mijn kalkkleurige wolken op mijn

buitenstudies. Hij toonde mij aan, dat het wit wat ik zag beter was weer te geven met

het helderste citroencadmium of een zeer minieme toevoeging van rode oker aan het

kalkwit van mij. Dit heb ik ook gaan inzien en me in de toekomst gehoed voor wit,

dat volgens hem geen kleur was. Evenmin was dit het geval met zwart. Wit en zwart

waren geen kleuren en de diepte, die men kreeg door bijmengen van zwart gaf een

dode tint. Zijn bezwaar heb ik weten op te vangen door in plaats van zwart een

menging van gebrande Sienna met Pruisisch-blauw of donker ultramarijn te gebruiken.

(15.6.1956)

(

A

. de

R

.)... Dit (Avondbloemen) is ontstaan op een avond, toen ik door de

mei/juni-weiden heb gedoold, en het donker was geworden, eer ik het wist. Alleen

het wit van de duizenden wilde (witte) margerieten, hier noemen wij ze

pinksterbloemen, lichtte nog uit boven het gras. Ik wandelde meestal alleen en ‘vol

gedachten’, zoals dat heet, en dan kan het minste gerucht, zelfs van een windje, dat

eventjes waait mij danig opschrikken. Er moet toen iets zijn geweest, waarvoor ik

inderdaad lichtelijk schrikte. Ik zag de witte bloemen plots in zulk een aantallen en

ook als mij vijandig voor mij met het gevolg dat ik in die avond bang voor witte

bloemen werd. De belichting speelde daarbij ook een rol en gaf aan het geheel de

fantastische contouren, welk ik soms wel liever mis.

Een bepaalde verklaring waarom ik van wit minder houd, heb ik dus niet. Ik zie

liever rood, dit in ieder geval, hierbij denk ik niet aan kleuren in de politiek.

(15.6.1956)

(

K

.

R

.)... Wel, eigenaardig dat de Russen, volgens de Tijd van 20 december 1951

hetzelfde woord hebben voor rood en mooi. Dat wijst op een hoge orde in

woordopvatting, die geen zijbeuken nodig heeft om naar het centrale punt te wijzen.

(22.2.1952)

(

H

.

P

.)... Als voorhoede laat ik U hierbij toekomen de titel van een wel niet Frans

werkje over parfumerie, maar een uitvoeriger, dat zeer grondig is en toch ook levendig,

want het is een studieboek meteen en zo charmant mogelijk voor het schone geslacht.

Het is van Paul Jellinek: Die psychologischen Grundlagen der Parfümerie, met als

ondertitel ‘Untersuchungen über die Wirkungen von Gerüchen auf das Gefühlsleben’,

Dr. Alfred Hüthig Verlag, Heidelberg 1951. Als U bij de lezing niet voorzichtig is,

loopt U kans zelf een parfum te worden en te vervliegen, ergens in de nabijheid van

een mooi regenboogkleurig wolkje. Maar tegen dit noodlottig voorval kunt U zich

verzekeren bij Lloyd's en misschien ook elders. (12.12.1958)

(

A

. de

R

.)... U, die maar de helft van mijn leeftijd heeft, hebt de ervaring van het

toenemend ruiken (stinken) met het vorderen van de leeftijd nog niet kunnen ervaren.

Men zegt van een zeer ernstig zieke wel eens: hij ruikt naar de schop. Dat kan ook

van vrij vitale ouderen evenzeer worden gezegd.

Bij het verlaten van het moederlichaam komt men daar geparfumeerd uit. Dat

duurt echter niet lang. Het hoogtepunt van zijn reukorgaan bereikt men in het bekende:

dat ruikt naar een... van duizend weken. En daarna gaat het berg-af. Zo bereikt men

de 50, de 60, de 70 en dan is er geen uitstel meer, dan gaat men, als zij die stinken

min of méér, maar toenemend toch, stinken voor het afscheid en de lopende

decompositie van zijn corpus. (28.1.1960)

(

A

. de

R

.)... Ik ben dus geen ‘problemenman’, zoals U dat noemt en zet me inderdaad

‘schrap’ wanneer iemand er iets dergelijks in zou gaan zien. Spelerijen wil ik wel in

mijn poëzie. Bv. de klinkers a. e. i. o. u. en alles wat klinkt in de taal, kan ik tussen

mijn vingers laten glijden in de zon, of het juwelen zijn en die waarden bleven zij

behouden. Legt U de klemtoon gerust op de ‘intuïtie’. (30.5.1956)

(

A

. de

R

.)... Meer dan veertig jaar geleden raadden mij de Jezuïten, die zich erg voor

mijn gedichten interesseerden aan, niet te wachten

op de inspiratie, maar 's morgens beginnen te schrijven, denkende ‘l'appétit vient en

mangeant’. In het boek van Paul Collaer: ‘La Musique Moderne, 1905-1955’,

Elsevier-Bruxelles 1955, staat op blz. 163 hetzelfde, als uitspraak van Stravinsky,

die er nog bijvoegde, als je eerst gaat schrijven, wanneer je werkelijk geïnspireerd

bent, zul je het niet tot een voldoening gevende en van betekenis zijnde productie

brengen (iets zo ongeveers). In dat boek van Collaer staat op pag. 113 nog een

kostelijke uitspraak van Paul Dukas: ‘Paul Dukas exprime l'attitude du musicien

français en ces termes: Il faut savoir beaucoup et faire la musique avec ce qu'on ne

sait pas’. Verandert U de ‘musicien français’ in ‘poète’ en wij zijn er werkelijk.

(30.5.1956)

(

K

.

R

.)... Ik heb nu meer dan ooit spijt gehad, dat ik niet componist ben geworden.

Had ik niet iemand ontmoet, die een broer had op een kerkconservatorium en mij

van de toonkunst een Himalaya-beeld ophing, ik had het misschien kunnen brengen

tot een verinnigde Erik Satie en dat is in de muziek nog geen kleinigheid. (23.11.1949)

(

K

.

R

.)... Edoch, zoudt U Edele de goedheid willen hebben bij een toekomstige

gelegenheid het adres zo simpel mogelijk te willen formuleren? De hele avond heeft

de most honorable

P

.

K

. staan te sidderen/sudderen (in Sittard), als hij muziek in de

verte hoorde, van angst, dat de postharmonie of welke harmonie of fanfare dan ook

de feestvierende dichter, na kennis genomen te hebben van de bedoelde enveloppe,

een serenade zou komen brengen... en hij heeft nooit iets in de fles of in het

sigarenkistje. Want je kunt als je iemand een serenade komt brengen, hem toch geen

grammofoonplaat laten horen, zelfs al was het om de serenaderenden maar te laten

horen, hoe het moet. Die mensen zouden terecht zeggen: M'n heer, er zit meer muziek

in ons, dan in U met Uw knekelenkistje incluis. En aangezien ik zelf dichtede: dat

de nobelste mensen zij zijn, die in koperen buizen blazen, heb ik mijn troef afgegeven,

eer het spel begon. (5.12.1952).

(

K

.

R

.)... Toch troost de muziek enorm, dat ondervind ik al weer op het moment, dat

ik dit schrijf. Muziek staat het verst van de onderlinge vreterij, waarmee ons onze

geboorte heeft beschoren. Een schilder, een beeldhouwer zit nog vast aan de

vreetvormen der schepselen, maar de muziek is nobel. (2.8.1954)

(

E

.

T

.)... Bijgaande lijst van Record Master Folklore bevat weinig, wat voor mij

aanschaffings-aanlokkelijkheid bezit. Het enige wat een kleine kans maakte is no.

20, Chinese classic. Maar toch zou ik deze plaat liever eerst eens aan de radio horen,

zoals ik dat meestal doe, eer ik tot aankoop zou overgaan. Deze of gelijke platen heb

ik al meerdere malen beluisterd en dan troffen zij mij door hun inhoud, maar om nu

te zeggen, zonder deze plaat kan ik niet meer leven, zover heeft nog geen exemplaar

het gebracht. Meestal zijn de uitvoeringen te spichtig, of zoals de Fransen zeggen,

te ‘grêle’ van geluiden en dat ligt mijn Westeuropees gehoor niet. (4.11.1957)

(

K

.

R

.)... De plaat met de Folies françaises van Couperin heb ik mij gekocht. Op de

hoes staat het volgende: The theme proper, upon which the entire composition is

based, is titled ‘La Virginité sous le Domino couleur d'invisible’. Wat ik vertaal: het