• No results found

Ploeger: de introductie van drijvende registergoederen

Hoofdstuk 6: Een voorstel voor het juridisch vormgeven van de drijvende stad

6.2 Ploeger: de introductie van drijvende registergoederen

§ 6.2.1 – Omschrijving van het voorstel

In 2010 schetst Ploeger voor het eerst zijn idee voor het invoeren van een nieuwe categorie registergoederen: ‘drijvende registergoederen’. Hij noemt dit als mogelijke oplossing voor de gevolgen van de roerende status van drijvende platformen.103 In 2011 verwijst hij opnieuw

naar dit voorstel en in het preadvies voor Boek 5 BW herhalen Mes, Ploeger en Janssen de suggestie en doen zij een voorzet voor een wettelijke regeling in dit verband.104 De wettelijke

103 Ploeger 2010, p. 4.

30 regeling bevat een zestal wetsartikelen die een nieuw in te voeren titel 10 in boek 5 BW moeten vormen. Het doel van de wettelijke regeling is om drijvende opstallen dezelfde status te geven als gebouwen op de vaste wal.105

Ingevolge de wettelijke regeling wordt een drijvend registergoed gelijkgesteld aan een onroerende zaak in de zin van artikel 3:3 BW. “Zo is het drijvende registergoed vatbaar voor het recht van hypotheek, opstal, erfpacht, vruchtgebruik en erfdienstbaarheid. Ook kan een drijvend registergoed betrokken worden in mandeligheid”, aldus de toelichting bij het voorgestelde artikel 5:148 BW.106 Tevens is expliciet in dit artikel opgenomen dat titel 5.3 (eigendom van onroerende zaken) en titel 5.4 (het burenrecht) van overeenkomstige toepassing zijn voor zover de aard van het drijvende registergoed zich hier niet tegen verzet.107

Voor het antwoord op de vraag wat zo’n drijvend registergoed precies behelst, kan worden verwezen naar het voorgestelde artikel 5:149 BW. Dit artikel luidt: “Een drijvend

registergoed bestaat uit een ligplaats en de zich daarbinnen die ruimte bevindende drijvende opstal.” Een ‘ligplaats’ omvat volgens het hierop volgende artikel in de wettelijke regeling: “de ruimte boven het water dat zich boven de grond bevindt en in open gemeenschap staat met het water op eens anders erf.”108 Binnen die ruimte is de eigenaar van de ligplaats vrij één drijvende opstal te houden en te gebruiken.109 Hierbij wordt volgens de preadviseurs primair gedacht aan drijvende platformen met daarop gebouwen en werken.110 De ligplaats met drijvende opstal wordt bestemd tot drijvend registergoed door een daartoe bestemde notariële akte, gevolgd door inschrijving in de openbare registers.111 In de kadastrale regelgeving zal nader geregeld moeten worden hoe de locatie en begrenzingen van de ligplaats beschreven moeten worden.

Wanneer het noodzakelijk is om verschillende rechthebbenden een deel toe te kennen, kan dit volgens de preadviseurs worden bewerkstelligd door het drijvende registergoed te splitsen in appartementsrechten. Om die reden is in de voorgestelde wettelijke regeling een aanpassing

105 Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 190. 106 Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 191. 107 Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 191.

108 Concept-artikel 5:150 BW; Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 192. 109 Concept-artikel 5:150 BW.

110 Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 192.

31 van artikel 5:106 lid 1 BW opgenomen. Dit artikel dient te worden aangevuld, zodat expliciet is opgenomen dat een “recht op een drijvend registergoed met toebehoren” ook kan worden gesplitst in appartementsrechten.112

Als laatste wordt in het concept-wetsartikel 5:153 BW opgenomen dat een verplaatsing van de drijvende opstal buiten de ligplaats geen verandering in de aard van de opstal brengt. Hiermee stelt de bepaling buiten twijfel dat verplaatsing van de drijvende opstal, bijvoorbeeld voor onderhoud, er niet toe leidt dat de opstal roerend wordt.113

§ 6.2.2 – Evaluatie van het voorstel

Zoals de preadviseurs zelf aangeven, biedt het gelijkstellen van het drijvende registergoed aan een onroerende zaak de mogelijkheid om alle beperkte zakelijke rechten te vestigen op de ligplaats met het drijvende platform. Ook het toepassen van het leerstuk van het burenrecht en de mandeligheid wordt door het ontwerp mogelijk gemaakt. Daarnaast kan het platform worden verkregen in volle eigendom, los van het eigendomsrecht van de waterbodem. Het drijvende registergoed, bestaande uit een ligplaats en het drijvende platform, kan namelijk in volle eigendom worden verkregen boven een aan een ander toebehorend grondperceel. Er wordt door de wettelijke regeling dus een vorm van ‘volume-eigendom’ geïntroduceerd.114 En hoewel niet opgenomen in het voorstel, zou het ook mogelijk zijn om de overheid eigenaar te maken van het zelfstandig drijvende registergoed.

Wat echter een groot nadeel vormt aan dit voorstel is het feit dat een individualisatie van stukken op het platform door middel van verkaveling niet mogelijk is. Dit geven de

preadviseurs zelf expliciet aan in de toelichting bij het voorstel: “Derhalve is verkaveling van een drijvend registergoed, vergelijkbaar met verkaveling van de grond, niet mogelijk.”115 Het preadvies maakt het enkel mogelijk om tot een eigendomsverdeling te komen door middel van een appartementensplitsing. Daarvan is echter in hoofdstuk 4 geconcludeerd dat dit voor de vormgeving van de drijvende stad zeker niet de voorkeur verdient. Dit wegens de vele splitsingen (en onder-splitsingen) die nodig zullen zijn en het daarbij ontstaan van meerdere

112 Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 194.

113 Om de juridische eenheid tussen ligplaats en drijvende opstal te verbreken, zal een daartoe bestemde notariële

akte moeten worden ingeschreven; Mes, Ploeger & Janssen 2016, p. 194.

114 Zie voor uitleg over ‘volume-eigendom’ noot 55. Van Velten 2018, p. 90.

115 Het drijvende registergoed wordt in het preadvies namelijk niet gelijkgesteld aan ‘grond’; Mes, Ploeger &

32 Verenigingen van Eigenaren.116 Met daarnaast het feit dat voor elke constructieve verandering van het drijvende platform de akte van splitsing dient te worden gewijzigd, waarvoor men in beginsel de toestemming van elke appartementseigenaar nodig zal hebben of de vervangende machtiging van de kantonrechter. Geconcludeerd kan daarom worden dat het voorstel van Ploeger het niet mogelijk maakt de drijvende stad - op basis van de vereisten van hoofdstuk 4 – volledig juridisch vorm te geven.